Op 22 december 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van de schuldenares, die sinds 16 november 2017 onder deze regeling viel. De bewindvoerder had de rechter-commissaris verzocht om de regeling tussentijds te beëindigen, wat op 27 augustus 2021 werd goedgekeurd. Tijdens de zittingen op 6 oktober en 8 december 2021 werd de situatie van de schuldenares besproken, waarbij bleek dat er een aanzienlijke boedelachterstand van € 7.175,57 was en nieuwe schulden van € 4.842,54. De rechtbank constateerde dat de schuldenares niet in staat was om aan haar verplichtingen te voldoen, mede door een onzekere werkstatus en een 0-uren contract bij het Leger des Heils.
De rechtbank had eerder, op 24 september 2019, al geoordeeld dat de schuldenares niet naar behoren aan de verplichtingen van de schuldsaneringsregeling voldeed, wat leidde tot een verlenging van de regeling met twee jaar. De huidige bewindvoerder gaf aan dat het niet haalbaar was om de achterstand en nieuwe schulden voor het einde van de regeling in te lopen. De rechtbank concludeerde dat er geen perspectief was op een schone lei aan het einde van de regeling, gezien de toegenomen schulden en de onmogelijkheid om de betalingsverplichtingen na te komen.
Daarom heeft de rechtbank besloten om de schuldsaneringsregeling tussentijds te beëindigen op grond van artikel 350 lid 3 onder c en d van de Faillissementswet. De rechtbank stelde vast dat er geen baten beschikbaar waren om vorderingen te voldoen, waardoor er geen sprake was van een faillissement van rechtswege. De uitspraak werd gedaan door mr. M. Aukema, met mr. N.A. Masrom als griffier, en de beslissing werd openbaar gemaakt.