In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 23 december 2021 uitspraak gedaan in een verzoek tot toewijzing van een dwangakkoord, ingediend door verzoeker, die kampt met schulden. Verzoeker heeft op 2 november 2021 een verzoek ingediend om toepassing van de schuldsaneringsregeling, waarbij hij een schuldregeling heeft aangeboden aan zijn schuldeisers. De schuldeisers hebben in totaal een bedrag van € 21.555,97 van verzoeker te vorderen. Verzoeker heeft een regeling aangeboden waarbij hij 9,93% aan de preferente schuldeisers en 4,97% aan de concurrente schuldeisers zou betalen. De meerderheid van de schuldeisers stemde in met de regeling, maar één schuldeiser weigerde mee te werken aan de aangeboden schuldregeling.
Tijdens de zitting op 15 december 2021 is de weigerende schuldeiser niet verschenen, ondanks een behoorlijke oproeping. De rechtbank heeft vervolgens de belangen van de schuldeisers en verzoeker afgewogen. De rechtbank oordeelde dat de weigerende schuldeiser, hoewel zij in beginsel recht heeft op 100% van haar vordering, in redelijkheid niet kon weigeren in te stemmen met de schuldregeling, gezien het feit dat de meerderheid van de schuldeisers akkoord ging en de aangeboden regeling goed gedocumenteerd was. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker, die licht verstandelijk beperkt is en in een zorginstelling woont, niet in staat is om meer te betalen dan het aangeboden percentage.
De rechtbank heeft uiteindelijk het verzoek om de weigerende schuldeiser te bevelen in te stemmen met de schuldregeling toegewezen. De rechtbank heeft de weigerende schuldeiser veroordeeld in de kosten van de procedure, die op nihil zijn begroot, en heeft bepaald dat het vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming. Het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling is afgewezen, en het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.