In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 23 december 2021 uitspraak gedaan in een verzoek tot toewijzing van een dwangakkoord, ingediend door verzoekster, die kampt met aanzienlijke schulden. Verzoekster heeft dertien schuldeisers, waarvan één preferente en twaalf concurrente, met een totale vordering van € 57.353,25. Op 12 november 2021 heeft verzoekster een verzoek ingediend om één schuldeiser, [schuldeiser], te bevelen in te stemmen met een aangeboden schuldregeling. Deze regeling houdt in dat de preferente schuldeisers 4,06% en de concurrente schuldeisers 2,03% van hun vordering ontvangen tegen finale kwijting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm en dat verzoekster, die onder andere psychische problemen heeft en geen afgeronde opleidingen, zich heeft ingespannen om haar schulden te regelen. Tijdens de zitting op 15 december 2021 is de weigerende schuldeiser niet verschenen, ondanks een behoorlijke oproeping. De rechtbank heeft de belangen van verzoekster en de overige schuldeisers afgewogen tegen de belangen van de weigerende schuldeiser. De rechtbank concludeert dat de aangeboden regeling het uiterste is wat verzoekster kan bieden en dat de belangen van verzoekster en de instemmende schuldeisers zwaarder wegen dan die van de weigerende schuldeiser. Daarom heeft de rechtbank het verzoek om de weigerende schuldeiser te bevelen in te stemmen met de schuldregeling toegewezen en de kosten van de procedure op nihil vastgesteld. Tevens is het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling afgewezen, omdat de gedwongen schuldregeling in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers.