ECLI:NL:RBROT:2021:12883

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 december 2021
Publicatiedatum
27 december 2021
Zaaknummer
C/10/628229 / FT EA 21/1380 en C/10/628230 / FT EA 21/1381
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een dwangakkoord in het kader van een schuldregeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 23 december 2021 uitspraak gedaan in een verzoek tot toewijzing van een dwangakkoord. Verzoeker, die in financiële problemen verkeert, heeft een verzoek ingediend om een schuldregeling aan te bieden aan zijn schuldeisers, waaronder het LBIO. Verzoeker heeft negen schuldeisers, waarvan één preferente en acht concurrente, met een totale vordering van € 27.820,48. Hij heeft een regeling aangeboden waarbij hij 11,66% aan de preferente en 5,83% aan de concurrente schuldeisers zou betalen. Het LBIO, dat een vordering van € 8.771,95 heeft, heeft echter geweigerd in te stemmen met deze regeling.

Tijdens de zitting op 15 december 2021 is de weigerende schuldeiser, het LBIO, niet verschenen. De rechtbank heeft vastgesteld dat acht van de negen schuldeisers akkoord zijn gegaan met de aangeboden regeling. De rechtbank heeft de belangen van verzoeker en de overige schuldeisers afgewogen tegen de belangen van het LBIO. Gezien de omstandigheden van verzoeker, waaronder medische belemmeringen en het feit dat hij onder behandeling is voor verslavingsproblematiek, heeft de rechtbank geoordeeld dat de aangeboden regeling het uiterste is wat verzoeker kan bieden.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat de belangen van verzoeker en de schuldeisers die instemden met de regeling zwaarder wegen dan die van het LBIO. Daarom heeft de rechtbank het verzoek om het LBIO te bevelen in te stemmen met de schuldregeling toegewezen. Het LBIO is veroordeeld in de kosten van de procedure, die zijn begroot op nihil, aangezien verzoeker niet door een advocaat is bijgestaan. De rechtbank heeft tevens bepaald dat dit vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers en heeft het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling afgewezen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
rekestnummer: [nummer]
uitspraakdatum: 23 december 2021
in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [adres]
[woonplaats],
verzoeker.

1..De procedure

Verzoeker heeft op 5 november 2021, tezamen met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek ingevolge artikel 287a, eerste lid, Faillissementswet ingediend om één schuldeiser, te weten:
- [schuldeiser], in behandeling bij LBIO Ouderbijdragen (hierna: [schuldeiser]);
die weigert mee te werken aan een door verzoeker aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling.
Het LBIO heeft voorafgaand aan de zitting, bij brief van 26 november 2021, aanvullende informatie over de vordering toegezonden.
Ter zitting van 15 december 2021 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoeker;
  • mevrouw C. Kievit en mevrouw S. Et-Minan, werkzaam bij de Gemeente Nissewaard (hierna: schuldhulpverlening);
  • mevrouw A. van Hoogstraten, beschermingsbewindvoerder,
De weigerende schuldeiser is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. De rechtbank heeft de oproep per aangetekende en normale post verzonden naar het LBIO, waar de vordering van [schuldeiser] in behandeling is. Het LBIO heeft bevestigd dat zij de oproepbrief heeft doorgestuurd naar [schuldeiser].
De uitspraak is bepaald op heden.

2..Het verzoek

Verzoeker heeft volgens het ingediende verzoekschrift negen schuldeisers, waarvan één preferente en acht concurrente schuldeisers. Deze schuldeisers hebben in totaal een bedrag van € 27.820,48 van verzoeker te vorderen. Verzoeker heeft bij brief van 1 april 2021 een schuldregeling aangeboden aan zijn schuldeisers, inhoudende een betaling van 11,66% aan de preferente schuldeisers en 5,83% aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting.
Het aangeboden akkoord heeft de volgende inhoud en achtergrond. De aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm. De afloscapaciteit van verzoeker is gebaseerd op ongewijzigde voortzetting van zijn Participatiewet-uitkering. Verzoeker is door de uitkeringsinstantie vrijgesteld van de sollicitatieverplichting tot en met 28 mei 2022. De reden hiervoor is dat er (meervoudige) medische belemmeringen zijn. Verzoeker is tevens onder behandeling bij Antes voor zijn verslavingsproblematiek. Volgens de aangeboden schuldregeling wordt het aangeboden percentage – door middel van een door schuldhulpverlening ter beschikking gesteld saneringskrediet – in één keer aan de schuldeisers uitgekeerd. Verzoeker heeft zich op het standpunt gesteld dat hij al het mogelijke heeft gedaan om het aangeboden percentage aan zijn schuldeisers aan te bieden. Verzoeker heeft sinds de aanmelding bij schuldhulpverlening geen nieuwe schulden of achterstanden meer laten ontstaan en zijn vaste lasten worden inmiddels door zijn beschermingsbewindvoerder voldaan.
In het verzoekschrift staat het LBIO als weigerende schuldeiser opgenomen met een vordering van € 8.771,95. Uit de brief van het LBIO van 26 november 2021 en de eerdere communicatie met schuldhulpverlening blijkt dat deze vordering in tweeën gesplitst moet worden. Het LBIO heeft een vordering van € 499,29 op verzoeker en [schuldeiser] heeft een vordering van € 8.272,66 op verzoeker. Het LBIO is akkoord met de aangeboden regeling voor haar vordering. De rechtbank merkt voorts als weigerende schuldeiser aan [schuldeiser] met een vordering van € 8.272,66.
Acht schuldeisers stemmen met de aangeboden schuldregeling in. [schuldeiser] stemt hier niet mee in. Zij heeft een vordering van € 8.272,66 op verzoeker, welke 29,74% van de totale schuldenlast beloopt.

3..Het verweer

Vanuit schuldhulpverlening is de brief met de aangeboden schuldregeling aan het LBIO toegezonden. Het LBIO heeft de brief en de heroverweging naar [schuldeiser] doorgestuurd. Ook de oproepbrieven van de rechtbank heeft het LBIO doorgestuurd. Hoewel behoorlijk opgeroepen en aangeschreven heeft [schuldeiser] geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid haar standpunten schriftelijk of ter zitting toe te lichten.

4..De beoordeling

Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat 100% van zijn vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan de volledige vordering, staat het belang van [schuldeiser] bij haar weigering vast.
De rechtbank ziet zich gesteld voor het beantwoorden van de vraag of [schuldeiser] in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij heeft bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoeker of de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad.
De rechtbank stelt allereerst vast dat de vordering van [schuldeiser] een aandeel vormt in de totale schuldenlast van 29,74%.
Een ruime meerderheid van de schuldeisers, namelijk acht van de negen schuldeisers, is met de aangeboden regeling akkoord gegaan.
De rechtbank stelt ook vast dat het voorstel is getoetst door een deskundige en onafhankelijke partij, te weten de Gemeente Nissewaard. Voorts is het voorstel naar het oordeel van de rechtbank goed en controleerbaar gedocumenteerd.
De rechtbank is van oordeel dat het voorstel het uiterste is waartoe verzoeker in staat moet worden geacht. Uit het verzoekschrift en het verhandelde ter zitting is gebleken dat verzoeker niet beschikt over betaald werk. Verzoeker is door de uitkeringsinstantie vrijgesteld van de sollicitatieverplichting tot en met 28 mei 2022. De reden hiervoor is dat er (meervoudige) medische belemmeringen zijn. Verzoeker is tevens onder behandeling bij Antes voor zijn verslavingsproblematiek. Voldoende aannemelijk is geworden dat hij in de komende jaren geen inkomen zal kunnen verwerven dat hoger is dan zijn huidige inkomen.
Naar verwachting zal de uitwerking van het voorstel een gunstiger resultaat hebben voor de schuldeisers dan in de situatie dat de schuldsaneringsregeling op verzoeker van toepassing zou zijn, zoals subsidiair verzocht. Immers, de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling zal aanzienlijke kosten met zich brengen, bestaande uit salaris voor de bewindvoerder en griffierecht, die in mindering komen op hetgeen verzoeker zou kunnen afdragen in de schuldsaneringsregeling. Dat betekent dat toepassing van de schuldsaneringsregeling de schuldeisers minder zou opleveren dan bij het akkoord wordt aangeboden. Daar komt nog bij dat een eventuele bate voor de schuldeisers pas aan het einde van de schuldsaneringsregeling wordt uitgekeerd, terwijl de aangeboden regeling erin voorziet dat het aangeboden bedrag ineens en op korte termijn betaalbaar wordt gesteld.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank dan ook tot het oordeel dat de belangen van verzoeker die vanuit een stabiele situatie zijn schuldenproblematiek wil oplossen en van de overige schuldeisers die hebben ingestemd met het aanbod, zwaarder wegen dan die van [schuldeiser], die geweigerd heeft in te stemmen.
Het verzoek om [schuldeiser] te bevelen in te stemmen met de schuldregeling wordt daarom toegewezen.
[schuldeiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Nu voor het onderhavige verzoekschrift geen griffierecht verschuldigd is en verzoeker niet is bijgestaan door een advocaat, worden de kosten begroot op nihil.
De rechtbank stelt vast dat er thans een gedwongen schuldregeling is afgekondigd, die in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers. Hieruit volgt dat verzoeker zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden en dat hij niet verkeert in de toestand dat hij heeft opgehouden te betalen zodat het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling zal worden afgewezen.

5..De beslissing

De rechtbank:
- beveelt [schuldeiser] om in te stemmen met de door verzoeker aangeboden schuldregeling;
- veroordeelt [schuldeiser] in de kosten van deze procedure, aan de zijde van verzoeker begroot op nihil;
- bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming;
- wijst het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling af;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J. Tideman, rechter, en in aanwezigheid van
mr. N.A. Masrom, griffier, in het openbaar uitgesproken op 23 december 2021. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.