In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 23 december 2021 uitspraak gedaan in een verzoek tot toewijzing van een dwangakkoord. Verzoeker, die in financiële problemen verkeert, heeft een verzoek ingediend om een schuldregeling aan te bieden aan zijn schuldeisers, waaronder het LBIO. Verzoeker heeft negen schuldeisers, waarvan één preferente en acht concurrente, met een totale vordering van € 27.820,48. Hij heeft een regeling aangeboden waarbij hij 11,66% aan de preferente en 5,83% aan de concurrente schuldeisers zou betalen. Het LBIO, dat een vordering van € 8.771,95 heeft, heeft echter geweigerd in te stemmen met deze regeling.
Tijdens de zitting op 15 december 2021 is de weigerende schuldeiser, het LBIO, niet verschenen. De rechtbank heeft vastgesteld dat acht van de negen schuldeisers akkoord zijn gegaan met de aangeboden regeling. De rechtbank heeft de belangen van verzoeker en de overige schuldeisers afgewogen tegen de belangen van het LBIO. Gezien de omstandigheden van verzoeker, waaronder medische belemmeringen en het feit dat hij onder behandeling is voor verslavingsproblematiek, heeft de rechtbank geoordeeld dat de aangeboden regeling het uiterste is wat verzoeker kan bieden.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat de belangen van verzoeker en de schuldeisers die instemden met de regeling zwaarder wegen dan die van het LBIO. Daarom heeft de rechtbank het verzoek om het LBIO te bevelen in te stemmen met de schuldregeling toegewezen. Het LBIO is veroordeeld in de kosten van de procedure, die zijn begroot op nihil, aangezien verzoeker niet door een advocaat is bijgestaan. De rechtbank heeft tevens bepaald dat dit vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers en heeft het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling afgewezen.