ECLI:NL:RBROT:2021:12882

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 november 2021
Publicatiedatum
27 december 2021
Zaaknummer
C/10/627065 / FT EA 21/1281
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een gedwongen schuldregeling op basis van onvoldoende financiële transparantie en niet maximaal haalbare aanbieding

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 24 november 2021 uitspraak gedaan in een verzoek tot het bevelen van een gedwongen schuldregeling. Verzoeker, die in financiële problemen verkeert, had een schuldregeling aangeboden aan zijn schuldeisers, waarbij hij een percentage van zijn schulden wilde aflossen. Echter, één van de schuldeisers, Qredit, weigerde in te stemmen met deze regeling. Qredit stelde dat de aangeboden regeling niet goed gedocumenteerd was en dat verzoeker niet het maximaal haalbare had aangeboden. De rechtbank heeft de situatie beoordeeld en geconcludeerd dat het belang van Qredit bij haar weigering om in te stemmen met de schuldregeling zwaarder weegt dan de belangen van verzoeker en de overige schuldeisers. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat verzoeker niet in staat zou zijn om in de toekomst meer te verdienen, en dat de huidige afloscapaciteit niet definitief was. Daarom werd het verzoek om Qredit te bevelen in te stemmen met de schuldregeling afgewezen. De rechtbank heeft tevens besloten om in een aparte beslissing te oordelen over het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
rekestnummer: [nummer]
uitspraakdatum: 24 november 2021
afwijzen gedwongen schuldregeling
in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [adres]
[woonplaats],
verzoeker.

1..De procedure

Verzoeker heeft op 15 oktober 2021, tezamen met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek ingevolge artikel 287a lid 1 Faillissementswet ingediend om één schuldeiser, te weten:
- [schuldeiser], in behandeling bij LAVG, hierna te noemen: [schuldeiser];
die weigert mee te werken aan een door verzoeker aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling.
[schuldeiser] heeft voorafgaand aan de zitting, op 3 november 2021, een verweerschrift ingediend.
Ter zitting van 10 november 2021 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoeker;
  • Mevrouw M. Assadian, werkzaam bij Kredietbank Rotterdam (hierna te noemen schuldhulpverlening),
De uitspraak is bepaald op heden.

2..Het verzoek

Verzoeker heeft volgens het ingediende verzoekschrift zestien schuldeisers, waarvan drie preferente en dertien concurrente schuldeisers. Deze schuldeisers hebben in totaal een bedrag van € 34.938,14 van verzoeker te vorderen. Verzoeker heeft bij brief van
29 september 2021 een schuldregeling aangeboden aan zijn schuldeisers, inhoudende een betaling van 18,6% aan de preferente schuldeisers en 9,3% aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting.
Het aangeboden akkoord heeft de volgende inhoud en achtergrond. De aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm. De afloscapaciteit van verzoeker is gebaseerd op ongewijzigde voortzetting van zijn uitkering op grond van de Participatiewet. Verzoeker is door de gemeente ontheven van de sollicitatieverplichting tot 2 februari 2022. Verzoeker bezoekt inmiddels een psycholoog voor de behandeling van zijn klachten.
Volgens de aangeboden schuldregeling wordt het aangeboden percentage – door middel van een door schuldhulpverlening ter beschikking gesteld saneringskrediet – in één keer aan de schuldeisers uitgekeerd. Verzoeker heeft zich op het standpunt gesteld dat hij al het mogelijke heeft gedaan om het aangeboden percentage aan zijn schuldeisers aan te bieden. Verzoeker heeft sinds de aanmelding bij schuldhulpverlening geen nieuwe schulden of achterstanden meer laten ontstaan.
Ter zitting is door schuldhulpverlening verklaard dat zij een saneringskrediet heeft aangeboden volgens het projectplan ‘Interventie versneld schuldregelen’. Wanneer ex-ondernemers in financiële problemen zijn geraakt door corona, wordt er gekozen voor een saneringskrediet van maximaal € 10.000,-. De exacte hoogte wordt berekend aan de hand van het geschatte inkomen van de verzoeker. Wanneer verzoeker voldoet aan de voorwaarden van het projectplan, wordt het krediet na een jaar kwijtgescholden. Aan verzoeker is een krediet aangeboden van € 4.267,79.
Vijftien schuldeisers stemmen met de aangeboden schuldregeling in. [schuldeiser] stemt hier niet mee in. Zij heeft een vordering van € 2.284,75 op verzoeker, welke 6,5% van de totale schuldenlast bedraagt.

3..Het verweer

In haar verweerschrift heeft Qredit zich op het standpunt gesteld dat de aangeboden regeling niet goed is gedocumenteerd en dat deze onvoldoende financieel transparant is. In de visie van Qredit heeft verzoeker voorts niet het maximaal haalbare aangeboden. De aangeboden regeling is immers gebaseerd op een uitkering op grond van de Participatiewet, terwijl de inkomenspositie van verzoeker de komende tijd nog zou kunnen verbeteren. Qredit wijst er daarbij op dat in de schuldsaneringsregeling wettelijke waarborgen bestaan om te verzekeren dat verzoeker zich maximaal inspant om zoveel mogelijk baten voor zijn schuldeisers te verwerven.

4..De beoordeling

Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat 100% van zijn vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan de volledige vordering, staat het belang van Qredit bij haar weigering vast.
De rechtbank ziet zich gesteld voor het beantwoorden van de vraag of Qredit in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij heeft bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoeker of de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad.
De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend en overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende aannemelijk is dat het voorstel het uiterste is waartoe verzoeker in staat moet worden geacht.
Het aanbod betreft een saneringskrediet gebaseerd op de huidige inkomsten van verzoeker uit hoofde van een uitkering op grond van de Participatiewet. Uit het verzoekschrift en het verhandelde ter zitting is onvoldoende duidelijk geworden dat verzoeker de komende drie jaar niet in staat zou zijn om (minimaal) 36 uur per week te werken. Verzoeker is door de gemeente vrijgesteld van de sollicitatieplicht tot 2 februari 2022. Verzoeker is onder behandeling bij een arts en een psycholoog. Verzoeker heeft ter zitting verklaard dat hij, voordat hij een eigen onderneming begon in 2019, ruim vijftien jaar in de beveiliging heeft gewerkt. Er is dus geen sprake van een afstand tot de arbeidsmarkt. De rechtbank kan dus niet zonder meer vaststellen dat de huidige afloscapaciteit van verzoeker de komende drie jaar niet zal wijzigen.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de belangen van Qredit als weigerende schuldeiser zwaarder wegen dan die van verzoeker of de overige schuldeisers. Het verzoek om Qredit te bevelen in te stemmen met de door verzoeker aangeboden schuldregeling wordt daarom afgewezen.
De rechtbank zal bij afzonderlijke beslissing op het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling beslissen.

5..De beslissing

De rechtbank:
- wijst af het verzoek om een gedwongen schuldregeling te bevelen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.C.A.T. Frima, rechter, en in aanwezigheid van
mr. N.A. Masrom, griffier, in het openbaar uitgesproken op 24 november 2021.