In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 23 december 2021 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van een schuldregeling door verzoekers, die te maken hebben met een aanzienlijke schuldenlast van € 84.255,12. Verzoekers hebben een schuldregeling aangeboden aan hun schuldeisers, waarbij negentien van de twintig schuldeisers instemden met het voorstel. De enige schuldeiser die weigerde, [schuldeiser], had een vordering van € 259,50, wat slechts 0,3% van de totale schuldenlast vertegenwoordigt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm en dat verzoekers zich maximaal hebben ingespannen om aan hun verplichtingen te voldoen. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de regeling is getoetst door de Kredietbank Rotterdam, die als deskundige partij fungeert.
Tijdens de zitting op 16 december 2021 was [schuldeiser] niet verschenen, ondanks een behoorlijke oproeping. De rechtbank heeft de belangen van verzoekers en de overige schuldeisers afgewogen tegen de belangen van [schuldeiser]. De rechtbank concludeert dat de belangen van verzoekers, die een stabiele oplossing voor hun schuldenproblematiek willen, zwaarder wegen dan de belangen van [schuldeiser]. De rechtbank heeft daarom het verzoek om [schuldeiser] te bevelen in te stemmen met de schuldregeling toegewezen en [schuldeiser] veroordeeld in de kosten van de procedure, die op nihil zijn begroot. Tevens is het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling afgewezen, omdat de gedwongen schuldregeling in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.