In deze zaak heeft verzoekster op 26 november 2021 een verzoekschrift ingediend op basis van artikel 284 van de Faillissementswet (Fw) voor een voorlopige voorziening ex artikel 287b, eerste lid, Fw. De rechtbank heeft de behandeling van het verzoek op 16 december 2021 bepaald. Tijdens de zitting is verzoekster gehoord, terwijl verweerster, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet aanwezig was. Verzoekster heeft aangegeven dat haar financiële problemen zijn ontstaan door een vermindering van haar arbeidsuren in 2019 en de gevolgen van de coronapandemie, wat leidde tot verlies van haar baan. Momenteel ontvangt zij een Werkloosheidsuitkering en een Participatiewetuitkering, en heeft zij uitzicht op een fulltime baan.
Verweerster heeft in haar verweerschrift aangevoerd dat verzoekster haar huurtermijnen niet tijdig voldoet, met een achterstand van € 6.617,83. Ondanks de oproep heeft verweerster geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om haar standpunt toe te lichten. De rechtbank heeft beoordeeld of er sprake is van een bedreigende situatie, zoals vereist in artikel 287b, tweede lid, Fw. Gezien de overgelegde documenten, waaronder een vonnis tot ontruiming, concludeert de rechtbank dat er inderdaad sprake is van een bedreigende situatie.
De rechtbank heeft de belangen van verzoekster en verweerster afgewogen. Verzoekster heeft belang bij het kunnen blijven wonen in haar huurwoning en het succesvol doorlopen van het schuldhulpverleningstraject. De rechtbank oordeelt dat verzoekster voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij in staat zal zijn om de huurtermijnen te voldoen, vooral gezien haar uitzicht op een nieuwe fulltime arbeidsovereenkomst. Daarom heeft de rechtbank besloten om de tenuitvoerlegging van het ontruimingsvonnis op te schorten voor de duur van zes maanden, onder voorwaarden dat de huurtermijnen tijdig worden voldaan. Tevens is verzoekster niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, met de mogelijkheid om in de toekomst een nieuw verzoek in te dienen.