ECLI:NL:RBROT:2021:12876

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 december 2021
Publicatiedatum
27 december 2021
Zaaknummer
10/012140-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van mishandeling, bewezenverklaring van belaging, mishandeling en bedreiging met gevangenisstraf en bijzondere voorwaarden

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 10 december 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van mishandeling, belaging en bedreiging. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de mishandeling die op 4 december 2020 zou hebben plaatsgevonden, omdat de getuigenverklaringen de aangifte op essentiële punten niet ondersteunden en er geen ander bewijs was. Echter, de rechtbank achtte de verdachte wel schuldig aan de mishandeling op 12 januari 2021, belaging in de periode van 1 november tot en met 6 december 2020, en de bedreiging op 6 december 2020. De rechtbank oordeelde dat de verdachte de aangeefster op 12 januari 2021 had mishandeld door haar met de vlakke hand op het achterhoofd te slaan en dat hij in de genoemde periode stelselmatig inbreuk had gemaakt op haar persoonlijke levenssfeer door haar veelvuldig te bellen en bedreigende berichten te sturen. De bedreiging op 6 december 2020 werd bewezen door een geluidsfragment waarin de verdachte dreigende woorden uitsprak. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van 126 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden waaronder een contact- en locatieverbod. Tevens werd een schadevergoeding aan de benadeelde partij toegewezen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/012140-21
Datum uitspraak: 10 december 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] te [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. A.H.J. Strak, advocaat te Rotterdam,

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 26 november 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. C. de Kimpe heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering;
  • dadelijke uitvoerbaarheid van het als bijzondere voorwaarden op te leggen contact- en locatieverbod;
  • oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (Sr), inhoudende een contactverbod met [naam slachtoffer] en een locatieverbod voor de [straatnaam] te Rotterdam voor de duur van twee jaar en, indien niet aan de maatregel wordt voldaan, twee weken vervangende hechtenis per overtreding van de maatregel, met een totale duur van ten hoogste zes maanden, alsmede dadelijke uitvoerbaarheid van de maatregel.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak feit 3 (mishandeling 4 december 2020)
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
Door de officier van justitie is aangevoerd dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte aangeefster tegen het hoofd heeft geslagen, gelet op de aangifte en de twee ondersteunende getuigenverklaringen.
4.1.2.
Beoordeling
Aangeefster heeft aangifte gedaan van mishandeling, gepleegd op 4 december 2020. In haar aangifte heeft zij onder meer verklaard dat de verdachte haar meermalen met een vlakke hand tegen de rechterwang heeft geslagen (terwijl hij naast haar in de auto op de bestuurdersstoel zat), dat hij haar buiten de auto meermalen met zijn vuisten tegen haar hoofd heeft geslagen, dat hij haar daarna weer naar de auto heeft gesleurd en dat hij haar op de achterbank heeft gegooid. De verdachte zou vervolgens in de auto zijn gestapt en maakte aanstalten weg te rijden, maar werd gestopt door de politie.
Getuige [naam getuige 1] heeft verklaard dat de verdachte aangeefster één klap in haar gezicht gaf en dat er toen een politiewagen langsreed. Een agent die uitstapte, heeft de verdachte weggestuurd. Getuige [naam getuige 2] heeft verklaard dat zij de verdachte bij de auto zag staan, dat zij daarna de neef van [naam getuige 1] heeft thuisgebracht en dat zij vervolgens [naam getuige 1] is gaan zoeken. Aangeefster zou haar op dat moment hebben gebeld om terug te komen, waarop getuige [naam getuige 2] is teruggekomen en heeft waargenomen dat de verdachte aangeefster met zijn vuist een klap op het achterhoofd van aangeefster gaf.
De verklaringen van aangeefster en de verklaringen van de getuigen [naam getuige 1] en [naam getuige 2] lopen uiteen als het gaat om het verloop van de mishandeling en het tijdsbestek waarin deze zou hebben plaatsgevonden. Nu de getuigenverklaringen de aangifte op essentiële punten niet ondersteunen en ander steunbewijs, bijvoorbeeld een medische verklaring over eventueel letsel, ontbreekt, kan niet wettig en overtuigend worden bewezen hetgeen de verdachte ten laste is gelegd, zodat hij hiervan wordt vrijgesproken.
4.1.3.
Conclusie
De rechtbank spreekt de verdachte vrij van de als feit 3 tenlastegelegde mishandeling.
4.2.
Bewijswaardering feit 1 (mishandeling 12 januari 2021)
4.2.1.
Standpunt verdediging
Door de verdediging is vrijspraak bepleit. De getuigenverklaring van [naam getuige 3] , de moeder van aangeefster, biedt geen steun aan de aangifte. Daarnaast strookt de aangifte niet met de bevindingen van de verbalisanten, dat zij aangeefster op straat in haar auto hebben aangetroffen, terwijl aangeefster in haar aangifte niet heeft verklaard dat zij in de auto is gaan zitten na de gestelde mishandeling. Ook volgt uit de verklaringen van twee getuigen dat de verdachte niet in (de directe nabijheid van) de woning van aangeefster was rond het tijdstip waarop de mishandeling zou hebben plaatsgevonden.
4.2.2.
Beoordeling
Aangeefster heeft aangifte gedaan van mishandeling op 12 januari 2021. In haar aangifte heeft zij verklaard dat zij thuiskwam, uit haar auto stapte en de verdachte in de straat zag staan. Zij wilde snel haar huis binnen, maar de verdachte sloeg haar met de vlakke hand op haar achterhoofd. De verdachte kwam daarna haar huis binnen en heeft in de gang met sleutels hebben gegooid. Getuige [naam getuige 3] , die boven lag te slapen, heeft verklaard dat zij gestommel hoorde in huis, alsof er werd gevochten, dat zij naar beneden liep en toen iemand hoorde wegrennen. Aangeefster heeft vervolgens rond 23.40 uur de Aware-knop ingedrukt, waarop verbalisanten ter plaatse zijn gekomen. Zij hebben waargenomen dat aangeefster in paniek was en huilde.
Aangeefster heeft verder verklaard dat de verdachte op de dag na de mishandeling, op 13 januari 2021, ‘live’ is gegaan op Facebook. Zij heeft hiervan een video-opname (1) en een screenshot van een video (2) overhandigd. Uit een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [naam verbalisant] van 14 januari 2021 worden de video en het screenshot nader beschreven. Hieruit blijkt dat een man die gebruik maakt van het account ‘ [naam verdachte] ’ een video (1) heeft gestreamd waarin hij zegt: “politie lost alles op toch”, “ga je rennen naar blauw”, “wie niet wil luisteren, moet voelen” en “deze live is voor de snitches”. Het is een feit van algemene bekendheid dat met ‘blauw’ de politie bedoeld wordt en dat ‘snitches’ verklikkers zijn. De verbalisant heeft de stem van de man op de video-opname herkend als de stem van de verdachte. Over het screenshot (2), een still van een live Facebookvideo, beschrijft de verbalisant dat hij waarneemt dat hierop een persoon in beeld staat met daarboven de tekst: ‘ [naam tekst] ’. De verdachte heeft in zijn verhoor bij de politie verklaard dat hij bovengenoemde tekst heeft getypt en dat hij op de video-opname rapt op de muziek.
Op basis van de verklaring van de verdachte bij de politie, de verklaring van de verbalisant dat hij de stem van man op de video-opname herkent als de stem van de verdachte en het feit dat bovenaan de video wordt verwezen naar ‘ [naam] – bezien in samenhang met de omstandigheid dat aangeefster [voornaam slachtoffer] heet – oordeelt de rechtbank dat de verklaring van de verdachte op de terechtzitting dat hij niet degene is geweest die deze video-opnames heeft gemaakt, niet geloofwaardig is.
Het verweer aangaande het ‘alibi’ treft geen doel. De getuigenverklaringen over waar de verdachte die avond is geweest en op welke tijdstippen dat was, sluiten immers niet uit dat de verdachte in het door aangeefster genoemde tijdsbestek bij aangeefsters huis is geweest.
Gelet op de verklaring van aangeefster, de ondersteunende verklaring van getuige [naam getuige 3] dat zij die avond gestommel hoorde alsof er werd gevochten en een persoon hoorde wegrennen, de verklaringen van de verbalisanten dat zij aangeefster in paniek aangetroffen en de video-opname waarin de verdachte de dag na de mishandeling praat over het rennen naar de politie en het leren van een lesje door te voelen, acht de rechtbank bewezen dat de verdachte aangeefster op 12 januari 2021 heeft mishandeld. De rechtbank merkt daarbij op dat de wijze waarop aangeefster in haar auto is aangetroffen – zoals door de verdediging is aangevoerd – daaraan niet in de weg staat.
4.2.3.
Conclusie
De verweren worden verworpen.
4.3.
Bewijswaardering feit 2 (belaging in de periode 1 november 2020 tot en met 6 december 2020)
4.3.1.
Standpunt verdediging
Door de verdediging is vrijspraak bepleit. Daartoe is aangevoerd dat uit de in het dossier opgenomen screenshots niet valt af te leiden dat sprake is geweest van een stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster dan wel over welke periode deze zou hebben plaatsgevonden. Van maar enkele berichten staat vast op welke data deze zijn verstuurd. Daarnaast kan op basis van het dossier niet worden bewezen dat voornoemde berichten door de verdachte zijn gestuurd.
4.3.2.
Beoordeling
Het verweer van de verdachte dat hij de in het dossier opgenomen berichten niet aan aangeefster heeft verzonden, slaagt niet. Uit de inhoud van de berichten valt op te maken dat sprake is van een beëindigde relatie tussen de gesprekspartners en dat zij samen kinderen hebben. In deze berichten zijn verder details te ontwaren die wijzen op de situatie waarin aangeefster en de verdachte zich bevonden. Dat – zoals de verdediging heeft bepleit – aangeefster gefraudeerd heeft en zelf de screenshots zou hebben gefabriceerd, is niet aannemelijk geworden. Bovendien heeft de verdachte tijdens zijn verhoor bij de rechter-commissaris – naar aanleiding van de opmerking dat uit het dossier zou blijken dat hij in korte tijd 700 berichten naar aangeefster zou hebben verzonden – verklaard dat hij inderdaad contact met haar had.
De verdachte heeft in de periode van 1 november 2020 tot en met 6 december 2020 via WhatsApp en Facebook Messenger veelvuldig berichten gestuurd naar aangeefster. Uit het proces-verbaal van bevindingen waarbij de berichten gevoegd zijn, volgt dat, hoewel er ook berichten over de kinderen zijn verstuurd, de meeste berichten van de 272 screenshots kwetsend en intimiderend zijn. Nog daargelaten de vele berichten waarin hij haar allerlei verwensingen toestuurt, heeft de verdachte bijvoorbeeld op 22 november 2020 de tekst gestuurd: “hoer dat je bent met je hebt geen ander. Je slikt kapot anticonceptiepillen zodat je niet zwanger bent. Terwijl je geen eens sex hebt gehad met mij sinds vrijdag 16 oktober”. Als aangeefster niet reageert, stuurt de verdachte het bericht: “Geef antwoord ipv te negeren”. Op 23 november 2020 heeft de verdachte het bericht gestuurd dat het pas ophoudt totdat aangeefster de waarheid zou vertellen. Op 25 november 2020 heeft de verdachte, toen hem bij herhaling niet lukte een audiogesprek te beginnen, een bericht gestuurd dat aangeefster maar beter op kon nemen. Tevens blijkt uit de screenshots dat de verdachte aangeefster in de hierboven genoemde periode veelvuldig heeft proberen te bellen, waarbij hij blijkens gestuurde berichten ook vaak geïrriteerd is als aangeefster niet opneemt. Zo stuurt de verdachte op 20 november 2020, na tweemaal tevergeefs een spraakgesprek te beginnen, het bericht: “Doe maar niet of je je kanke telefoon niet hoort”.
Hier tegenover staat dat de aangeefster meermalen, onder andere op 12, 22, 23 en 27 november 2020, via verscheidene berichten tegen de verdachte heeft gezegd dat de relatie is beëindigd en dat zij dergelijke berichten niet meer van hem wenst te ontvangen. Na deze waarschuwingen is de verdachte echter doorgegaan met het sturen van intimiderende en beledigende berichten. Tevens heeft de verdachte op 6 december 2020 verscheidene (bedreigende) geluidsfragmenten gestuurd, waaronder het bericht zoals onder feit 4 ten laste is gelegd.
Uit het schadeonderbouwingsformulier, zoals door aangeefster ingediend ter onderbouwing van haar vordering als benadeelde partij, blijkt dat het handelen van de verdachte een diepe impact heeft op het leven van aangeefster.
De rechtbank is van oordeel dat de aard, duur, frequentie en intensiteit van de hiervoor vastgestelde gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van aangeefster zodanig zijn geweest dat naar objectieve maatstaven sprake is geweest van een stelselmatige inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer, hetgeen het strafbare feit belaging oplevert.
4.3.3.
Conclusie
De verweren worden verworpen.
4.4.
Bewijswaardering feit 4 (bedreiging 6 december 2020)
4.4.1.
Standpunt verdediging
Door de verdediging is vrijspraak bepleit. Daartoe is aangevoerd dat, uit het proces-verbaal waarin het geluidsfragment betreffende de bedreiging is uitgewerkt, niet blijkt dat de stem van de man de stem van de verdachte is. In het dossier bevindt zich geen proces-verbaal van (officiële) stemherkenning.
4.4.2.
Beoordeling
Aangeefster heeft aangifte gedaan van bedreiging op 6 december 2020. Bij haar aangifte heeft zij een geluidsfragment overhandigd van een telefoongesprek tussen haar en de verdachte. Uit het proces-verbaal van bevindingen waarin de verbalisant het geluidsfragment heeft uitgewerkt, volgt dat het gaat om een gesprek tussen een man en een vrouw. Op het einde van het geluidsfragment zegt de man de woorden: “ik ga jullie slachten allebei.” Getuige [naam getuige 2] heeft verklaard dat zij op 6 december 2020 bij aangeefster in de auto zat toen aangeefster anoniem werd gebeld. De getuige hoorde daarna, doordat de telefoon op luidspreker werd gezet, dat het de verdachte was die belde. Zij heeft de verdachte de bedreigende woorden horen zeggen. Gelet hierop oordeelt de rechtbank dat het de verdachte is geweest die de bedreigende woorden richting aangeefster heeft.
4.4.3.
Conclusie
Het verweer wordt verworpen.
4.5.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 12 januari 2021 te Rotterdam een persoon genaamd [naam slachtoffer]
heeft mishandeld, door haar,
- tegen haar achterhoofd te slaan;
2.
hij in de periode van 1 november 2020 tot en met 6 december 2020 te
Rotterdam, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk
inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [naam slachtoffer] , door
- veelvuldig berichten te sturen naar die [naam slachtoffer] , en
- veelvuldig te bellen naar die [naam slachtoffer] ,
met het oogmerk die [naam slachtoffer] te dwingen iets te dulden;
4.
hij op 6 december 2020 te Rotterdam, een persoon genaamd [naam slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven
gericht, immers heeft verdachte opzettelijk
dreigend de woorden toegevoegd:
- “ Ik ga jullie slachten allebei”.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1..mishandeling;

2..belaging;

4..bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf en maatregel

7.1.
Algemene overweging
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf en maatregel zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan belaging van zijn voormalige vriendin door haar veelvuldig te bellen en bedreigende berichten te sturen. Hij heeft haar ook met de dood bedreigd en haar mishandeld.
Door zijn handelen heeft de verdachte op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit, persoonlijke levenssfeer en bewegingsvrijheid van zijn voormalige vriendin. Zij verklaart in haar toelichting bij de vordering benadeelde partij ook dat de hierdoor ontstane angst haar hele leven (heeft) beheerst, dat zij door dit alles negatieve psychische gevolgen heeft ondervonden en hiervan nog steeds last heeft. Mishandelen, stalken en bedreigen van een (ex-)partner is niet de manier om eventuele problemen of meningsverschillen op te lossen. Dat de verdachte daartoe toch is overgegaan, wordt hem aangerekend.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 27 oktober 2021, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor bedreiging.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederlandheeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 29 juni 2021. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
De verdachte heeft een uitgebreid justitieel verleden met veroordelingen voor verschillende type delicten. Ten aanzien van het algemene delictgedrag kan worden gesproken van een delictpatroon. De verdachte vertelt zich te willen richten op de toekomst en dat hij geen behoefte meer heeft aan een relatie of contact met het slachtoffer.
Het toezicht gedurende de schorsing van de voorlopige hechtenis verliep wisselend. De verdachte had wat moeite met het tijdig opladen van zijn enkelband en heeft hiervoor een waarschuwing gekregen.
Het risico op recidive wordt ingeschat als gemiddeld. Het risico op letselschade wordt ingeschat als laag. Het risico op onttrekken aan voorwaarden kan niet worden inschat.
Bij een veroordeling adviseert de reclassering een (deels) voorwaardelijke straf met de volgende bijzondere voorwaarden:
- meldplicht bij reclassering;
- gedragsinterventie cognitieve vaardigheden en/of agressiebeheersing;
- locatieverbod ( [straatnaam] );
- contactverbod met [naam slachtoffer] .
Psychiater[naam psychiater] en
psycholoog[naam psycholoog] hebben beiden een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 30 respectievelijk 31 maart 2021. De verdachte heeft slechts ten dele meegewerkt aan hun onderzoeken, zodat geen onderbouwde uitspraak kan worden gedaan over het recidiverisico of een zorgprognose kan worden gegeven.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan daarop niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De rechtbank zal afzien van het opleggen van een gevangenisstraf van langere duur dan de tijd die de verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijke strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zal het als bijzondere voorwaarden op te leggen contact- en locatieverbod dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
Ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van strafbare feiten wordt aan de verdachte voorts een maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van twee jaar opgelegd, inhoudende een contactverbod met [naam slachtoffer] , geboren op [geboortedatum slachtoffer] te [geboorteplaats slachtoffer] en een locatieverbod voor de [straatnaam] te Rotterdam.
Nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich belastend zal gedragen jegens [naam slachtoffer] , wordt bevolen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf en maatregel passend en geboden.

8..Vordering benadeelde partij / schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam slachtoffer] ter zake van de ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 645,64 aan materiële schade en een vergoeding van € 900,- aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij integraal dient te worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering tot vergoeding van materiële schade, nu het causale verband tussen het handelen van de verdachte en de geleden schade ontbreekt dan wel onvoldoende is onderbouwd. Ook wat betreft de immateriële schade moet de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering, nu zij zelf contact heeft opgenomen met de verdachte en de onderbouwing van deze schade summier is.
8.3.
Beoordeling
Nu is vast komen te staan dat aan de benadeelde partij door de bewezen verklaarde feiten rechtstreeks immateriële schade is toegebracht en de vordering genoegzaam is onderbouwd, zal dit deel van de vordering, ondanks de betwisting door de verdachte, worden toegewezen tot een bedrag van € 750,-.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard, nu niet is komen vast te staan dat de schade waarvan vergoeding wordt gevorderd rechtstreeks verband houdt met de bewezen verklaarde feiten.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 1 november 2021.
Nu de vordering van de benadeelde partij in overwegende mate zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 750,-, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 38v, 38w, 57, 285, 285b en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 126 (honderdzesentwintig) dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
120 (honderdtwintig) dagenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd melden bij Reclassering Nederland op het adres Marconistraat 2 te Rotterdam. De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zo lang de reclassering dat nodig vindt;
2. de veroordeelde neemt actief deel aan een gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden en/of agressiebeheersing. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. De veroordeelde houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
3. de veroordeelde zal op geen enkele wijze contact (laten) opnemen, zoeken of hebben met [naam slachtoffer] , geboren op [geboortedatum slachtoffer] te [geboorteplaats slachtoffer] , zo lang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt. De politie ziet toe op handhaving van dit verbod;
4. de veroordeelde zal zich niet bevinden in de [straatnaam] te Rotterdam, zo lang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt. De politie ziet toe op handhaving van dit verbod;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de onder nummers 3 en 4 genoemde bijzondere voorwaarden, te weten het contact- en locatieverbod, dadelijk uitvoerbaar zijn;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
legt de veroordeelde op de
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de
duur van 2 (twee) jaren,inhoudende dat de veroordeelde wordt bevolen:
1. zich te onthouden van direct of indirect contact met [naam slachtoffer] , geboren op [geboortedatum slachtoffer] te [geboorteplaats slachtoffer] , gedurende twee jaren na heden;
2. zich niet op te houden in de [straatnaam] te Rotterdam, gedurende twee jaren na heden;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde niet aan de maatregel voldoet, vervangende hechtenis zal worden toegepast;
bepaalt dat voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van twee weken, met een totale duur van ten hoogste zes maanden;
beveelt dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam slachtoffer] , te betalen een bedrag van
€ 750,- (zegge: zevenhonderdvijftig euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 1 november 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de Staat ten behoeve van [naam slachtoffer] te betalen
€ 750,-(hoofdsom,
zegge: zevenhonderdvijftig euro),vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 november 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 750,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
15 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
heft op het bevel bewaring, dat op 19 januari 2021 werd geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A. van Luijck, voorzitter,
en mrs. D.F. Smulders en M.M. Dolman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.C. Wennekes, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 12 januari 2021 te Rotterdam een persoon genaamd [naam slachtoffer]
heeft mishandeld, door haar,
- meermalen, althans eenmaal, op/tegen haar (achter)hoofd, althans het lichaam, te
slaan en/of te stoten;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2020 tot en met 6 december 2020 te
Rotterdam, althans in Nederland,
wederrechtelijk
stelselmatig
opzettelijk
inbreuk heeft gemaakt
op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [naam slachtoffer] , door
- veelvuldig, althans meermalen, berichten te sturen naar die [naam slachtoffer] , en/of
- veelvuldig, althans meermalen, te bellen naar die [naam slachtoffer] , en/of
- veelvuldig, althans meermalen, die [naam slachtoffer] te achtervolgen, en/of
- veelvuldig, althans meermalen dan wel eenmaal, vrienden en/of familieleden van
die [naam slachtoffer] te benaderen,
met het oogmerk die [naam slachtoffer] te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of
vrees aan te jagen;
3.
hij op of omstreeks 4 december 2020 te Schiedam, althans in Nederland,
een persoon genaamd [naam slachtoffer] heeft mishandeld, door haar,
- ( meermalen) op/tegen haar wang en/of gezicht en/of (achter)hoofd, althans het
lichaam, te slaan en/of te stoten, en/of
- ( vervolgens) op te tillen en/of haar naar achteren te sleuren, en/of
- ( vervolgens) op de achterbank van een auto te gooien;
4.
hij op of omstreeks 6 december 2020 te Rotterdam, althans in Nederland,
een persoon genaamd [naam slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven
gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk
dreigend deze de woorden toegevoegd:
- “ Ik ga jullie slachten allebei”,
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.