In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 24 december 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een moeder die in Nederland woont, en de Raad van Bestuur van de Sociale Verzekeringsbank (SVB). De zaak betreft de terugvordering van het kindgebonden budget door de SVB, die dit namens de Belastingdienst/Toeslagen zou doen. Eiseres ontving in 2018 een te hoge aanvulling op de gezinsbijslag, wat leidde tot een terugvorderingsverzoek van in totaal € 1.372,15. Eiseres betwistte de bevoegdheid van de SVB om het kindgebonden budget terug te vorderen, omdat zij meende dat er geen wettelijke basis voor deze terugvordering bestond. De rechtbank heeft vastgesteld dat de SVB niet bevoegd is om het kindgebonden budget terug te vorderen namens de Belastingdienst/Toeslagen, omdat er geen geldige bevoegdheidsoverdracht heeft plaatsgevonden. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit, verklaarde het bezwaar gegrond en herroept de primaire besluiten. Tevens werd bepaald dat de SVB het betaalde griffierecht van € 48,- aan eiseres moet vergoeden en dat de proceskosten van eiseres, tot een bedrag van € 2.992,-, door de SVB moeten worden vergoed. De rechtbank benadrukte het belang van helderheid voor eiseres over haar rechtspositie, gezien de onzekerheid die zij had ervaren.