ECLI:NL:RBROT:2021:12810

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 december 2021
Publicatiedatum
23 december 2021
Zaaknummer
C/10/613692 / HA ZA 21-161
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van openstaande facturen door curator in faillissement met gedeeltelijke toewijzing en verwerping van opschorting en verrekening

In deze zaak vordert de curator van een failliet verklaard bedrijf, [naam bedrijf 1], betaling van openstaande facturen van in totaal € 382.032,84 van de gedaagde partij, Constructo B.V. De curator stelt dat Constructo de facturen voor geleverde diensten niet heeft voldaan. Constructo voert aan dat zij het recht heeft om de betaling op te schorten en dat zij een tegenvordering heeft op de curator. De rechtbank heeft de procedure in verschillende fasen doorlopen, waarbij onder andere een mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden. De curator heeft bewijsstukken overgelegd ter onderbouwing van de vordering, waaronder facturen en urenbriefjes. Constructo heeft de vordering betwist en stelt dat er administratieve wanorde is bij het failliete bedrijf, wat heeft geleid tot schade aan haar onderneming. De rechtbank heeft geoordeeld dat de curator bevoegd is tot inning van de vorderingen en dat het beroep op opschorting gedeeltelijk gegrond is. De rechtbank heeft de vordering tot betaling van de openstaande facturen toegewezen, maar het bedrag is verminderd met € 40.000,00 vanwege de opschorting en met € 194.122,50 vanwege de tegenvordering van Constructo. Uiteindelijk is de hoofdsom vastgesteld op € 137.910,34, vermeerderd met wettelijke rente. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/613692 / HA ZA 21-161
Vonnis van 8 december 2021
in de zaak van
[naam eiser]
in hoedanigheid van curator in het faillissement van [naam bedrijf 1] ,
wonende te [woonplaats eiser] ,
eiser,
advocaat mr. J.H. Huybens te Dordrecht,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CONSTRUCTO B.V.,
gevestigd te Schiedam,
gedaagde,
advocaat mr. M.W. Huijzer te Papendrecht.
Partijen zullen hierna de curator en Constructo worden genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding, met producties 1 tot en met 23,
  • de conclusie van antwoord, met producties 1 tot en met 5,
  • de brief van de rechtbank waarbij partijen zijn opgeroepen voor een mondelinge
  • producties 24 tot en met 26 van de curator,
  • productie 6 van Constructo,
  • de spreekaantekeningen van de curator,
  • de mondelinge behandeling op 26 oktober 2021.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De feiten

2.1.
Op 19 maart 2019 is [naam bedrijf 1] , hierna: [naam bedrijf 1] , in staat van faillissement verklaard met de benoeming van de curator als zodanig.
2.2.
[naam bedrijf 1] hield zich onder meer bezig met payrolling.
2.3.
Constructo houdt zich onder meer bezig met het detacheren van personeel in de bouwsector.
2.4.
[naam bedrijf 1] en Constructo sloten op 9 februari 2018 een samenwerkingsovereenkomst waarin onder meer is bepaald dat:
- Constructo en [naam bedrijf 1] een samenwerking aangaan, waarbij Constructo de diensten van een
uitzendbureau aanbiedt aan de opdrachtgevers van Constructo;
- Constructo verantwoordelijk is voor de werving en selectie van de payrollmedewerkers;
- Constructo deze payrollmedewerkers werft en selecteert ten behoeve van een van haar
opdrachtgevers;
- [naam bedrijf 1] juridisch werkgever wordt voor de payrollmedewerkers die door Constructo zijn
geworven en geselecteerd ten behoeve van de opdrachtgever van Constructo;
- [naam bedrijf 1] voor Constructo, voor de payrollmedewerkers waarvan zij juridisch werkgever
is, de loonadministratie verzorgt,
een en ander tegen een nader omschreven vergoeding.
2.5.
[naam bedrijf 1] heeft de volgende facturen aan Constructo gezonden:
factuurnummer factuurdatum factuurbedrag
18118869 25-09-2018 € 14.653,14
18120506 09-10-2018 € 14.220,63
18120860 16-10-2018 € 16.714,14
18122029 30-10-2018 € 13.861,43
18122677 06-11-2018 € 9.261,94
18122837 06-11-2018 € 7.426,56
18123421 13-11-2018 € 13.748,16
18123993 20-11-2018 € 17.147,48
18124612 27-11-2018 € 20.962,73
18125270 04-12-2018 € 16.712,91
18125802 11-12-2018 € 18.191,18
18126448 18-12-2018 € 16.986,54
18127009 24-12-2018 € 16.133,93
19100116 08-01-2019 € 8.047,61
19100459 15-01-2019 € 14.533,85
19100900 22-01-2019 € 12.969,70
20105511 01-03-2019
€ 150.460,91
Totaal € 382.032,84
De eerste zestien facturen geven per werknemer een specificatie van gewerkte uren en het gehanteerde tarief en per factuur ook een totaaltelling van de daarbij in rekening gebrachte declaraties en vergoedingen. De laatste factuur, gedateerd 1 maart 2019, is volgens de vermelding daarop een verzamelfactuur van openstaande facturen uit 2018.
2.6.
Op 22 mei 2019 deelt de curator aan Constructo het volgende mee:
‘(…)
Uit de administratie van [naam bedrijf 1] is mij gebleken dat u te boek staat als debiteur en dat u zowel door (…) de Belastingdienst (…) als door de factoringmaatschappij Channel Finance S.A. (…) als debiteur van [naam bedrijf 1] bent aangeschreven uit hoofde van een (vermeend) pandrecht en/of overdracht van de vordering door middel van cessie.
Dit heeft tot de nodige verwarring geleid nu debiteuren niet weten aan wie zij bevrijdend kunnen betalen en zij verder de nodige vragen hebben over de mogelijke WKA-gevolgen.
Met deze brief wil ik u, als debiteur van [naam bedrijf 1] , mede namens de Belastingdienst en Channel Finance berichten op welke manier u uw schuld bevrijdend kunt en dient te betalen.
Ik kan u hierbij meedelen dat Channel Finance en ondergetekende in mijn hoedanigheid van curator van [naam bedrijf 1] en mede namens de Belastingdienst gezamenlijk opdracht hebben gegeven aan het incassobureau (…) InCaze (…) om namens alle drie de partijen over te gaan tot het innen van al hetgeen [naam bedrijf 1] op datum faillissement van u te vorderen heeft. Ten blijke van de gezamenlijke instemming en opdracht is deze brief door de Belastingdienst, Channel Finance en curator ondertekend.
(…)
Ter bevestiging hiervan is deze brief mede ondertekend door de Belastingdienst.
Hierbij verzoek ik u mede namens de Belastingdienst en Channel Finance binnen 8 dagen vanaf datum deze brief gevolg te geven aan de door InCaze aan u gerichte verzoeken dan wel sommaties strekkende tot betaling van de openstaande facturen. (…)’
2.7.
Op 3 oktober 2019 bericht de curator onder anderen aan [naam 1] , administrateur van Constructo, hierna: [naam 1] , dat hij van InCaze Incasso B.V. correspondentie ontving over de onder 2.5 bedoelde facturen, en hij sommeert deze facturen alsnog te voldoen.
2.8.
Op 4 oktober 2019 bericht [naam 1] onder meer dat er nog wel enkele facturen van [naam bedrijf 1] open zullen staan, maar dat de nader omschreven totale schade die Constructo lijdt als gevolg van het faillissement van [naam bedrijf 1] het saldo daarvan overstijgt, en dat onderbouwing van de facturen ontbreekt.
2.9.
De curator vraagt per e-mail van 5 november 2019 [naam 1] om een onderbouwing van de tegenvordering van Constructo op [naam bedrijf 1] , bij gebreke waarvan Constructo zal worden gedagvaard.
2.10.
Op 14 februari 2020 dient Constructo bij de curator een tegenvordering op [naam bedrijf 1] van in totaal € 244.500,--, voorzien van een specificatie daarvan opgesteld door [naam 1] .
2.11.
Op 19 februari 2020 bericht de curator Constructo dat de vordering bij gebreke van onderliggende stukken vooralsnog wordt betwist, met het verzoek het saldo dat na verrekening zou resteren in ieder geval te voldoen.
2.12.
Op 6 maart 2020 stuurt [naam 1] aan de curator stukken ter onderbouwing van de tegenvordering, waaronder een kolommenbalans en enkele creditfacturen van Constructo aan derden, met de vraag of de verzamelfactuur van € 150.460,91, die als laatste hiervoor onder 2.5 is weergegeven, wel betrekking heeft op de overeenkomst met [naam bedrijf 1] .
2.13.
Per e-mailbericht van 31 maart 2020 aan [naam 1] bericht de curator onder meer als volgt:
‘(…)
Na bestudering van de stukken bericht ik u als volgt.
Kort samengevat stelt u dat de door Constructo B.V. geleden schade als gevolg van het faillissement van [naam bedrijf 1] omstreeks € 244.500 bedraagt en uit de volgende componenten bestaat:
(…)
4- € 115.500: werknemers en opdrachtgevers kwijtgeraakt wat resulteerde in omzetdaling in 2019 van € 350.000, de margeschade op dit omzetverlies is 33%
(…)
4- Zonder nadere toelichting op deze schadepost is niet na te gaan dat Constructo B.V. als gevolg van het faillissement van curanda een omzetdaling zou hebben gehad van € 350.000,00 door het weglopen van werknemers en opdrachtgevers. U heeft noch de hoogte van de omzetdaling noch het causaal verband tussen een omzetdaling en het faillissement van curanda aangetoond. Zo heeft u niet aangegeven welke opdrachtgevers er vanwege het faillissement zouden zijn weggelopen. Kortom, mocht u menen dat sprake is van een omzetdaling van € 350.000 dan dient u dit deugdelijk te onderbouwen onder andere door opgaaf van de weggelopen opdrachtgevers met vermelding van de omzet alsmede de met de opdrachtgevers hierover gevoerde correspondentie, waaruit een en
ander blijkt. Met het enkel toezenden van grootboekkaarten en een kolommenbalans heeft u deze schadepost niet onderbouwd en deze wordt dan ook betwist. (…)’
2.14.
Op 17 april 2020 bericht [naam 1] aan de curator dat zijn vragen in de e-mail van 31 maart 2020 in rood zijn toegevoegd aan de bijgevoegde tekst van die mail. Dit bericht houdt onder meer als in rood toegevoegde tekst in:
‘(…)
4- (…) Wij zijn uitgegaan van een omzetdaling die uit de administratie blijkt. De daling is het gevolg van het kwijtraken van personeel en opdrachtgevers, rond het faillissement [naam bedrijf 1] . Toen de zaken bij [naam bedrijf 1] nog naar behoren liep was er sprake van een groei (…). Als de groei was geëxtrapoleerd in de berekening was er een hoger schade bedrag geclaimd. Daar dit soort berekeningen moeilijk aantoonbaar zijn en nogal hypothetisch zijn hebben wij besloten om slechts de omzetdaling mee te nemen, daar dit juridisch als redelijk aanneembaar kan worden aangemerkt.’
2.15.
Op 31 maart 2020 heeft de curator per e-mail aan [naam 1] onder meer het volgende geantwoord:
‘(…)
4- (…)
U dient aan te tonen welke opdrachtgevers u bent kwijtgeraakt en hoe dit verband houdt met het faillissement van [ [naam bedrijf 1] ] (…) Het enkel toezenden van grootboekkaarten is niet toereikend om uw schadepost deugdelijk aan te tonen.’
2.16.
Op 27 augustus 2020 heeft in het faillissement van [naam bedrijf 1] een debiteurenverhoor van Constructo door de rechter-commissaris plaatsgevonden. Naast de curator waren namens Constructo [naam 1] en haar directeur [naam 2] aanwezig. De griffiersaantekeningen van dat verhoor, waarin de rechter-commissaris wordt aangeduid met ‘ [letter 1] ’, [naam 1] met ‘ [letter 2] ’, [naam 2] met ‘ [letter 3] ’ en de curator met ‘ [letter 4] ’, houden onder meer in:
‘(…)
[letter 4] : De opsomming die we gestuurd hebben komt neer op € 382.000,-. Dat is exclusief rente en kosten. De hoofdsom draait om de facturen.
[letter 2] : Ik heb in de administratie staan € 236.000,-.
[letter 4] : Verschil kan verklaar[d] worden door de factuur van maart 2019 van € 150.000,-. De betalingen die we hebben getraceerd op de zakelijke rekening. (…) De oudste factuur is van september 2018. Dan gaat het om redelijk betrekkelijke bedragen, maar die ene van maart 2019 schiet er boven uit.
(…)
[letter 3] : Wij kunnen dat ook niet helemaal weerleggen. Die factuur kwam al vanuit Sparr Holding. (…).
[letter 1] : Die 230.000 ongeveer zou dan volgens u nog openstaan? Die worden niet betaald omdat Constructo geen geld heeft?
[letter 2] : Klopt.
[letter 1] : Wat is Constructo B.V., wat zijn de activiteiten?
[letter 3] : Uitzenden en leveren van personeel. (…) Het personeel wat wij hadden, kreeg ineens te horen dat de opgebouwde reserveringen niet uitbetaald konden worden. (…). Het vertrouwen was volledig verloren. We zaten met projecten op aanneembasis. Het is aan te tonen dat 95% van het bestand wegliep. (…) We hebben veel verliezen geleden. Constant hebben we geprobeerd om het hoofd boven water te houden, maar dat lukt niet. (…)
[letter 1] : U zegt in de laatste maanden dat [naam bedrijf 1] nog activiteiten ontplooide zijn er veel dingen fout gegaan. Ook mensen die u inhuurden werd duidelijk dat ze die spaargelden kwijt waren. Daardoor zijn mensen opgestapt. Toen kon u natuurlijk ook uw afspraken niet nakomen.
[letter 3] : Precies. Een groot voordeel voor een partij als [naam bedrijf 1] is dat wij geen vaste overeenkomst met ze hebben, de andere kant van het verhaal is dat ik ze niet kan vasthouden. (…)
[letter 4] : Het is zo dat Constructo gesteld heeft dat ze schade hebben geleden (…), ik zal niet ontkennen dat er schade is geleden. Er is op dit moment eigenlijk nog te weinig informatie vanuit de crediteur ontvangen. (…) Verloning vanuit [naam bedrijf 1] is eind januari gestopt, daar zou ik me dus iets bij kunnen voorstellen.
(…)
[letter 4] : We zien bij sommige posten nog niet wat [naam bedrijf 1] te verwijten valt, behalve het stoppen met verlonen vanaf januari 2019. Op 7 april is er nog correspondentie geweest, maar de antwoorden die we toen kregen waren niet onderbouwd met onderliggende stukken. Als die stukken er zouden komen, dan kunnen we er nog eens naar kijken. Misschien kunnen wij een rijtje maken van stukken die we nog missen. Als we die vervolgens hebben kunnen we een heroverweging maken. (…)’
(…)
[letter 3] : (…) In het begin kregen wij meerdere brieven, terwijl [naam bedrijf 1] al failliet was. Vanuit de belastingdienst en de curator.
[letter 4] : Er was ruzie tussen de factormaatschappij en de BD (opm. rb. kennelijk: de belastingdienst). Aan de BD verpande facturen zijn verkocht aan de factormaatschappij, waar de BD niets van af wist.
(…)’
2.17.
Op 10 september 2020 stuurt de curator aan Constructo een overzicht van de bankmutaties (betalingen van [naam bedrijf 1] aan Constructo en betalingen die [naam bedrijf 1] van Constructo heeft ontvangen in de periode van februari 2018 tot en met juli 2018) met onderliggende bankafschriften dat ziet op de onder 2.5 bedoelde factoringfactuur van € 150.460,91.
Op dat overzicht is voorts vermeld:
‘ [naam bedrijf 1] financierde 94% voor, en Constructo diende 97% terug te betalen.
Voorgefinancierd: EUR 242.183 = 94%
Terug te betalen: EUR 249.912,25 = 97%
Constructo moet terugbetalen: € 249.912,25
Constructo heeft terugbetaald: € - 99.230,57
Nog te voldoen: € 150.681,68
-NB: factuur 2015511 vermeldt het bedrag € 150.460,91
verschil: € 220,77’.
2.18.
Op 9 oktober 2020 bericht [naam 1] per e-mail aan de curator als volgt:
‘(…)
n.a.v. het gesprek bij de rechter commissaris en uw daaruit voortvloeiende mail van 10 september jl, trachten wij onderstaand de boel nader toe te lichten, per eerder gebruikte punten:
(…)
4 De opdrachtgevers die sinds [naam bedrijf 1] geen zaken meer doen met Constructo BV zijn"
- Lubrista BV te Amersfoort Omzet 2018 € 76.750
- Nivo Steigerwerken BV te Klundert Omzet 2018 € 99.250
- Dutch Steigers BV Amsterdam Omzet 2018 € 32.000
- HQS Scaffold Hardinxveld Omzet 2018 € 123.750 (…)
- Armanta BV Omzet 2018 € 48.500
- Bouwmachines Den Haag Omzet 2018 € 208.000
Dit zijn € 588.250 aan omzet in 2018 op klanten die vanaf 2019 geen opdrachten meer verstrekten aan Constructo BV.
Correspondentie daarover heeft niet plaatsgevonden.[naam 2] heeft natuurlijk wel telefonisch contact gehad met de ondernemingen en deze vermelden dan dat ze geen zaken meer doen met Constructo. De voornamelijk reden is omdat qua personeel een zooitje werd en ze er daarom geen vertrouwen meer in hebben. De reden het qua personeel een zooitje werd ligt in het feit dat het personeel niet meer tijdig betaald wordt door [naam bedrijf 1] en zij het dus vertikten om naar hun werk te gaan, dan wel snel voor iemand anders gingen werken. De staat met het personeel dat weg is gegaan is eerder aangeleverd.’
2.19.
Op 10 augustus 2021 bericht de Specialist invordering van de belastingdienst per email desgevraagd aan de curator dat er nog een onderzoek moet plaatsvinden naar de inlenersaansprakelijkheid van Constructo en dat op basis van de thans beschikbare gegevens de globale berekening van die aansprakelijkheid uitkomt op maximaal ongeveer € 40.000,--.
2.20.
Op 31 augustus 2021 kondigt de belastingdienst een invorderingsonderzoek aan bij Constructo omdat [naam bedrijf 1] naheffingsaanslagen omzetbelasting en/of loonheffingen niet (volledig) heeft betaald en Constructo mogelijk aansprakelijk is voor een deel van de niet verrichte betalingen en legt in verband daarmee een vragenlijst ter beantwoording voor aan Constructo.
2.21.
Constructo heeft geen gevolg gegeven aan de verzoeken en sommaties tot betaling van de onder 2.5 bedoelde facturen.

3..Het geschil

3.1.
De curator vordert, verkort weergegeven, dat de rechtbank Constructo zal veroordelen tot betaling van € 382.032,84, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente en kosten. De curator legt aan zijn vordering samengevat ten grondslag dat Constructo de onder 2.5 bedoelde facturen voor de diensten die [naam bedrijf 1] op grond van de samenwerkingsovereenkomst heeft verricht niet heeft voldaan. De vervallen wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119a BW over de openstaande bedragen van de facturen beloopt tot en met 2 februari 2021 € 66.027,44.
3.2.
Constructo concludeert tot afwijzing van de vordering met veroordeling, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, van de curator in de kosten van het geding.
3.3.
Op de standpunten van partijen wordt, waar nodig, bij de beoordeling nader ingegaan.

4..De beoordeling

Algemeen

4.1.
Bij de beoordeling van de vordering stelt de rechtbank het volgende voorop. Constructo heeft gewezen op administratieve wanorde en wanbeleid bij [naam bedrijf 1] en de commotie die het faillissement van [naam bedrijf 1] in de branche en daarbuiten heeft teweeggebracht.
De rechtbank is in deze concrete zaak gehouden een oordeel te geven over de vraag of, en zo ja, in hoeverre de vordering van de curator toewijsbaar is. Stellingen die verwijten aan [naam bedrijf 1] betreffen, maar die niet aan die vraag raken, zullen daarom onbesproken blijven.
Inningsbevoegdheid curator, verpanding, opschorting
4.2.
Als meest verstrekkende verweer heeft Constructo aangevoerd dat de curator niet inningsbevoegd is, omdat er volgens het openbare verslag van de curator sprake is van twee pandhouders, te weten de belastingdienst en een Luxemburgse factoringmaatschappij. Na de openbaarmaking van het pandrecht is uitsluitend nog de pandhouder tot inning bevoegd, aldus Constructo. Omdat zij eerder zowel door de belastingdienst als door de factoringmaatschappij werd aangeschreven, was en is zij op de voet van artikel 6:37 BW bevoegd tot opschorting omdat onduidelijk is aan wie zij bevrijdend kan betalen.
4.3.
Dit verweer treft in geen van zijn onderdelen geen doel, omdat de curator met de onder 2.6 aangehaalde brief met bijlagen afdoende heeft aangetoond dat hij mede namens de belastingdienst en Channel Finance S.A. te Luxemburg bevoegd is tot inning van de vorderingen van [naam bedrijf 1] over te gaan, zodat er niet (langer) redelijke twijfel bestaat aan wie de betaling – indien en voor zover deze verschuldigd is – moet geschieden.
Opschorting, mogelijke WKA claim
4.4.
Constructo heeft aangevoerd dat zij het reële risico loopt dat zij thans of in de toekomst door de belastingdienst in het kader van het ingezette WKA-traject, of in het kader van de inlenersaansprakelijkheid wordt aangesproken ter zake van niet door [naam bedrijf 1] betaalde loonheffingen c.a. Op de voet van het arrest van de Hoge Raad van 18 december 1992, NJ 1993, 734 levert dat een voorwaardelijke regresvordering van Constructo op [naam bedrijf 1] op, die voor Constructo een grond voor opschorting en verrekening oplevert.
4.5.
Bij de mondelinge behandeling heeft de curator, onder verwijzing naar het onder 2.16 aangehaalde e-mailbericht van de belastingdienst, zich niet verzet tegen opschorting van de betaling van € 40.000,--, mits (i) Constructo de door de Belastingdienst gevraagde informatie binnen de actuele door de Belastingdienst gestelde termijn juist en volledig aanlevert en dat (ii) Constructo in geval van het uitblijven van een WKA-claim dan wel indien een claim voor een lager bedrag wordt opgelegd het bedrag van € 40.000,-- respectievelijk het verschil tussen het bedrag van de claim en € 40.000,-- aan de curator betaalt.
4.6.
Gelet op het voorgaande zal het beroep op opschorting in verband met de te verwachten WKA-claim ter zake van de inlenersaansprakelijkheid worden gehonoreerd tot een bedrag van € 40.000,--. Dat brengt met zich dat de vordering in zoverre thans niet opeisbaar en dus niet toewijsbaar is. Op die grond moet thans € 40.000,-- in mindering worden gebracht op het bedrag dat hierna wel toewijsbaar zal blijken en het meerdere zal op die grond nu worden afgewezen. De afwikkeling van dat deel van de vordering, na een vastgestelde inlenersaansprakelijkheid, of bij het geheel uitblijven daarvan, gaat het bestek van deze zaak te buiten, zodat de rechtbank daarover in dit vonnis geen oordeel geeft.
Vordering onduidelijk?
4.7.
Constructo voert aan dat haar accountant de curator er voorafgaand aan deze procedure al op heeft gewezen dat er van alles niet klopt aan de vordering van [naam bedrijf 1] en ook dat er in de correspondentie voorafgaand aan deze procedure uiteenlopende bedragen als vordering van [naam bedrijf 1] zijn opgegeven. De vordering is onduidelijk aldus Constructo.
4.8.
Voor zover op deze plaats van belang, strekt de vordering tot betaling van de facturen zoals deze onder 2.5 zijn weergegeven. Gelet op het verweer van Constructo moet beoordeeld in hoeverre deze vordering tot betaling van die facturen gegrond en toewijsbaar is. Daarover wordt het volgende overwogen.
4.9.
Constructo voert bij conclusie van antwoord aan dat zij de facturen, de daarop genoemde uren, de daarop genoemde medewerkers, de daarop genoemde bedragen, en daarmee de omvang en samenstelling van de vordering betwist. De curator dient, aldus Constructo, de vordering nader te onderbouwen met bewijs van de concrete afspraken die zouden zijn gemaakt met betrekking tot iedere op de betreffende facturen genoemde medewerker, de daarbij behorende tarieven en reiskosten en zij nodigt de curator uit om (bijvoorbeeld met ondertekende werkbriefjes o.i.d.) aan te tonen dat de in rekening gebrachte tijd ook daadwerkelijk ten behoeve van Constructo is besteed.
4.10.
Daarop heeft de curator, drie weken voor de mondelinge behandeling, onder meer als productie 26 kopieën van de openstaande facturen met de onderliggende urenbriefjes in het geding gebracht. De curator licht daarbij toe dat uit de urenbriefjes volgt wanneer deze door Constructo zijn goedgekeurd en daarmee ook dat de daarop vermelde tijdsbesteding daadwerkelijk ten behoeve van Constructo heeft plaatsgevonden. Nu de facturen zijn gebaseerd op de urenbriefjes, is daarmee de juistheid van de grondslag van de facturen aangetoond en daarmee ook de grondslag van de vordering, aldus de curator.
4.11.
Constructo heeft, hoewel zij daartoe in de gelegenheid was, niet meer inhoudelijk gereageerd op deze nadere onderbouwing van de vordering van de curator, waar het de eerste zestien van de onder 2.5 aangehaalde facturen betreft. Dit deel van de vordering is niet langer voldoende gemotiveerd weersproken, zodat deze in zoverre in beginsel toewijsbaar is.
4.12.
Wat betreft de ‘verzamelfactuur’ van € 150.460,91 voert Constructo aan dat zij deze factuur nimmer van [naam bedrijf 1] heeft ontvangen en zij vertrouwt niet dat deze factuur een juiste weergave is van de nog openstaande facturen van [naam bedrijf 1] aan Constructo, omdat zij dat niet aan de hand van de gegevens van de curator kan nagaan en zijn voert verder aan dat als dit onderdeel van de vordering al zou bestaan, deze dan betrekking heeft op een andere vennootschap dan [naam bedrijf 1] . De rechtbank overweegt daarover het volgende.
4.13.
De curator heeft er onweersproken op gewezen dat uit de griffiersaantekeningen, aangehaald onder 2.14, blijkt dat de directeur van Constructo heeft verklaard dat zij deze factuur wel heeft ontvangen, zij het vanuit Spar Holding, en dat Constructo deze niet kan weerleggen. Constructo is, hoewel zij daartoe in de gelegenheid was, op dat punt niet meer ingegaan, zodat de rechtbank ervan uitgaat dat Constructo inderdaad al langer bekend was met deze factuur. Verder heeft de curator erop gewezen dat uit deze factuur zelf blijkt dat het daarbij gaat om een factuur van [naam bedrijf 1] aan Constructo, die mogelijkerwijs wel vanaf het mailadres van een andere vennootschap in de groep is verzonden. Ook op dat punt is Constructo vervolgens niet meer ingegaan. De rechtbank gaat er daarom van uit dat de factuur inderdaad ziet op diensten die [naam bedrijf 1] daarbij aan Constructo in rekening heeft gebracht.
4.14.
Tegenover de specificatie van, en toelichting op deze factuur, met daarin ook telkens de vermelding van het oorspronkelijke bedrag en nummer van de betreffende onderliggende factorfactuur, is het enkele verweer dat Constructo deze verzamelfactuur niet vertrouwt en dat zij met de uitleg van [naam bedrijf 1] niet zoveel kan, onvoldoende specifiek om tot weerlegging van de verzamelfactuur te dienen. Bij gebreke van een deugdelijk verweer tegen de aldus toereikend onderbouwde vordering tot betaling van de ‘verzamelfactuur’ moet de slotsom zijn, dat de vordering ook in zoverre in beginsel toewijsbaar is.
Beroep op verrekening
4.15.
Tussen partijen is niet in geschil dat Constructo, voor zover zij een gegronde tegenvordering op [naam bedrijf 1] heeft, zich tegenover de curator kan beroepen op verrekening daarvan met de toewijsbaar geoordeelde vordering van de curator.
4.16.
Constructo stelt dat zij de volgende tegenvorderingen op [naam bedrijf 1] heeft die zij wil verrekenen met de vordering van [naam bedrijf 1] voor zover deze toewijsbaar mocht blijken:
a) € 72.245,01aan crediteringen aan de opdrachtgever Lubrista Steigers en Liften B.V.,
b) door Constructo zelf betaalde lonen ad in totaal € 6.089,58, vermeerderd met een factuur van [naam bedrijf 2] van € 11.100,51,
c) de leasekosten van een overtollig wagenpark ad € 31.000,--,
d) omzetdaling van € 588.250,-- met een margeverlies 33%, te weten € 194.122,50.
De rechtbank overweegt over deze posten als volgt.
a.
a) Crediteringen ad € 72.245,01
Constructo heeft aangevoerd dat zij uitgebrachte facturen heeft moeten crediteren door nalatigheid van [naam bedrijf 1] . Naar het oordeel van de rechtbank is echter zonder nadere toelichting, die ook niet is gegeven nadat de curator gemotiveerd verweer op dit punt heeft gevoerd, niet vast te stellen of, en in hoeverre de crediteringen zijn aan te merken als schade die is toe te schrijven aan een toerekenbare tekortkoming van [naam bedrijf 1] in de nakoming van een concrete op haar rustende verplichting uit de overeenkomst met Constructo. Dat brengt met zich dat het beroep op verrekening met deze post bij gebreke van een voldoende feitelijke onderbouwing strandt.
b) Zelf betaalde lonen
Constructo voert aan dat zijzelf op enig moment lonen heeft moeten betalen aan personeel dat op de loonlijst stond bij [naam bedrijf 1] en dat door Constructo aan derden ter beschikking is gesteld. Ook deze stelling kan Constructo niet baten op grond van het volgende. Aannemend dat dit een kostenpost is die het gevolg is van een toerekenbare tekortkoming van [naam bedrijf 1] in de nakoming van de overeenkomst met Constructo, kan niet worden vastgesteld dat dit een post is die bij wijze van schadevergoeding ten laste van [naam bedrijf 1] gebracht kan worden. Immers, nadat de curator onder meer heeft aangevoerd dat deze posten, indien deze zouden zijn voorgefinancierd door [naam bedrijf 1] , uiteindelijk toch ook voor rekening van Constructo zouden komen, heeft Constructo dit deel van haar tegenvordering niet nader onderbouwd. Ook voor deze post treft het beroep op verrekening geen doel, omdat de tegenvordering in zoverre onvoldoende nader is onderbouwd, nu niet kan worden vastgesteld worden dat het om daadwerkelijke geleden schade gaat.
c) Wagenpark
Constructo wijst er verder op dat zij een wagenpark heeft aangelegd dat in 2019 meerkosten van € 31.000,-- heeft opgeleverd. Toen personeel wegliep omdat [naam bedrijf 1] niet langer de lonen betaalde, bleef Constructo achter met de leasecontracten voor het wagenpark waarvoor zij geen bestemming meer had. Er bestaat een causaal verband tussen deze schade(post) en het nalaten van [naam bedrijf 1] om de samenwerkingsovereenkomst [naam bedrijf 1] na te komen, aldus Constructo. De curator heeft ook deze vordering op een aantal gronden gemotiveerd weersproken. De rechtbank overweegt daarover als volgt. Ook al is er een causaal verband aan te wijzen tussen beëindiging van de bedrijfsactiviteiten van [naam bedrijf 1] en het overtollig worden van dit wagenpark, dan is daarmee zonder nadere uitleg nog niet vast te stellen dat deze schadepost het gevolg is van een tekortkoming van een concrete op [naam bedrijf 1] rustende verplichting jegens Constructo op grond van de samenwerkingsovereenkomst. Nu daarvoor, ook na verweer ter zake, geen aanknopingspunten zijn gegeven, is de conclusie dat ook dit onderdeel van de tegenvordering niet voor verrekening in aanmerking komt, omdat een deugdelijke grond voor dit deel van de tegenvordering ontbreekt. Onbesproken kan dan ook blijven of Constructo haar recht heeft verwerkt zich in dit geding op deze tegenvordering te beroepen.
d) Omzetdaling
Constructo heeft aangevoerd dat, doordat [naam bedrijf 1] haar verplichtingen niet nakwam en er daardoor op projecten grote problemen ontstonden, een groot aantal opdrachtgevers van Constructo is opgestapt en dat dit leidde tot een margeverlies van 33% van de daardoor gederfde omzet van € 194.122,50. Constructo verwijst daarbij naar de onder 2.18 aangehaalde e-mail. De curator heeft daar tegenover gesteld dat de gestelde omzetdaling onvoldoende is onderbouwd en dat Constructo niet heeft aangetoond dat opdrachtgevers zijn weggelopen als gevolg van handelen van [naam bedrijf 1] .
De rechtbank passeert het verweer van de curator tegen dit onderdeel van de tegenvordering omdat dit verweer in het licht van de correspondentie die tussen partijen voorafgaand van deze procedure onvoldoende concreet is onderbouwd. Om te beginnen is het naar het oordeel van de rechtbank op zichzelf aannemelijk dat Constructo inderdaad klanten heeft verloren omdat het door haar via [naam bedrijf 1] ter beschikking gestelde personeel met onvrede wegliep, en verder wijst de rechtbank er in dit verband op dat, nadat de curator daarom gevraagd had, Constructo een gespecificeerde opgave heeft gedaan van de klanten waar het om gaat, wat de jaaromzet van elk van die klanten in 2018 was, en welke marge Constructo op de omzet van deze klanten maakte. Onder die omstandigheden is het enkele verweer dat deze post niet onderbouwd is, niet (meer) toereikend te noemen. Het verweer tegen deze tegenvordering wordt daarom bij gebreke van een voldoende concrete en feitelijke toelichting gepasseerd. Dat brengt met zich dat het beroep op verrekening met dit onderdeel van de tegenvordering doel treft.
Slotsom en kosten
4.17.
De slotsom van het voorgaande is dat de vordering tot betaling van de openstaande facturen ad € 382.032,84 op zichzelf toewijsbaar is en dat het beroep op opschorting doel treft tot € 40.000,00 en dat het beroep op verrekening wordt gehonoreerd tot een bedrag van € 194.122,50, welke bedragen in mindering moet worden gebracht op de thans verschuldigde hoofdsom, zodat aan hoofdsom € 137.910,34 toegewezen kan worden.
4.18.
Er is geen afzonderlijk verweer gevoerd tegen de medegevorderde wettelijke handelsrente. De door de curator overlegde renteberekening is niet meer bruikbaar, omdat deze uitgaat van toewijsbaarheid van de integrale hoofdsom. De wettelijke rente zal worden toegewezen op de wijze als hierna vermeld.
4.19.
De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten moet worden afgewezen omdat niet gesteld is dat deze, voor zover te herleiden tot de thans aan de orde zijnde vorderingen van de curator, meer of andere kosten betreffen dan die, waarin de wettelijke regeling van de proceskostenveroordeling beoogt te voorzien.
4.20.
Partijen zijn over en weer gedeeltelijk in het ongelijk gesteld. De rechtbank ziet daarin aanleiding de proceskosten zo te compenseren, dat iedere partij de eigen kosten draagt.
4.21.
Hetgeen meer of anders is gevorderd, zal worden afgewezen.

5..De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt Constructo om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis aan de curator € 137.910,34 (honderdzevenendertigduizend negenhonderdtien euro en vierendertig cent) te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119a BW over de jongste facturen die tot dat totaalbedrag van € 137.910,34 nog geheel of gedeeltelijk openstaan, telkens berekend vanaf de vervaldag van de betreffende factuur tot aan de dag van betaling,
5.2.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.3.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.P. van Essen en in het openbaar uitgesproken op 8 december 2021.
196/1729