ECLI:NL:RBROT:2021:12803

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 november 2021
Publicatiedatum
23 december 2021
Zaaknummer
10/063144-21 / TUL VV: 01/880126-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van bedreiging en beschadiging van een woning door beschieting met een vuurwapen

Op 5 november 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van bedreiging en het beschadigen van een woning. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 23 januari 2021, waarbij de woning van een slachtoffer in Capelle aan den IJssel werd beschoten met een (semi-)automatisch vuurwapen. De verdachte was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd en had een advocaat, mr. B. Hartman. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 2 jaar, met inbegrip van een vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde jeugddetentie van 8 maanden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met medeverdachten, betrokken was bij de beschieting van de woning. Er was bewijs dat de verdachte vooraf instructies had gegeven aan medeverdachten via Snapchat, wat leidde tot de conclusie dat er sprake was van nauwe en bewuste samenwerking. De rechtbank verwierp de verdediging die pleitte voor vrijspraak, en oordeelde dat de verdachte voldoende bijgedragen had aan de uitvoering van het strafbare feit.

De rechtbank veroordeelde de verdachte tot een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van het voorarrest, en kende een gedeeltelijke schadevergoeding toe aan de benadeelde partij, die immateriële schade had geleden door de beschieting. De rechtbank oordeelde dat de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze waren gepleegd, een zware straf rechtvaardigden. De verdachte had eerder soortgelijke feiten gepleegd, wat de rechtbank in haar overwegingen meenam.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/063144-21
Parketnummer vordering TUL VV: 01/880126-18
Datum uitspraak: 5 november 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] 2000 ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de
Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie Hoogvliet,
raadsman mr. B. Hartman, advocaat te Amsterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 22 oktober 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. W.B.J. ten Have heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair en onder 2 primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 jaar, met aftrek van voorarrest;
  • toewijzing van de vordering tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk gedeelte van 8 maanden jeugddetentie in de zaak met parketnummer 01/880126-18, met toepassing van artikel 6:6:29 Sv te vervangen door 8 maanden gevangenisstraf.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering van het onder 1 primair en onder 2 primair ten laste gelegde
In de nacht 23 januari 2021 is de woning toebehorende aan [slachtoffer] aan de [adres delict] in Capelle aan den IJssel tussen 03:50 uur en 04:04 uur beschoten met een (semi-)automatisch vuurwapen. De aangever, die ten tijde van het incident elders verbleef, heeft aangifte gedaan van bedreiging.
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft integrale vrijspraak bepleit en daartoe – zakelijk weergeven – het volgende aangevoerd. Het dossier bevat onvoldoende bewijs om tot een bewezenverklaring van enige vorm van medeplegen te komen, vanwege het ontbreken van het vereiste van dubbele opzet. Daarnaast is onvoldoende vast komen te staan dat sprake is van enig aandeel van de verdachte in de uitvoering van het strafbare feit, waardoor niet gesproken kan worden van een nauwe en bewuste samenwerking.
4.1.2.
Beoordeling
Op grond van de bewijsmiddelen kan worden vastgesteld dat de verdachte een aantal uren voor de beschieting op de woning aan de [adres delict] in Capelle aan den IJssel met medeverdachte [naam medeverdachte 1] heeft gesproken via Snapchat. De verdachte geeft in dit gesprek te kennen dat medeverdachte [naam medeverdachte 1] zijn auto, een Volkswagen Polo, in een van de parkeervakken moet parkeren en de lichten van de auto uit moet doen. Verder schrijft de verdachte dat ze de “p” in Rotterdam moeten laten en niet meteen moeten terugrijden naar Amsterdam.
Uit camerabeelden in de nabije omgeving van de [adres delict] in Capelle aan den IJssel blijkt dat medeverdachte [naam medeverdachte 1] daar in de nacht van 22 op 23 januari 2021 in de Volkswagen Polo heeft rondgereden zonder dimlicht en achterlicht. De verdachte blijft daarnaast gedurende de nacht van 23 januari 2021 contact houden met medeverdachte [naam medeverdachte 1] en rijdt rondom de tijd van de beschieting in Capelle aan den IJssel van Amsterdam naar Rotterdam. Even na het tijdstip van de beschieting wordt de verdachte gebeld door de medeverdachte [naam medeverdachte 1] , waarbij zij via WhatsApp livelocaties uitwisselen. Medeverdachten [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] worden vervolgens door de verdachte opgehaald in Rotterdam-Zuid en rijden met de verdachte mee naar Amsterdam. De Volkswagen Polo blijft die nacht achter in Rotterdam. Op 23 januari 2021 in de middag rijden de verdachte en medeverdachte [naam medeverdachte 1] gezamenlijk van Amsterdam naar Rotterdam om de Volkswagen Polo van medeverdachte [naam medeverdachte 1] op te halen. De verdachten rijden afzonderlijk van elkaar terug naar Amsterdam.
Uit deze feitelijke gang van zaken, en bij gebreke aan een andere, geloofwaardige verklaring van de verdachte, leidt de rechtbank af dat met de “p” in het snapchatgesprek werd bedoeld de Polo van medeverdachte [naam medeverdachte 1] . Die Polo heeft men inderdaad de betreffende nacht, conform de instructies van de verdachte, in Rotterdam achtergelaten. De rechtbank acht met name de verklaring van de verdachte dat hij in dat gesprek slechts ‘advies zou hebben gegeven’ op grond van zijn eerdere ervaring bij een soortgelijk incident in Eindhoven niet geloofwaardig. Inhoud en strekking van het gesprek zijn met die uitleg immers niet te verenigen.
De uitvoering van het strafbare feit verloopt derhalve overeenkomstig de instructies die de verdachte via Snapchat heeft gegeven aan medeverdachte [naam medeverdachte 1] .
De verdachte heeft, gelet op het voorgaande, aan de bedreiging en beschadiging een intellectuele en materiële bijdrage geleverd door voorafgaand instructies te geven omtrent de uitvoering daarvan. Daarnaast heeft de verdachte ook een substantiële rol gehad in de uitvoering en de afhandeling van het delict. De bijdrage van de verdachte, in het geheel bezien, is van voldoende gewicht om te kunnen spreken van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de anderen.
4.1.3.
Conclusie
De verweren worden verworpen. Bewezen is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de bedreiging van aangever en de beschadiging van de woning.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en onder 2 primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1
hij op 23 januari 2021 te Capelle aan den IJssel, tezamen en in vereniging met een of meer anderen opzettelijk en wederrechtelijk een gebouw aan de [adres delict] , toebehorende aan [slachtoffer] , heeft beschadigd door met een vuurwapen projectielen af te vuren op dat gebouw;
2
hij op 23 januari 2021 te Capelle aan den IJssel, tezamen en in vereniging met een of meer anderen [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door meermalen met een (semi)automatisch vuurwapen op een pand van die [slachtoffer] (de [adres delict] ) te schieten.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig gebouw dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen;
2.
medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er zijn geen feiten en omstandigheden omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een zeer ernstige bedreiging door met een (semi-)automatisch vuurwapen een woning te beschieten. Deze woning is eerder beschoten en vormt de vierde beschieting in een reeks beschietingen gericht tegen één familie. Het betreft een zeer indringende en intimiderende bedreiging, waarbij van geluk mag worden gesproken dat zich ten tijde van de beschieting niemand in de woning bevond en er geen slachtoffers zijn gevallen. Er bestaat geen twijfel dat de aangever zich door het handelen van verdachte en zijn medeverdachten bedreigd heeft gevoeld.
Daarnaast is een beschieting midden in een woonwijk voor omwonenden op de [adres delict] in Capelle aan den IJssel eveneens bedreigend geweest. Het behoeft geen toelichting dat het beschieten van een woning in een dichtbevolkte stad de nodige schrik en gevoelens van onveiligheid in de buurt te weeg heeft gebracht. Dit alles wordt de verdachte zwaar aangerekend.
Mede gelet op de toegenomen frequentie en aard van schietpartijen in Rotterdam en omstreken dient tegen dergelijk vuurwapengeweld streng te worden opgetreden.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 24 september 2021, waaruit blijkt dat de verdachte eerder – in januari 2019 – is veroordeeld voor een feit dat nagenoeg identiek is aan hetgeen hem thans ten laste is gelegd, namelijk het beschieten van een woning, gepleegd in 2018.
7.3.2.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 26 mei 2021, dat onder meer het volgende inhoudt. De verdachte heeft een lopend reclasseringstoezicht vanwege een eerdere veroordeling. Binnen het reclasseringstraject en de top-400 aanpak van de gemeente Amsterdam zijn geen signalen of zorgen omtrent het gedrag van de verdachte en hij lijkt pro-sociale doelen na te streven. Ook ten tijde van het plegen van het soortgelijke feit in 2018 was dit het geval. De reclassering acht dit zorgelijk, omdat de verdachte blijkbaar in staat is tot dit soort ernstige delicten zonder dat er signalen daarvoor zijn. Het sociale netwerk van de verdachte wordt gezien als risicofactor voor herhaling. Geadviseerd wordt om aan de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen zonder reclasseringstoezicht, omdat dit - gelet op het verleden - geen toegevoegde waarde heeft voor het terugdringen van recidive. De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanmerkelijke duur. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De verdediging heeft verzocht geen langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf aan de verdachte op te leggen dan reeds door hem in voorarrest is doorgebracht. Gelet op de sturende rol van de verdachte bij het strafbare feit – bij het incident uit 2018 was hij nog ‘slechts’ uitvoerder –, de proeftijd waarin de verdachte loopt en het feit dat hij op geen enkel moment openheid van zaken heeft gegeven, maken dat de rechtbank hiervoor geen aanleiding ziet.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8..In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank de in beslag genomen iPhone XR verbeurd zal verklaren en de in beslag genomen iPhone 6 Plus terug zal geven aan de verdachte.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht om teruggave van beide telefoons.
8.3.
Beoordeling
De in beslag genomen iPhone XR zal worden verbeurdverklaard. De bewezen feiten zijn met behulp van dit voorwerp begaan en voorbereid. Ten aanzien van de in beslag genomen iPhone 6 Plus zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte.

9..Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [slachtoffer] ter zake van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 2.000,00 aan immateriële schade.
9.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gehele toewijzing van de vordering, te vermeerderen met wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2.
Standpunt verdediging
De verdediging verzoekt primair om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering vanwege de bepleite vrijspraak. Subsidiair stelt de verdediging zich op het standpunt dat de vordering afgewezen dient te worden vanwege het ontbreken van enige onderbouwing.
9.3.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat door de bewezen verklaarde feiten rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal op dit moment op basis van de nu gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 1.000,00. De rechtbank neemt in haar oordeel mee dat de benadeelde partij ten tijde van de beschieting niet in zijn woning verbleef, aangezien hij in het buitenland woont. Desondanks rechtvaardigt de aard van het feit een gedeeltelijke toewijzing van de vordering.
De benadeelde partij zal voor het meer gevorderde niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan daarom slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 23 januari 2021.
Nu de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
9.4.
Conclusie
De verdachte moet, samen met zijn mededaders, de benadeelde partij [slachtoffer] en schadevergoeding betalen van € 1.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 januari 2021 en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

10..Vordering tenuitvoerlegging

10.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 11 januari 2019 van de meervoudige kamer in de rechtbank Oost-Brabant is de verdachte in de zaak met parketnummer 01/880126-18 – voor zover van belang – ter zake van medeplegen van bedreiging en het voorhanden hebben van een vuurwapen veroordeeld tot 24 maanden jeugddetentie, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De proeftijd is ingegaan op 3 juni 2019 en was ten tijde van het indienen van de vordering van de officier van justitie niet geëindigd.
10.2.
Standpunten officier van justitie en verdediging
Ter zitting heeft de officier van justitie gerekwireerd tot toewijzing van de hiervoor genoemde vordering met toepassing van artikel 6:6:29 Sv, zodat de jeugddetentie wordt omgezet in gevangenisstraf.
De raadsman heeft primair bepleit de vordering af te wijzen en subsidiair gedeeltelijke toewijzing van de vordering met omzetting naar een taakstraf.
10.3.
Beoordeling
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van het onder 10.1 vermelde vonnis en voor het einde van de bijbehorende proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
Daarom zal de tenuitvoerlegging worden gelast van het voorwaardelijk gedeelte van de bij dat vonnis aan de verdachte opgelegde straf. Met toepassing van artikel 6:6:29 Sv bepaalt de rechtbank dat de jeugddetentie vervangen wordt door gevangenisstraf.

11..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is de artikelen 33, 33a, 36f, 47, 57, 285 en 352 van het Wetboek van Strafrecht.

12..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

13..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair en onder 2 primair ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf voor de feiten: iPhone XR;
- gelast de teruggave aan verdachte van: iPhone 6 Plus
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededader(s), des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, aan de benadeelde partij [slachtoffer] te betalen een bedrag van
€ 1.000,00 (zegge: duizend euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 23 januari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in het resterende immateriële gedeelte van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [slachtoffer] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij [slachtoffer] begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer] te betalen
€ 1.000,00 (zegge: duizend euro),vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 januari 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 1.000,00 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
20 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] , waaronder begrepen betaling door zijn mededader(s), tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
gelast de
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van 11 januari 2019 van de meervoudige kamer in de rechtbank Oost-Brabant aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van:
8 maanden jeugddetentie, te vervangen door 8 maanden gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E. Rabbie, voorzitter,
en mrs. L. Daum en W.S. Korteling, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. Knook, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 5 november 2021.
De voorzitter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 23 januari 2021 te Capelle aan den IJssel, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een gebouw aan/nabij de [adres delict] , geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , althans aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door met een vuurwapen projectielen af te vuren op dat gebouw;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een tot op heden onbekend gebleven persoon op of omstreeks 23 januari 2021 te Capelle aan den IJssel, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een gebouw aan/nabij de [adres delict] , geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , althans aan een ander of anderen dan aan die tot op heden onbekend gebleven persoon en/of zijn/haar mededaders, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door met een vuurwapen projectielen af te vuren op dat gebouw tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, op of omstreeks 23 januari 2021 te Capelle aan den IJssel en/of Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door de schutter te vervoeren en/of een auto ter beschikking te stellen;
2
hij op of omstreeks 23 januari 2021 te Capelle aan den IJssel, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door meermalen, althans eenmaal, met een (semi)(automatisch) vuurwapen op een pand van die [slachtoffer] (de [adres delict] ) te schieten;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een tot op heden onbekend gebleven persoon op of omstreeks 23 januari 2021 te Capelle aan den IJssel, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door
meermalen, althans eenmaal, met een (semi)(automatisch) vuurwapen op een pand van die [slachtoffer] (de [adres delict] ) te schieten tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, op of omstreeks 23 januari 2021 te Capelle aan den IJssel en/of Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door de schutter te vervoeren en/of een auto ter beschikking te stellen;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 23 januari 2021 te Capelle aan den IJssel, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een tot op heden onbekend gebleven persoon, die schuldig was aan of verdachte was van enig misdrijf, te weten de vernieling van een gebouw aan/nabij de [adres delict] en/of de bedreiging van [slachtoffer] , heeft verborgen en/of behulpzaam is geweest in het ontkomen aan de nasporing van en/of de aanhouding door een of meer ambtenaren van justitie of de politie, door de schutter van de plaats delict te vervoeren.