ECLI:NL:RBROT:2021:12646

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 december 2021
Publicatiedatum
21 december 2021
Zaaknummer
9510542 BM 21-4743
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tekortschieten van de bewindvoerder in de schadevaststelling en de regeling van de schadevergoeding

In deze beschikking van de kantonrechter te Dordrecht, gedateerd 23 december 2021, wordt het tekortschieten van de bewindvoerder, [naam 1], beoordeeld. Het bewind over de goederen van betrokkene, geboren op [geboortedatum betrokkene] en wonende te [adres betrokkene], werd op 25 april 2016 ingesteld. Bij beschikking van 17 december 2020 werd [naam 1] ontslagen als bewindvoerder vanwege onvoldoende verantwoording van de gedaalde vermogenspositie van betrokkene in de periode van 2018 tot en met 2020. De nieuwe bewindvoerder, [naam bedrijf], werd benoemd en kreeg de opdracht om de inkomsten en uitgaven van betrokkene te onderzoeken. De bewindvoerder concludeerde dat er onverklaarbare uitgaven waren gedaan, die leidden tot een schade van € 36.175,83 aan het vermogen van betrokkene.

Tijdens de zitting op 9 december 2021, waar betrokkene niet aanwezig was, werd de zaak behandeld. [naam 1] gaf aan dat de uitgaven voor kleding, verzorging en een reis naar Suriname waren, maar kon deze niet onderbouwen met betalingsbewijzen. De kantonrechter oordeelde dat [naam 1] tekort was geschoten in haar zorgplicht als bewindvoerder en dat zij de schade moest vergoeden. Er werd overeenstemming bereikt over het schadebedrag van € 19.000,-, dat in maandelijkse termijnen van € 150,- moet worden betaald. De beschikking legt deze regeling vast en verklaart deze uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9510542 BM 21-4743
dossiernummer: [nummer]
uitspraak: 23 december 2021

beschikking van de kantonrechter, zitting houdende te Dordrecht

inzake het bewind over de goederen van:

[naam betrokkene],

geboren te [geboorteplaats betrokkene] op [geboortedatum betrokkene],
wonende te [adres betrokkene],
hierna te noemen ‘betrokkene’.

Verloop van de procedure

De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
  • de beschikking van de kantonrechter van 17 december 2020 en de daarin genoemde stukken;
  • de brief van de bewindvoerster van 9 maart 2021;
  • de e-mail van [naam 1] van 5 april 2021;
  • de brief van de bewindvoerster van 17 mei 2021, met bijlagen;
  • de brief van de bewindvoerster van 14 oktober 2021, met bijlagen;
  • de brief van de bewindvoerster van 2 november 2021, met bijlagen;
  • de brief van [naam 1] van 23 november 2021.
De kantonrechter heeft de zaak ter terechtzitting van dinsdag 9 december 2021 met gesloten deuren behandeld.
Na uitroep van de zaak zijn verschenen:
  • [naam 2] en [naam 3] namens [naam bedrijf];
  • [naam 1].
Betrokkene is niet verschenen.

Beoordeling

Op 25 april 2016 is het bewind ingesteld over die goederen die (zullen) toebehoren aan betrokkene, met benoeming van [naam 1] tot bewindvoerster. Bij beschikking van 17 december 2020 heeft de kantonrechter [naam 1] met ingang van 1 januari 2021 ontslagen als bewindvoerster, omdat zij onvoldoende heeft uitgelegd waardoor het vermogen van betrokkene is gedaald in de periode van 2018 tot en met 2020 en onvoldoende heeft terugbetaald op de door haar geleende gelden vanaf de rekening van betrokkene. [naam bedrijf] (hierna: de bewindvoerster) is bij dezelfde beschikking benoemd tot bewindvoerster.
Aan de bewindvoerster is bij beschikking van 17 december 2020 verzocht om de inkomsten en uitgaven nader te bekijken over de periode 1 januari 2018 tot en met 31 december 2020 en haar bevindingen terug te koppelen aan de kantonrechter. Per brief van 14 oktober 2021 heeft de bewindvoerster haar bevindingen teruggekoppeld aan de kantonrechter. De bewindvoerster concludeert dat er in de periode 1 januari 2018 tot en met 31 december 2020 diverse onverklaarbare uitgaven zijn gedaan vanaf de rekening van betrokkene, die in totaal hebben geleid tot schade aan het vermogen ter hoogte van € 36.175,83. Het betreft een bedrag van € 10.096,08 aan pinbetalingen, betalingen via iDeal en opnames van contant geld. Daarnaast betreft het een bedrag van € 26.079,75 dat is overgeboekt van de rekening van betrokkene naar de rekening van [naam 1]. [naam 1] heeft deze uitgaven niet onderbouwd of nader verantwoord en de uitgaven zijn ook niet begrijpelijk, aangezien de kosten voor levensonderhoud (waaronder kleding en verzorging) door de instelling ASVZ waar betrokkene verblijft, werden betaald. [naam 1] heeft tot 14 oktober 2021 een bedrag van € 6.120,- afgelost en vanaf 14 oktober 2021 tot 9 december 2021 nog een bedrag van € 450,-, waardoor een totaal schadebedrag van € 29.605,83 overblijft.
[naam 1] heeft op de bevindingen van de bewindvoerster gereageerd. Zij heeft aangegeven dat de uitgaven, zowel de pinbetalingen als de overboekingen, zijn geweest voor kleding en verzorging van betrokkene en uitstapjes met betrokkene. Dit was aanvullend op de uitgaven die ASVZ daarvoor deed. Zij heeft hiervan geen betalingsbewijzen meer. Daarnaast is een deel van de uitgaven gedaan in het kader van een reis naar Suriname, die [naam 1] samen met betrokkene zou gaan maken. Uiteindelijk is betrokkene op het laatste moment niet meegegaan op deze reis, maar [naam 1] kon bepaalde kosten niet terugkrijgen, omdat er geen annuleringsverzekering was afgesloten. [naam 1] had voor deze reis een machtiging van de kantonrechter van € 5.600,- gekregen. [naam 1] betreurt het dat zij niet altijd haar taak als bewindvoerster goed heeft uitgevoerd, maar dit kwam omdat zij hierover onvoldoende kennis had. Zij stelt zich op het standpunt dat zij niet gehouden zou moeten zijn het gehele bedrag van € 36.175,83 terug te betalen.
Conclusie
De kantonrechter is van oordeel dat [naam 1] tekort is geschoten in haar zorg als goed bewindvoerster en dit kan haar ook worden toegerekend. Een sluitende onderbouwing van de niet-verklaarbare uitgaven ontbreekt en de noodzaak van de extra uitgaven bovenop de uitgaven die ASVZ al deed is niet aangetoond. [naam 1] is daarom verplicht de schade die hierdoor is ontstaan te vergoeden.
Over de hoogte van de schade is ter zitting met de bewindvoerster en [naam 1] gesproken. Over dit schadebedrag is ter zitting overeenstemming bereikt. Het nog openstaande schadebedrag per 9 december 2021 betreft € 19.000,-. Dit bedrag is toewijsbaar. Hierop zijn de afgeloste bedragen door [naam 1] tot 9 december 2021 al in mindering gebracht.
Met de bewindvoerster is afgesproken dat [naam 1] dit bedrag in maandelijkse termijnen van € 150,- mag voldoen. De kantonrechter legt deze regeling vast in de onderhavige beschikking.

Beslissing

De kantonrechter:
stelt de schade, die betrokkene heeft geleden, vast op een bedrag van € 19.000,- (per 9 december 2021);
veroordeelt [naam 1] om het bedrag van € 19.000,- te vergoeden aan betrokkene (via de bewindvoerster);
verstaat dat [naam 1] en [naam bedrijf] zijn overeengekomen dat het hierboven genoemde bedrag, zal worden betaald in termijnen van € 150,- per maand op rekeningnummer [bankrekeningnummer] t.n.v. [naam betrokkene], voor het eerst uiterlijk op 1 januari 2022 en vervolgens telkens uiterlijk op de eerste dag van iedere daaropvolgende maand;
bepaalt dat, wanneer [naam 1] enige termijnbetaling niet, niet-tijdig of niet-volledig verricht, het restant verschuldigde terstond en zonder nadere ingebrekestelling geheel ineens opeisbaar zal zijn en dat zij vanaf dat moment de wettelijke rente verschuldigd is;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. R. van den Wildenberg, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting. 48996/24134
Verzonden op: