ECLI:NL:RBROT:2021:12642

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 december 2021
Publicatiedatum
21 december 2021
Zaaknummer
C/10/624190 / KG ZA 21-729
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking aanbesteding door Irado en geschil over geldigheid inschrijvingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 9 december 2021 uitspraak gedaan in een kort geding tussen BTN B.V. en N.V. Irado, met NEMAD HOFMAN B.V. als tussenkomende partij. BTN B.V. vorderde dat Irado de beslissing tot intrekking van de aanbesteding voor de levering van bedrijfskleding en persoonlijke beschermingsmiddelen zou intrekken en de opdracht voorlopig aan BTN zou gunnen. Irado had op 8 oktober 2021 besloten de aanbesteding in te trekken, omdat geen van de inschrijvers had voldaan aan de eisen van de aanbesteding, met name de eis dat de aangeboden kleding moest voldoen aan de RWS-striping. BTN stelde dat de intrekking niet gerechtvaardigd was en dat zij een geldige inschrijving had ingediend. De voorzieningenrechter oordeelde dat Irado op goede gronden tot intrekking van de aanbesteding was overgegaan, omdat de eisen onduidelijk waren en geen van de inschrijvers aan de gestelde eisen had voldaan. De vorderingen van BTN werden afgewezen, en BTN werd veroordeeld in de proceskosten. De rechter oordeelde dat Irado de aanbesteding binnen afzienbare termijn in gewijzigde vorm opnieuw in de markt zou zetten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/624190 / KG ZA 21-729
Vonnis in kort geding van 9 december 2021
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BTN B.V.,
gevestigd te Elst,
eiseres,
advocaten mrs. J.H.J. Bax en A.H. Klein Hofmeijer te Rotterdam,
tegen
de naamloze vennootschap
N.V. IRADO,
gevestigd te Schiedam,
gedaagde,
advocaten mrs. D.B. Zieren en L.R.J.M. Boer te Rotterdam,
met als tussenkomende partij
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NEMAD HOFMAN B.V.,
gevestigd te Schiedam,
advocaat mr. M.M. Fimerius.
Partijen worden hierna BTN, Irado en Nemad genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 23 augustus 2021,
  • de akte overlegging producties van BTN, met producties 1 tot en met 11,
  • de akte overlegging productie van BTN, met productie 12,
  • de akte vermeerdering van eis en overlegging producties van 26 oktober 2021, met producties 13 tot en met 17,
  • de conclusie van antwoord van Irado,
  • de incidentele conclusie tot tussenkomst (primair) en voeging (subsidiair) van Nemad,
  • de mondelinge behandeling, gehouden op 29 november 2021,
  • de akte overlegging producties van BTN, met productie 18,
  • de pleitaantekeningen van mrs. Bax en Klein Hofmeijer,
  • de pleitnota van mrs. Zieren en Boer,
  • de pleitnota van mr. Fimerius.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..Het incident tot tussenkomst dan wel voeging

2.1.
Nemad heeft primair verzocht om te worden toegelaten als tussenkomende partij en subsidiair om zich te mogen voegen aan de zijde van Irado. Tijdens de mondelinge behandeling hebben BTN en Irado verklaard geen bezwaar te hebben tegen toewijzing van de incidentele vordering. De voorzieningenrechter heeft Nemad vervolgens toegelaten als tussenkomende partij, aangezien zij aannemelijk heeft gemaakt dat zij daarbij voldoende belang heeft. Verder is niet gebleken dat de tussenkomst in de weg staat aan de vereiste spoed bij dit kort geding en de goede procesorde in het algemeen.

3..De feiten

3.1.
Irado draagt in de gemeenten Capelle aan den IJssel, Schiedam, Rozenburg en Vlaardingen zorg voor de inzameling van huishoudelijk afval. Daarnaast houdt zij zich in Capelle aan den IJssel en Vlaardingen bezig met het groenonderhoud en de reiniging van de openbare ruimte en beheert zij in Schiedam de openbare ruimte.
3.2.
Op 25 februari 2021 heeft Irado op TenderNed een aankondiging gedaan van een Europese openbare aanbestedingsprocedure voor de opdracht tot levering van bedrijfskleding en persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM’s). Op 26 maart 2021 heeft Irado voornoemde aankondiging op een aantal punten gerectificeerd.
3.3.
De offerteaanvraag ‘166503 Levering bedrijfskleding en PBM’s aan NV Irado Schiedam’ (hierna: de offerteaanvraag) vermeldt onder meer het volgende:
“(…)
Opdracht
Het betreft de levering van bedrijfskleding en PBM's voor werknemers van verschillende afdelingen binnen Irado, die voor het uitoefenen van hun functie specifieke kleding nodig hebben. Dit omvat onder andere bedrijfskleding, veiligheidskleding, persoonlijke beschermingsmiddelen inclusief schoeisel. Het uiteindelijke doel is dat alle kledingdragers binnen Irado representatief, comfortabel en herkenbaar gekleed zijn waarin zij hun werkzaamheden naar behoren kunnen uitvoeren.
De opdracht betreft geen totale vervanging maar is een voortzetting van het huidige kledingpakket welke nu naar tevredenheid wordt gebruikt. Wegens uniformiteit wordt daarom het huidige kledingpakket uitgevraagd. Het huidige kledingpakket is de initiële scope van deze aanbesteding. Waar gevraagd wordt naar alternatieve kledingstukken en/of schoenen betreft dit de optionele scope van deze aanbesteding.
(…)
Voorbehoud
De aanbestedende dienst behoudt zich het recht voor om tot het moment van ondertekening van de overeenkomst de gehele of een gedeelte van de aanbestedingsprocedure tijdelijk of definitief te stoppen. Tevens heeft de aanbestedende dienst geen verplichting tot gunning. Als de aanbestedende dienst besluit af te zien van gunning stelt hij de inschrijvers hiervan zo spoedig mogelijk op de hoogte met de vermelding van de reden van dit besluit. Door het doen van een inschrijving verklaart u zich akkoord met het voorbehoud en het daaromtrent gestelde.
(…)”
3.4.
Verder staat in de offerteaanvraag informatie over de gunning van de opdracht. Deze wordt gegund aan de inschrijver met de economisch meest voordelige inschrijving op basis van de beste prijs-kwaliteitverhouding. Daarbij gelden vier kwalitatieve gunningscriteria: implementatie, duurzaamheid, advies en dienstverlening en draagproef. De inschrijvingen (de initiële scope) worden beoordeeld aan de hand van de eerste drie gunningscriteria. Daaraan wordt een fictieve korting toegekend die in mindering wordt gebracht op de inschrijfsom. Vervolgens worden de top drie inschrijvers uitgenodigd voor een draagproef, waarbij wordt gekeken naar specifiek door Irado uitgevraagde alternatieve kledingstukken (de optionele scope). Na beoordeling wordt ook dit gunningscriteria uitgedrukt in een fictieve korting en in mindering gebracht op de inschrijfsom. De opdracht wordt aan de inschrijver met de uiteindelijk laagste inschrijfsom gegund.
3.5.
In de bijlage ‘Artikelspecificaties incl. collectieoverzicht PBM’s Irado’ bij de offerteaanvraag (hierna: de Artikelspecificaties) is het huidige kledingpakket van Irado door middel van specificaties en foto’s weergegeven. Bij een aantal kledingstukken staat vermeld dat deze aan de richtlijnen van Rijkswaterstaat (RWS) dienen te voldoen. Verder is opgemerkt dat Irado het huidige kledingpakket wenst voort te zetten, maar dat zij ook akkoord kan gaan met een aanbod van gelijkwaardige producten.
3.6.
In het ‘Programma van Eisen Bedrijfskleding en PBM’s’ (hierna: het PvE) zijn eisen gesteld aan de bedrijfskleding en PBM’s. Eis 9 bepaalt dat de aangeboden signaalkleding dient te voldoen aan de norm NEN-EN-ISO-20471 (hierna: de NEN-norm). Eis 10 vermeldt dat de aangeboden signaalkleding dient te voldoen aan de Arbocatalogus Afvalbranche en aan de CROW-normen geldend vanaf 1 januari 2021.
3.7.
In een nota van inlichtingen (hierna: de NvI) zijn alle gestelde vragen over de aanbesteding en de antwoorden daarop van Irado gebundeld. Daarin staat onder meer:
vraag 2 (‘Bijlage 1 Artikelspecificaties en PvE eis 9 en 10’):
“U geeft aan dat vanwege de uniformiteit het huidige pakket wordt uitgevraagd, rekening houdend met de CROW richtlijnen en de ARBO catalogus met ingang van 1-1-2021. Een groot gedeelte (11 van de 16) van de uitgevraagde kledingstukken voldoet niet aan de richtlijnen van de CROW. De CROW richtlijnen verwijst naar de RWS normering. Wanneer de uitgevraagde kledingstukken moeten voldoen aan de RWS-norm betekent dit dat elke kledingstuk volledig HV oranje-rood moeten zijn, elk kledingstuk minimaal aan de EN20471 klasse 2 moet voldoen en de reflecterende striping aan bepaalde eisen moet voldoen. De uitgevraagde jassen voldoen niet omdat deze marine schouderstukken hebben of een groter gedeelte marine accenten hebben. De uitgevraagde broeken voldoen niet omdat deze marine met oranje zijn, klasse 1. Aangezien u het huidige kledingpakket wilt behouden vanwege de uniformiteit, willen wij u dan ook vragen om eis 10 te laten vervallen. Eventueel adviseren we u eis 9 uit te breiden en te eisen dat een medewerker ten alle tijde volgens EN ISO 20471:2013 klasse 3 is gecertificeerd (combinatie van artikelen).”
antwoord:
“Akkoord om eis 10 te laten vervallen. Eis 9 wordt uitgebreid waarmee eis 9 als volgt is: De combinatie aan signaalkledingstukken die één medewerker draagt dient te voldoen aan NEN-EN-ISO20471.”
vraag 99 (‘NvI antwoord vraag 2’):
“Akkoord om eis 10 te laten vervallen. Eis 9 wordt uitgebreid waarmee eis 9 als volgt is: De combinatie aan signaalkledingstukken die één medewerker draagt dient te voldoen aan NEN-EN-ISO20471. Aan welke klasse moet de kleding voldoen? Klasse 2 of 3? Eist u ook striping conform de RWS richtlijnen? (de zg. H op het corpus en verticale striping over de mouw)”
antwoord:
“In totaal moet de kleding van een medewerker die op of naast de weg werkt voldoen aan klasse 3, dus boven- en onderkleding bij elkaar. Hesjes en jassen moeten voldoen aan de RWS striping.”
3.8.
BTN is de huidige leverancier van Irado en heeft op de opdracht ingeschreven. Nemad heeft eveneens een inschrijving ingediend.
3.9.
Op 23 juli 2021 heeft Irado het voornemen geuit om de opdracht aan Nemad te gunnen (hierna: de gunningsbeslissing). BTN is op de tweede plaats geëindigd.
3.10.
Bij e-mail van 2 augustus 2021 heeft BTN aan Irado, voor zover van belang, bericht:
“(…)
5. Inschrijver dient zich te houden aan de door Irado gestelde eisen en voorwaarden ten aanzien van het pakket bedrijfskleding en PBM. Een zeer belangrijke eis betreft de veiligheid van uw medewerkers en daarmee de hoge zichtbaarheidsklasse van uw kleding. In uw Nota van Inlichtingen geeft u dan ook in Kolom A ǀ vraagnummer 99 ǀ Gerelateerd aan: Algemeen ǀ d.d. 23 april 2021 - 12: 11, het volgende aan:
In totaal moet de kleding van een medewerker die op of naast de weg werkt voldoen aan klasse 3, dus boven- en onderkleding bij elkaar. Hesjes en jassen moeten voldoen aande RWS striping.
BTN heeft bij de keuze van haar jassen - daar waar gevraagd - voldaan aan de eis dat deze jassen voorzien zijn van RWS striping (die daarmee voldoet aan de Richtlijnen van Rijkswaterstaat). Dat betekent onder andere een minimaal 5 cm brede striping in de vorm van een H-profiel op de torso, ook wel Romeinse II genoemd, dat over de schouders door1oopt naar de achterzijde van de torso. Daarnaast dient er op lange mouwen zoals bij een jas, ook nog eens een 2 1/2 cm brede reflectieband aan de buitenzijde van de mouwen te zijn aangebracht. Dit zijn de twee meest in het oog springende onderscheidende posities van aan te brengen striping conform RWS.
Nu hebben wij vanuit de markt vernomen dat de voorlopig winnende inschrijving in haar keuze van de jassen heeft ingezet op het merk Portwest. Gezien het ook bij BTN bekende assortiment van Portwest is het onmogelijk dat de voorlopig winnende inschrijver daarmee kan voldoen aan uw eis van RWS striping. Bent u het hiermee eens?
(…)
Conclusie: de door de voorlopig winnende inschrijving ingezette Portwest artikelen voldoen niet aan de door NV Irado gestelde veiligheidseisen (zie punt 5). De Portwest artikelen zijn bovendien kwalitatief niet gelijkwaardig aan het huidige kledingpakket (zie punt 6). Wij zijn daarom van mening dat de voorlopig winnende inschrijving door de inzet van Portwest artikelen om bovengenoemde redenen niet geldig is en de tender daarom aan nummer twee, BTN B.V., moet worden gegund.
3.11.
Bij e-mail van 16 augustus 2021 heeft Irado aan BTN laten weten dat een onderzoek bij de winnende partij was uitgezet en dat Irado kon bevestigen dat deze partij aan alle in de aanbestedingsstukken gestelde eisen voldeed. Daarbij heeft Irado opgemerkt dat het niet onmogelijk is om aan de eis van de RWS-striping te voldoen en dat de winnende partij, na navraag daartoe door Irado, had bevestigd dat zij aan die eis voldeed. Irado heeft dit standpunt tijdens een gesprek met BTN op 18 augustus 2021 herhaald.
3.12.
Bij brief van 8 oktober 2021 heeft Irado aan onder meer BTN en Nemad medegedeeld:
“Na uitgebreid onderzoek heeft Irado N.V. besloten de Europese aanbesteding levering bedrijfskleding en PBM's aan NV Irado Schiedam met nummer 166503 door middel van onderhavige brief stop te zetten en in te trekken. De gunningsbeslissing d.d. 23 juli 2021 wordt door middel van de onderhavige brief dus eveneens ingetrokken.
Aan deze beslissing liggen met name de volgende redenen ten grondslag. Allereerst geldt dat Irado N.V. zich in de Offerteaanvraag het recht heeft voorbehouden om de aanbestedingsprocedure te beëindigen. Door het indienen van uw inschrijving heeft u zich akkoord verklaart met deze bepaling.
Irado heeft na uitgebreid onderzoek geconstateerd dat geen van de inschrijvers heeft voldaan aan Eis 9 van het Programma van Eisen, althans dat deze eis voor meerderlei uitleg vatbaar is en daardoor niet in stand kan blijven. Het gaat dan in bijzonder om de in vraag 99 van de NvI opgenomen aanvulling op de betreffende eis: "
Hesjes en jassen moeten voldoen aan de RWS striping".
Geen van de inschrijvers heeft
allehesjes en jassen met RWS-striping aangeboden. Dat feit vormt op zichzelf reeds voldoende rechtvaardiging om de aanbestedingsprocedure stop te zetten en in te trekken.
Voor zover deze eis niet voor
allehesjes en jassen zou gelden, is onduidelijk of dan alleen de hesjes en jassen worden bedoeld waarbij in de artikelspecificatie de eis "
Uitgevoerd conform Richtlijnen van Rijkswaterstaat" is opgenomen of voor alle hesjes en jassen waarvan op basis van de foto zou kunnen worden afgeleid dat deze moeten voldoen aan de RWS-striping. Ook deze onduidelijkheid vormt een rechtvaardiging om de aanbestedingsprocedure in te trekken.
Ondanks het feit dat Irado N.V. de aanbestedingsstukken met de grootst mogelijke zorgvuldigheid heeft opgesteld leidt dit alles tezamen bij Irado N.V. tot de conclusie dat een rechtmatige gunning op basis van de onderhavige aanbestedingsprocedure niet mogelijk is.
Wij betreuren het dat wij u niet anders te kunnen berichten en danken u voor de door u getoonde interesse en genomen moeite. Irado N.V. zal de opdracht binnen afzienbare termijn in wezenlijk gewijzigde vorm in de markt zetten. Daarbij wordt onder meer maar niet uitsluitend gedacht aan het wijzigen/schrappen van de eis dat alle jassen en hesjes aan de RWS-richtlijnen moeten voldoen.
(…)”

4..Het geschil

4.1.
BTN vordert na wijziging van eis – verkort en zakelijk weergegeven – dat de voorzieningenrechter bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
1. Irado gebiedt de beslissing van 8 oktober 2021 binnen twee kalenderdagen na dagtekening van het vonnis, althans een in goede justitie vast te stellen termijn, in te trekken en ingetrokken te houden en dat binnen die termijn schriftelijk aan de betrokken inschrijvers te bevestigen,
2. Irado gebiedt om de aanbestede opdracht binnen zeven kalenderdagen na dagtekening van het vonnis, althans binnen een in goede justitie vast te stellen termijn, voorlopig te gunnen aan geen ander dan BTN dan wel Irado gebiedt om een deugdelijk en conform de Aanbestedingswet 2012 gemotiveerd intrekkingsbesluit te nemen met inachtneming van het vonnis en de fundamentele beginselen van het aanbestedingsrecht, onder toekenning aan BTN als voorschot op een inschrijfvergoeding voor BTN van € 5.000,00,
3. een en ander op straffe van een aan BTN te betalen dwangsom van € 10.000,00 per dag of dagdeel, met een maximum van € 100.000,00, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, als Irado in gebreke blijft bij de naleving van het vonnis, en
4. Irado veroordeelt in de kosten van dit geding, waaronder begrepen een redelijke tegemoetkoming in de kosten van rechtsbijstand van BTN, alsmede de nakosten (zonder of met betekening), met de aantekening dat als niet binnen veertien kalenderdagen na dagtekening van het vonnis de proceskosten en de nakosten zijn betaald, Irado daarover de wettelijke rente verschuldigd is vanaf de vijftiende kalenderdag na dagtekening van het vonnis tot aan de dag der algehele voldoening.
4.2.
Irado voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van BTN dan wel afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van BTN in de kosten van het geding, daaronder begrepen de nakosten van € 157,00 zonder betekening en van € 239,00 met betekening van het vonnis, en met bepaling dat BTN de wettelijke rente over de kosten verschuldigd is als zij deze niet binnen veertien dagen na betekening van het vonnis voldoet.
4.3.
Nemad vordert dat de voorzieningenrechter bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
BTN niet-ontvankelijk verklaart in haar vorderingen, althans haar vorderingen afwijst,
Irado gebiedt om de onderhavige opdracht wezenlijk te wijzigen en opnieuw in de markt te zetten, voor zover Irado deze opdracht nog altijd wenst te gunnen,
BTN of Irado veroordeelt tot vergoeding van de proceskosten aan de zijde van Nemad in het incident en in de hoofdzaak, daaronder begrepen de kosten van rechtsbijstand van Nemad, alsmede de nakosten van € 157,00, zonder betekening, en van € 239,00 met betekening van het vonnis, met bepaling dat, als deze kosten niet binnen zeven dagen na de dagtekening van het vonnis worden voldaan, daarover vanaf de achtste dag na dagtekening van het vonnis, wettelijke rente is verschuldigd.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.

5..De beoordeling

5.1.
BTN heeft haar eis gewijzigd. Daartegen heeft Irado geen bezwaar gemaakt. Nu ook de voorzieningenrechter de eiswijziging niet in strijd acht met een goede procesorde, wordt recht gedaan op de gewijzigde, onder 4.1. weergegeven eis.
5.2.
Het spoedeisend belang vloeit voort uit de aard van de zaak.
5.3.
Tussen partijen is in geschil of Irado op goede gronden tot intrekking van de aanbesteding is overgegaan. Bij de beoordeling geldt als uitgangspunt dat het een aanbestedende dienst vrij staat om een aanbesteding in te trekken op voorwaarde dat de aanbestedende dienst daarbij de beginselen van transparantie en gelijke behandeling in acht neemt. Op grond van deze beginselen is de aanbestedende dienst verplicht om de redenen voor het besluit tot intrekking aan de gegadigden en inschrijvers mee te delen.
5.4.
Bij brief van 8 oktober 2021 heeft BTN de aanbesteding alsook de gunningsbeslissing ingetrokken. Voor het besluit tot intrekking heeft Irado drie redenen gegeven: 1) Irado heeft zich in de offerteaanvraag het recht voorbehouden om de aanbestedingsprocedure te beëindigen, 2) geen van de inschrijvers heeft voldaan aan eis 9 van het PvE, althans 3) eis 9 van het PvE is voor meerderlei uitleg vatbaar is en kan daardoor niet in stand blijven. Irado heeft toegelicht dat in de NvI als antwoord op vraag 99 staat dat hesjes en jasjes moeten voldoen aan de RWS-striping. Volgens Irado heeft geen van de inschrijvers
allehesjes en jassen met RWS-striping aangeboden en is, als de eis niet voor alle hesjes en jassen zou gelden, onduidelijk of dan alleen de hesjes en jassen worden bedoeld waarbij in de Artikelspecificaties de eis ‘Uitgevoerd conform Richtlijnen van Rijkswaterstaat’ is opgenomen of voor alle hesjes en jassen waarvan op basis van de foto zou kunnen worden afgeleid dat deze moeten voldoen aan de RWS-striping.
5.5.
In de offerteaanvraag heeft Irado zich het recht voorbehouden om de aanbesteding onder vermelding van de reden in te trekken. Dit laat evenwel onverlet dat Irado bij haar besluit hetgeen hiervoor in 5.3. is overwogen in acht dient te nemen.
5.6.
BTN stelt dat de door Irado genoemde redenen de intrekking van de aanbesteding niet kunnen dragen. Volgens BTN is het PvE niet van belang voor een aanbod van het huidige kledingpakket. Zij meent dat het PvE enkel relevant is als een inschrijver in plaats van het huidige kledingpakket gelijkwaardige producten aanbiedt en bij de beoordeling van de draagproef/uitgevraagde alternatieve kledingstukken. BTN stelt dat enkel in die gevallen de kledingstukken conform het in de NvI opgenomen antwoord op vraag 99 over RWS-striping moeten beschikken. Of een kledingstuk uit het uitgevraagde huidige kledingpakket over RWS-striping moet beschikken, vloeit volgens BTN voort uit in de Artikelspecificaties opgenomen specificaties en/of foto’s. BTN meent dat van onduidelijkheid geen sprake is en dat zij een geldige inschrijving heeft ingediend. Volgens BTN is de inschrijving van Nemad ongeldig, omdat haar alternatieve kledingstukken niet over RWS-striping beschikken.
5.7.
Nemad stelt zich op het standpunt dat Irado op goede gronden tot de conclusie is gekomen dat de gestelde eisen ten aanzien van de RWS-striping onduidelijk zijn geweest. Nemad heeft uit de aanbestedingsstukken niet opgemaakt dat de alternatieve kledingstukken over RWS-striping zouden moeten beschikken. Zij heeft uit de NvI begrepen dat de alternatieve kledingstukken aan de NEN-norm dienen te voldoen; een norm waarvan de RWS-striping geen onderdeel uitmaakt. Indien Irado met het antwoord op vraag 99 de gestelde eisen zou hebben gewijzigd, dan geldt dit volgens Nemad ook voor het huidige kledingpakket. In dat geval zou ook de inschrijving van BTN ongeldig zijn, omdat zij in de initiële scope niet alle hesjes en jassen met RWS-striping heeft aangeboden.
5.8.
Anders dan BTN stelt, kan uit de aanbestedingsstukken niet zonder meer worden afgeleid dat het PvE niet van belang is voor het huidige kledingpakket. Gelet op de titel (‘Programma van Eisen Bedrijfskleding en PBM’s) en de inhoud van het PvE is veeleer aannemelijk dat het PvE betrekking heeft op bedrijfskleding en PBM’s in het algemeen, zonder dat een onderscheid wordt gemaakt tussen het huidige dan wel een gelijkwaardig kledingpakket en de alternatieve kledingstukken. In het PvE worden immers nadere eisen gesteld aan de labels en logo’s van kleding, het aanpassen en aanmeten van kleding, duurzaamheid en accountmanagement.
Met Irado en Nemad is de voorzieningenrechter van oordeel dat eis 9 van het PvE voor meerdere uitleg vatbaar is. Hoewel de eis oorspronkelijk luidde dat de aangeboden signaalkleding aan de NEN-norm diende te voldoen (en dus niet over RWS-striping hoefde te beschikken), is deze met het antwoord op vraag 2 in de NvI uitgebreid doordat daaraan is toegevoegd dat de combinatie aan signaalkledingstukken die één medewerker draagt dient te voldoen aan klasse 3 van de NEN-norm. Later is daar met het antwoord op vraag 99 bijgekomen dat jasjes en hesjes aan de RWS-striping moeten voldoen. Gebleken is dat dit antwoord voor verschillende interpretaties bij de inschrijvers heeft gezorgd. BTN heeft daaruit opgemaakt dat deze toevoeging (alleen) betrekking had op de alternatieve kledingstukken, terwijl Nemad heeft begrepen dat niet de eis is gesteld dat de alternatieve kledingstukken over RWS-striping moesten beschikken. In dat verband heeft zij aangegeven dat een inschrijver er niet op bedacht hoeft te zijn dat met voornoemde toevoeging een aanvullende eis zou gaan gelden. BTN en Nemad hebben geen aanleiding gezien om nadere vragen te stellen. Gelet op de ieder van hen gegeven uitleg en gezien het stadium waarin de aanbestedingsprocedure zich bevond, lag dat naar het oordeel van de voorzieningenrechter ook niet zonder meer in de rede.
Irado heeft in het kader van dit kort geding toegelicht dat het antwoord op vraag 99 ziet op het huidige kledingpakket, maar dat het nooit de bedoeling is geweest dat alle hesjes en jasjes van dat pakket werden voorzien van RWS-striping. Dit lijkt echter wel te volgen uit het antwoord op vraag 99, waardoor geen van de inschrijvers aan eis 9 lijkt te hebben voldaan. Indien eis 9 niet is gewijzigd met het antwoord op vraag 99 rijst de vraag hoe de Artikelspecificaties inclusief foto’s dienen te worden uitgelegd. Ook daarover bestaat verschil van inzicht tussen partijen. Een en ander leidt dan ook tot de conclusie dat onvoldoende duidelijk is geweest welke hesjes en jassen van RWS-striping dienden te worden voorzien.
5.9.
Uit het vorenstaande volgt dat Irado op goede gronden heeft besloten tot intrekking van de aanbesteding. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft Irado haar besluit deugdelijk gemotiveerd. Ook heeft zij uitgelegd waarom zij meent dat, wanneer ervan uitgegaan wordt dat alle hesjes en jassen moeten voldoen aan de RWS-striping, BTN – evenals alle andere inschrijvers – een ongeldige inschrijving heeft ingediend. Voorts is van belang dat Irado bij de intrekking de beginselen van transparantie en gelijke behandeling in acht heeft genomen. De omstandigheid dat Irado tijdens het gesprek op 18 augustus 2021 zou hebben medegedeeld dat Nemad alsnog bereid was om de RWS-striping op de signaalkleding aan te brengen en die gelegenheid vervolgens niet aan BTN heeft geboden, maakt dit niet anders. Irado heeft immers toegelicht dat zij zich aanvankelijk op het standpunt stelde dat de signaalkleding enkel diende te voldoen aan de NEN-norm, in welk geval RWS-striping achteraf nog kan worden aangebracht, terwijl BTN meende dat de signaalkleding op grond van deze norm tevens gecertificeerd diende te zijn, waardoor het achteraf aanbrengen van RWS-striping niet mogelijk was. Uiteindelijk heeft Irado moeten constateren dat BTN op dit punt gelijk had en heeft zij, nu geen enkele inschrijver alle hesjes en jasjes van RWS-striping had voorzien, de aanbesteding ingetrokken.
5.10.
Het vorenstaande leidt ertoe dat de vorderingen van BTN worden afgewezen. Daarbij merkt de voorzieningenrechter op dat nu onduidelijk is welke hesjes en jassen van RWS-striping dienden te worden voorzien, niet kan niet worden vastgesteld of BTN een geldige inschrijving heeft ingediend. Daarnaast bestaat geen reden voor de toekenning aan BTN van een voorschot op een inschrijfvergoeding, nu deze vordering gekoppeld is aan de vordering om Irado te gebieden om een deugdelijk en conform de Aanbestedingswet 2012 gemotiveerd intrekkingsbesluit te nemen en die vordering wordt afgewezen. Daar komt bij dat in de offerteaanvraag uitdrukkelijk is bepaald dat inschrijvers geen recht hebben op vergoeding van enigerlei kosten in het kader van de aanbesteding en het gelet op deze bepaling niet evident is dat BTN op een dergelijke vergoeding aanspraak kan maken, nog daargelaten de hoogte daarvan, zodat voor een voorziening in kort geding geen plaats is.
5.11.
Voorts bestaat geen aanleiding om, zoals door Nemad gevorderd, Irado te gebieden om de opdracht wezenlijk te wijzigen en opnieuw in de markt te zetten. In haar brief van 8 oktober 2021 heeft Irado immers te kennen gegeven dat zij de opdracht binnen afzienbare termijn in wezenlijk gewijzigde vorm in de markt zal zetten.
5.12.
BTN wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van Irado en Nemad veroordeeld. De kosten worden voor ieder van hen begroot op € 1.692,00 (€ 676,00 aan griffierecht en € 1.016,00 aan salaris advocaat). De nakosten en de wettelijke rente over de proces- en nakosten worden toegewezen op na te melden wijze.
5.13.
In de verhouding tot Irado wordt Nemad als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van Irado veroordeeld. Deze kosten worden begroot op nihil, nu niet is gebleken dat de Irado als gevolg van de tussenkomst extra kosten heeft moeten maken.

6..De beslissing

De voorzieningenrechter
6.1.
wijst de vorderingen van BTN af,
6.2.
wijst vordering 2 van Nemad af,
6.3.
veroordeelt BTN in de proceskosten, aan de zijde van Irado en Nemad voor ieder van hen tot op heden begroot op € 1.692,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
6.4.
veroordeelt BTN in de na dit vonnis ontstane kosten van Irado en Nemad, voor ieder van hen begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat BTN niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van de vijftiende dag na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
6.5.
veroordeelt Nemad voor wat betreft de door haar ingestelde vordering jegens Irado in de kosten van Irado, die worden begroot op nihil,
6.6.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.F.L. Geerdes en in het openbaar uitgesproken op 9 december 2021.
[2971/676]