ECLI:NL:RBROT:2021:12639

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 december 2021
Publicatiedatum
21 december 2021
Zaaknummer
FT EA 21.1429
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling met hardheidsclausule

Op 15 december 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de toepassing van de schuldsaneringsregeling. Verzoeker heeft een verzoekschrift ingediend tot toepassing van deze regeling, waarbij hij is gehoord ter terechtzitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat het verzoekschrift voldoet aan de gestelde eisen en dat verzoeker verkeert in een toestand van betalingsonmacht. Er zijn geen voldoende gronden voor afwijzing van het verzoek aangetoond.

De rechtbank heeft in haar beoordeling gekeken naar de goede trouw van verzoeker met betrekking tot het ontstaan van zijn schulden. In het bijzonder is er gekeken naar een schuld aan de Belastingdienst van € 73.501 uit 2018, die niet te goeder trouw is ontstaan. Desondanks kan het verzoek worden toegewezen indien voldoende aannemelijk is dat verzoeker de omstandigheden die hebben geleid tot zijn schulden onder controle heeft gekregen. De rechtbank oordeelt dat dit het geval is, mede gezien de ondersteuning van verzoekers ex-partner en de positieve verklaring van de Kredietbank Rotterdam over de stabiliteit van verzoekers financiële situatie.

De rechtbank heeft vervolgens besloten om de schuldsaneringsregeling toe te wijzen en benoemt mr. M. Aukema tot rechter-commissaris. Tevens is er een voorschot op de vergoeding van de bewindvoerder toegekend, voor zover de boedel dit toelaat. De beslissing is openbaar uitgesproken op 15 december 2021.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
toepassing schuldsaneringsregeling
insolventienummer: [nummer]
uitspraakdatum: 15 december 2021
[verzoeker],
[adres 1],
[woonplaats],
verzoeker.

1..De procedure

Verzoeker heeft een verzoekschrift met bijlagen ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Verzoeker is gehoord ter terechtzitting van 15 december 2021.
De uitspraak is bepaald op heden.

2..De beoordeling

Het verzoekschrift voldoet aan de daaraan gestelde eisen. Verzoeker verkeert in de toestand dat hij heeft opgehouden te betalen, dan wel dat redelijkerwijs is te voorzien dat hij niet zal kunnen voortgaan met betaling van zijn schulden. Er is geen, althans onvoldoende grond gebleken voor afwijzing van het verzoek.
Het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling wordt slechts toegewezen als voldoende aannemelijk is dat verzoekster ten aanzien van het ontstaan of onbetaald laten van haar schulden in de vijf jaar voorafgaand aan de dag waarop het verzoekschrift is ingediend te goeder trouw is geweest. Voorts dient voldoende aannemelijk te zijn dat zij de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen naar behoren zal nakomen en zich zal inspannen zoveel mogelijk baten voor de boedel te verwerven.
De goede trouw is een gedragsmaatstaf waaraan een verzoekster dient te voldoen. Bij de beoordeling daarvan kan de rechter rekening houden met alle omstandigheden, zoals de aard en de omvang van de vorderingen, het tijdstip waarop de schulden zijn ontstaan, de mate waarin verzoekster kan worden verweten dat de schulden zijn ontstaan en/of onbetaald gelaten, het gedrag van verzoekster voor wat betreft haar inspanningen de schulden te voldoen of acties zijnerzijds om verhaal door de schuldeisers juist te frustreren en dergelijke.
In het bijzonder heeft de rechtbank gekeken naar de schuld die verzoeker heeft aan de Belastingdienst van in totaal € 73.501 uit 2018. Deze schuld is naar zijn aard niet te goeder trouw ontstaan en staat in beginsel aan toelating in de weg.
Het verzoek kan ingevolge artikel 288, derde lid Fw, ondanks het ontbreken van goede trouw, wel worden toegewezen indien voldoende aannemelijk is dat verzoekster de omstandigheden, die bepalend zijn geweest voor het ontstaan of onbetaald laten van de schulden, onder controle heeft gekregen. De rechtbank is van oordeel dat van een dergelijke situatie sprake is.
Verzoeker wordt sinds 2019 bijgestaan door zijn ex-partner, [naam 1], in het regelen van de financiële zaken en het communiceren met de verscheidene instanties. Ter zitting heeft [naam 1] verklaard verzoeker te zullen blijven bijstaan en hem te zullen helpen in het voldoen van de verplichtingen die gelden in de wettelijke schuldsaneringsregeling. Daarnaast heeft [naam 2] van de Kredietbank Rotterdam ter zitting verklaard dat de financiële situatie van verzoeker stabiel is en dat het revalidatietraject van verzoeker goed verloopt.
De rechtbank is, gelet op het bepaalde in artikel 3 lid 1 Verordening (EU) 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie, bevoegd deze insolventieprocedure als hoofdprocedure te openen nu het centrum van voornaamste belangen van verzoeker in Nederland ligt.

3..De beslissing

De rechtbank:
- spreekt de toepassing van de schuldsaneringsregeling uit ten aanzien van:
[verzoeker],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres 1], [woonplaats];
- benoemt tot rechter-commissaris mr. M. Aukema
en tot bewindvoerder [naam 3],
gevestigd te [adres 2]
;
- kent toe, voor zover de boedel dit toelaat, een voorschot op de vergoeding van de bewindvoerder van een telkens aan het eind van de maand opeisbaar bedrag. Dit bedrag is gelijk aan 1/37e deel van de overeenkomstig artikel 2 van het Besluit vergoeding bewindvoerder schuldsanering (Staatsblad 2013, 308) te berekenen vergoeding, verhoogd met de verschuldigde omzetbelasting;
- geeft last aan de bewindvoerder tot het openen van aan de schuldenaar gerichte brieven en telegrammen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Aukema, rechter, en in aanwezigheid van T.I. van Dongen, griffier, in het openbaar uitgesproken op 15 december 2021.