ECLI:NL:RBROT:2021:12628

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 december 2021
Publicatiedatum
20 december 2021
Zaaknummer
10/750138-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervoeren en regelen van vervoer van uithalers naar containerterminal haven Rotterdam

Op 20 december 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die wordt beschuldigd van het voorbereiden van de invoer van harddrugs via de Rotterdamse haven. De rechtbank heeft geconstateerd dat de verdachte, samen met anderen, betrokken was bij het vervoeren en regelen van vervoer van zogenaamde 'uithalers' naar de ECT Delta Terminal. De verdachte is in de periode van 7 februari 2020 tot 7 september 2020 actief geweest in het faciliteren van de invoer van bijna 1.000 kilogram cocaïne, die in een container was aangetroffen. De rechtbank heeft verschillende bewijsstukken en getuigenverklaringen overwogen, waaronder chatberichten en observaties die de betrokkenheid van de verdachte bij de drugshandel aantonen. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van drie jaar, wat door de rechtbank werd opgelegd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk handelingen heeft verricht die gericht waren op de invoer van harddrugs, en dat hij daarbij een belangrijke rol heeft gespeeld in de organisatie van deze criminele activiteiten. De verdachte werd schuldig bevonden aan het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor de invoer van harddrugs, en de rechtbank sprak hem vrij van andere tenlastegelegde feiten. De uitspraak benadrukt de ernst van de drugshandel en de impact daarvan op de samenleving.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/750138-20
Datum uitspraak: 20 december 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte 1] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [postcode verdachte] te [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. M.M.J. Bos, advocaat te Dordrecht.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 3 februari 2021, 23 november 2021, 24 november 2021 en 20 december 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. N. Coenen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaar met aftrek van voorarrest.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het feit bewezen kan worden verklaard.
4.1.2.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte van het tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken nu er geen bewijs is dat de verdachte over uithalers, drugs of verdovende middelen heeft gesproken. De verdachte sprak steeds over het brengen van schilders. De verklaringen van [naam medeverdachte 1] zijn onbetrouwbaar, nu deze er enkel op gericht zijn om zijn eigen rol te minimaliseren.
4.1.3.
Beoordeling, feiten en omstanigheden
De rechtbank gaat op grond van de bewijsmiddelen uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Het onderzoek Jagen van het HARC-team Rotterdam heeft tot de volgende bevindingen geleid:
a. Op 3 februari 2020 is de container [containernummer] gelost van een schip dat vanuit Ecuador in Nederland was aangekomen. De container is geplaatst op de ECT Delta-terminal van Hutchison Ports (hierna ook: het ECT-terrein of de ECT-terminal). Op 7 februari 2020 is deze container onderzocht met speurhonden en röntgenbeelden. Er zijn pakketten poeder aangetroffen. Na onderzoek bleek het om bijna 1.000 kilogram cocaïne te gaan.
Op die dag, 7 februari 2020, was er al sprake van verscherpt toezicht omdat in de dagen ervoor al diverse aanhoudingen in het stack op de terminal waren verricht. Na een melding van de beveiliging zijn ’s nachts de drie inzittenden van een nabij rijdende auto aangehouden. Er zijn in de auto kniptangen, werkhandschoenen, een bivakmuts en een Nokia zonder batterij aangetroffen.
Bij één van de aangehouden personen is een mobieltje in beslag genomen. Daarin zaten foto’s van de terminal, met een lijn die uitkwam bij de stackpositie van de container.
In het mobieltje zijn ook chatberichten aangetroffen van 5 februari 2020 tussen de gebruiker van het mobieltje en ene “ [bijnaam 1 medeverdachte 2] ”, die gebruik maakte van een telefoonnummer eindigend op de cijfers 5133. In die berichten werd gesproken over het leveren van mensen (“1 oog en 1 soldaat”) en “10.000”.
Met behulp van een tap op het IMEI-nummer van de telefoon van ‘ [bijnaam 1 medeverdachte 2] ’ is de gebruiker daarvan geïdentificeerd als [naam medeverdachte 2] (hierna ook: verdachte [bijnaam 2 medeverdachte 2] of [bijnaam 1 medeverdachte 2] ).
De gebruiker van een mobieltje met het telefoonnummer eindigend op de cijfers 5916 heeft begin maart 2020 contact gehad met [bijnaam 1 medeverdachte 2] . Door een tap op het IMEI-nummer is die gebruiker geïdentificeerd als [naam verdachte 1] (hierna ook: verdachte [naam verdachte 1] of [naam verdachte 1] ).
Op 26 februari 2020 en op 1, 2 en 3 maart 2020 zijn er diverse gesprekken geweest tussen [bijnaam 1 medeverdachte 2] en [naam verdachte 1] , waarbij is gesproken over geldbedragen van ”€ 10.000” tot “€ 15.000”, over een verplaatste container en over het voorbereiden van mensen door [naam verdachte 1] .
Op 3 maart 2020 belde [bijnaam 1 medeverdachte 2] om ongeveer 6:00 uur ’s ochtends naar [naam verdachte 1] en zei dat die mensen op de Vuurplaat moest oppikken. [naam verdachte 1] had het over € 15.000 contant. Even later belde [naam verdachte 1] terug dat hij en “ [naam medeverdachte 1] ” er zijn bij de Vuurplaat. Nadat [bijnaam 1 medeverdachte 2] naar [naam verdachte 1] had gebeld met de vraag of de mensen al binnen waren, belde [naam verdachte 1] uren later terug: dat ze het geld terug moesten geven omdat het niet was door gegaan, omdat de jongens bang waren.
Het proces verbaal in het onderzoek Jagen is gevoegd aan het strafdossier in deze zaak en maakt daarvan deel uit.
Het vervolgonderzoek Kibbeling heeft tot de volgende bevindingen geleid:
‘ [naam medeverdachte 1] ’ is de gebruiker van een mobieltje met het telefoonnummer eindigend op de cijfers 1079 en is geïdentificeerd als [naam medeverdachte 1] (hierna: verdachte [naam medeverdachte 1] of [naam medeverdachte 1] ).
Op 12 april 2020 is [naam verdachte 1] gebeld door iemand met een telefoonnummer eindigend op de cijfers 2428 die zichzelf “de Kale” noemde. Vervolgens belde [naam verdachte 1] [bijnaam 1 medeverdachte 2] en sprak toen over de grote Marokkaanse vent, de grootste chef, die iemand voor morgen nodig heeft. [naam verdachte 1] vraagt [bijnaam 1 medeverdachte 2] of hij iemand kan regelen voor morgen, waarop [bijnaam 1 medeverdachte 2] zegt een ‘Somalische’ te kennen en dat die wat mannen kan binnenhalen, waarbij hij € 4.000 zou krijgen.
Op 13 april 2020 belde [naam verdachte 1] naar [naam medeverdachte 1] en vertelde dat hij heeft gesproken met “onze maat, die Mocro”. [naam verdachte 1] is gebeld door de gebruiker van telefoonnummer eindigend op de cijfers 2428 en er is een afspraak gemaakt voor rond 17:00 uur op de “zelfde plek”.
Bij observatie en uit camerabeelden blijkt dat bij de Maranathakerk aan de Hillevliet te Rotterdam een ontmoeting heeft plaatsgevonden tussen [naam verdachte 1] en een “kalende man met een rode jas”. Deze man stapte uit een Fiat Panda, die op naam van mevrouw [naam medeverdachte 3] stond. Op haar adres is ook geregistreerd haar partner [naam verdachte 2] (hierna: verdachte [naam verdachte 2] ).
[naam verdachte 1] belde, in aanwezigheid van een derde, op het moment van de ontmoeting met [naam medeverdachte 1] . Het driegesprek ging over Blok N, containers en over 10.000 euro (“10 doezoe”). Gesproken is over geld dat gelijk met de jongens meekomt, over een afspraak voor half 6 morgenochtend bij [naam voetbalclub] , en over soldaten die niet bang zijn om uit te stappen. Daarbij zegt de onbekende man tegen [naam medeverdachte 1] dat hij 2 of 3 keer per maand gaat werken en een nieuwe telefoon krijgt. Die avond hebben [naam medeverdachte 1] en [naam verdachte 1] nog contact over het terrein en het afzetten van de jongens.
Uit observatie blijkt dat op 14 april 2020 rond 5:00 uur ’s ochtends verschillende auto’s aankwamen op de parkeerplaats van [naam voetbalclub] . Het ging om een Ford Ka, een Opel Agila waaruit een man met een rode jas stapte, [naam verdachte 1] in een Kia, [naam medeverdachte 1] in een VW Caddy en een VW Golf, met kenteken op naam van [naam verdachte 3] (hierna ook: verdachte [naam verdachte 3] ).
Op camerabeelden van het ECT-terrein is te zien dat om circa 6:00 uur een VW Caddy op de terminal rijdt en er twee personen uitstappen, die in de richting van het fietsenhok lopen en dan over het hek klimmen naar stack DDN. De VW Caddy gaat weer weg.
[naam verdachte 1] belde naar de gebruiker met het telefoonnummer eindigend op de cijfers 2428 en vertelde dat de jongens op de afgesproken plek waren achtergelaten. Diezelfde dag hebben de gebruiker van het telefoonnummer eindigend op de cijfers 2428, [naam verdachte 1] en [naam medeverdachte 1] onderling contact; de mannen waren verkeerd afgezet. Om 20:00 uur ’s avonds zijn er twee personen aangehouden in containerstack DDN.
i. Op 18 en 19 april 2020 hebben de gebruiker van het telefoonnummer eindigend op de cijfers 2428 en de gebruiker van het telefoonnummer eindigend op de cijfers 7955 contact met elkaar gehad. Gerelateerd is dat aan klank en intonatie werd gehoord dat de gebruiker van het telefoonnummer eindigend op de cijfers 7955 dezelfde was als die van de gebruiker van het telefoonnummer eindigend op de cijfers 5916, namelijk ( [naam verdachte 1] ) [naam verdachte 1] .
Ook [naam verdachte 1] en [naam medeverdachte 1] hebben contact met elkaar gehad, waarbij getallen zijn genoemd (‘15 doezoe / 13.000 / 11.000’); afgesproken wordt op de Lange Hilleweg / Beijerlandseweg. [naam verdachte 1] heeft het er over dat ook [naam medeverdachte 1] een nieuwe telefoon krijgt van “die man” en dat hij gelijk die telefoon krijgt morgen als ze praten.
Op 19 april 2020 (om 13:52 uur) is er een gesprek tussen de gebruiker van het telefoonnummer eindigend op de cijfers 2428 en [naam verdachte 1] . Verbalisanten merken op de stem van [naam verdachte 3] te herkennen. Hij heeft het over een afspraak over 10 minuten.
Bij observaties op 19 april 2020 wordt tussen circa 14:00 en 16:00 uur een ontmoeting gezien bij Hillevliet, waarbij vier personen in de VW Golf van [naam verdachte 3] zitten, onder wie [naam verdachte 1] en [naam medeverdachte 1] . Uiteindelijk stapt de bijrijder uit bij de woning [adres 1] , het adres van [naam verdachte 2] , en gaat naar binnen. De bestuurder belt aan bij [adres 2] , het adres van [naam verdachte 3] , en gaat naar binnen.
Op camerabeelden op het ECT-terrein van 20 april 2020 van circa 6:00 uur is te zien dat een VW Caddy de terminal oprijdt. Toen een personenbus met lichtsignalen richting VW Caddy reed, vertrok de VW Caddy richting uitgang. Intussen hielden twee personen zich schuil voor de bus. Vervolgens is [naam medeverdachte 1] aangehouden om 6:22 uur. Ook de twee andere mannen zijn aangehouden.
In de VW Caddy van [naam medeverdachte 1] is na zijn aanhouding een tas aangetroffen met daarin onder andere een zaklamp, handschoenen, stanleymes en betonschaar. Deze tas vertoonde grote gelijkenis met de 23 sporttassen die bij de doorzoeking van de woning en schuur van [naam verdachte 2] zijn aangetroffen.
Op 21 april 2020 is [bijnaam 1 medeverdachte 2] gebeld door de gebruiker van het telefoonnummer eindigend op de cijfers 8821, die is herkend als ( [naam verdachte 1] ) [naam verdachte 1] . Het gesprek ging er over dat de dag ervoor iemand was aangehouden.
Op 23 april 2020 is [naam verdachte 1] gebeld door het telefoonnummer eindigend op de cijfers 7857. Geverbaliseerd is dat de stem van [naam verdachte 3] werd herkend. Het gesprek ging over het afzetten van mensen en dat dit niet goed was gegaan. Ook op 25 tot en met 28 april 2020 hadden zij contact en spraken zij onder andere over een nieuwe chauffeur.
Op 24 april 2020 belde [bijnaam 1 medeverdachte 2] naar [naam verdachte 1] , waarbij is gesproken over een chauffeur om mensen op de terminal te brengen, over bedragen en over de aanhouding van [naam medeverdachte 1] .
In het bij [naam verdachte 1] aangetroffen mobieltje (Oppo) is een afbeelding gevonden, in het proces-verbaal beschreven als een plattegrond die overeenkomsten vertoont met de ECT Delta Terminal, met als toevoeging: “hierop staat een weg getekend met aan de ene kant het nummer 34 en aan de andere kant nummer 42. Tevens staat aan de kant van 34 een 'E' en aan de kant van 42 de letters 'DD’. Ook is een kruisje te zien met daarbij de tekst “+ ochtend hier”. Verder staan er nog enkele vakjes getekend, in de vorm van een container.
4.1.4.
Beoordeling, verdere overwegingen
Het onderzoek Kibbeling heeft ertoe geleid dat daarin [naam medeverdachte 1] , [naam verdachte 1] , [bijnaam 2 medeverdachte 2] , [naam verdachte 2] en [naam verdachte 3] zijn aangemerkt als verdachten wegens overtreding van de Opiumwet (hierna ook: de verdachten).
Waar in de processen-verbaal van bevindingen identificatie van een of meer gebruikers van getapte nummers heeft plaatsgevonden, gaat de rechtbank voor wat betreft de verdachten [naam verdachte 1] en [naam medeverdachte 1] in hun eigen zaak uit van de juistheid daarvan, dit mede gelet op hun eigen verklaring op de zitting en gelet op de verklaringen van [naam medeverdachte 1] bij de politie. In dit vonnis gaat de rechtbank bij de verdachten [bijnaam 2 medeverdachte 2] , [naam verdachte 2] en [naam verdachte 3] uit van een vermoeden dat zij de gebruikers zijn van de bij de taps genoemde nummers.
Het is algemeen bekend dat in de Rotterdamse haven op grote schaal harddrugs per container binnenkomen vanuit voornamelijk Zuid-Amerika. Voor verdere vervoer wordt onder andere gebruik gemaakt van methodes waarbij de drugs worden verplaatst en/of verspreid vanuit de op een terminal staande container. Hiervoor worden zogenoemde ‘uithalers’ benaderd in opdracht van de belanghebbenden bij de drugs. De uithalers verschaffen zich wederrechtelijk de toegang tot de containerterminals, al dan niet met behulp van corrupte werkers op het terrein. Zij onderhouden contact met de organisatie via ‘organisatietelefoons’.
Tegen deze achtergrond trekt de rechtbank uit de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden de volgende conclusies.
De hiervoor genoemde activiteiten van de verdachten waren gericht op de verdere invoer van drugs, die verborgen in een of meer containers Nederland waren of zouden worden ingevoerd. Het geheel van handelingen en de wijze van werken rechtvaardigen het oordeel dat het hier om niets anders ging dan om cocaïne en/of andere harddrugs die voorkomen op lijst I van de Opiumwet. In het bijzonder komt hierbij betekenis toe aan de volgende omstandigheden:
a. de heimelijke manier van onderling contact onderhouden, zoals die blijkt uit onder meer taps en observaties; er is sprake van versluierd taalgebruik, gebruikmaking van diverse mobieltjes en/of mobiele nummers in korte tijd; en van ontmoetingen op parkeerplaatsen, onder meer tijdens nachtelijke uren;
b. de inhoud en strekking van deze contacten, die door [naam verdachte 1] en [bijnaam 1 medeverdachte 2] zijn onderhouden en uitgevoerd in opdracht van [naam verdachte 2] en/of [naam verdachte 3] : het contact is gericht op het binnenbrengen van ‘soldaten’ / uithalers op het ECT-terrein;
c. het aantreffen van bijna 1.000 kilogram cocaïne in een container op de ECT-terminal op 7 februari 2020, waarbij in het mobieltje van een van de aangehouden personen foto’s van de terminal zaten met een lijn die uitkwam bij de stackpositie van de container, en
chatberichten van 5 februari 2020 tussen de gebruiker van het mobieltje en [bijnaam 1 medeverdachte 2] , waarin werd gesproken over het leveren van mensen (“1 oog en 1 soldaat”) en “10.000”;
d. de hoge geldbedragen waarover steeds is gesproken en die voor de te verrichten diensten zouden worden betaald, waarbij [naam medeverdachte 1] – de chauffeur – heeft bevestigd in april 2020 bedragen van € 8.000 en € 7.000 te hebben ontvangen voor het afzetten van personen op het ECT-terrein;
e. het heimelijk en ongezien op de ECT-terminal brengen van personen die niet bevoegd waren daar te zijn en die zich verstopten nadat ze uit de VW Caddy waren gegaan;
f. het zoeken naar de juiste stack waar een container zich zou moeten bevinden;
g. de aanwezigheid van diverse zaken in de tas die achterin de VW Caddy is aangetroffen, waaronder een zaklamp, handschoenen, stanleymes en betonschaar.
De verklaringen van [naam verdachte 1] en enkele van de overige verdachten dat het om schilders en/of lassers zou gaan die ‘zwart’ zouden werken op het terrein, zijn in het licht van voornoemde omstandigheden volstrekt ongeloofwaardig. Het dossier bevat ook geen enkel aanknopingspunt voor de juistheid van een scenario waarin het niet om het uithalen en/of veiligstellen van harddrugs zou gaan.
De omstandigheid dat [bijnaam 1 medeverdachte 2] gelinkt kan worden aan de in februari 2020 onderschepte container met bijna 1.000 kilogram cocaïne (onderzoek Jagen) biedt steun aan het oordeel dat het hier om niets anders ging dan om cocaïne en/of andere harddrugs.
Hieruit volgt dat [naam verdachte 1] en diens mededaders samen – in vereniging – voorbereidende handelingen hebben verricht die hadden moeten leiden tot het uit één of meer containers halen van harddrugs ten behoeve van de verdere invoer daarvan.
Ieders bijdrage was substantieel en van voldoende betekenis voor de conclusie dat sprake is geweest van het medeplegen van de voorbereidingshandelingen.
[naam verdachte 1] heeft aangevoerd dat de gevoerde gesprekken uitsluitend betrekking hadden op zijn werk als schoonmaker bij [naam uitzendbureau] , dat hij onder meer verrichtte op de ECT-terminal. Daar heeft hij [bijnaam 2 medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 1] als collega’s leren kennen en met hen contact gehad.
Uit de voorgaande overwegingen volgt dat de rechtbank niet uitgaat van de juistheid van dit feitelijke verweer. Dit wordt weerlegd door de bewijsmiddelen.
Voor zover de rollen en handelingen van de betrokkenen onderling verschilden, kan daarmee rekening worden gehouden bij de strafmaat.
4.1.5.
Conclusie
Bewezen is hetgeen ten laste is gelegd.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij in de periode van 7 februari 2020 t/m 7 september 2020
te Rotterdam
tezamen en in vereniging met anderen om een
feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet,
te weten het opzettelijk verkopen, afleveren,
verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van
een hoeveelheid van een materiaal bevattende een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen,
- een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat feit te
plegen en/of om daarbij behulpzaam te zijn en,
- zich en anderen gelegenheid en middelen en inlichtingen tot
het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen, en/of
verschaft en
- voorwerpen en vervoermiddelen en/ gelden voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had
te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven bedoelde
feit
hebbende verdachte en/of , verdachtes, mededaders:
- contact onderhouden en informatie uitgewisseld en afspraken gemaakt
en een of meer besprekingenen/of ontmoetingen gehad met zijn/hun
mededader(s) met betrekking tot het invoeren en/of afleveren en/of
verstrekken en/of vervoeren van een materiaal bevattende een middel vermeld op de bij de Opiumwet
behorende lijst I en het afzetten van zogeheten uithalers op het terrein
van ECT Delta Terminal op de Maasvlakte en
- anderen benaderd om mee te doen en/of om diensten te verlenen en
- onbevoegd toegang verschaft voor uithalers op het terrein van
ECT Delta Terminal en
- geld aangeboden en/of in het vooruitzicht gesteld en/of verdeeld en
verkregen en/of ontvangen voor het (laten) afzetten van zogeheten uithalers op het terrein van ECT Delta Terminal en
- het terrein van ECT Delta Terminal betreden en
- zogeheten uithalers op het terrein van de ECT Delta Terminal afgezet en/of
laten afzetten.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
medeplegen van om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen,
- een ander trachten te bewegen om dat feit te plegen, mede te plegen of daarbij behulpzaam te zijn,
- zich en een ander gelegenheid, middelen en inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen, en
- voorwerpen, vervoermiddelen en gelden voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich binnen een periode van ongeveer een half jaar bezig gehouden met voorbereidingshandelingen voor de invoer van harddrugs via de Rotterdamse haven. De verdachte had vanuit zijn functie als schilder toegang tot het terrein van de containerterminal in Rotterdam. Hij heeft (onder meer) aan deze drugsinvoer gerelateerde ontmoetingen gehad en contacten onderhouden met anderen, onder wie andere medewerkers binnen de Rotterdamse haven. Ook heeft hij opdrachten en geld aangenomen voor het uithalen van harddrugs. De verdachte regelde de chauffeur die de uithalers op het terrein van de ECT bracht en hij zorgde dat de chauffeur betaald kreeg.
Met zijn handelen vormde de verdachte een belangrijke schakel in de keten van de invoer van verdovende middelen via de haven. Hij heeft een actieve en grote bijdrage geleverd aan (de instandhouding van) de handel in harddrugs; verslavende en voor de gezondheid schadelijke stoffen. Drugshandel vormt een ernstig maatschappelijk probleem en gaat vaak gepaard met geweld, corruptie, witwassen en wapenbezit. Hierdoor wordt ernstige schade toegebracht aan de veiligheid binnen de maatschappij, het gevoel van veiligheid en het vertrouwen van de samenleving in de integriteit van publieke instanties. De verdachte heeft met zijn gedrag kennelijk enkel oog gehad voor zijn eigen financiële voordeel en zich niets aangetrokken van deze maatschappelijke gevolgen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 27 oktober 2021, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 4 mei 2021. Dit rapport houdt het volgende in.
Op basis van de justitiële voorgeschiedenis en het gesprek met de reclassering blijken geen specifieke en/ of oorzakelijke delictgerelateerde factoren/ aandachtspunten die interventie behoeven. Bij veroordeling is er sprake van een negatief sociaal netwerk. Onderhavig tenlastegelegde is immers in vereniging gepleegd. De betrokkene maakt niet de indruk beïnvloedbaar te zijn, dan wel niet in staat te zijn eigen beslissingen te nemen. De financiële situatie van betrokkene is niet rooskleurig, aangezien hij moet leven van €80,- leefgeld per week. Dit hoeft echter niet tot problemen te leiden, daar hij in staat is in zijn primaire levensonderhoud te voorzien. Zijn schulden worden door bewindvoering aangepakt. Ook op de overige leefgebieden komen geen zaken naar voren waarbij begeleiding of een interventie geïndiceerd is.
Bij een veroordeling adviseren wij een straf zonder bijzondere voorwaarden. Wij vinden interventies of toezicht niet nodig. Indien betrokkene wegens een soortgelijk feit opnieuw in aanraking komt met justitie, adviseren wij het inzetten van een interventie en/ of toezicht opnieuw te beoordelen.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Op de gevangenisstraf komt de ondergane voorlopige hechtenis, 17 dagen, in mindering.
De voorlopige hechtenis is tot aan deze uitspraak geschorst.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen, waaronder de hieronder besproken verbeurdverklaringen, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering aan de orde is.

8..In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen mobiele telefoons te onttrekken aan het verkeer.
8.2.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de inbeslaggenomen mobiele telefoons aan de verdachte geretourneerd dienen te worden, in het verlengde van de door hem bepleite vrijspraak.
8.3.
Beoordeling
De in beslag genomen mobiele telefoons zullen worden verbeurd verklaard.
De voorwerpen behoren aan de verdachte toe. De bewezen voorbereidingshandelingen zijn met behulp van deze voorwerpen begaan.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 33, 33a en 47 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10a van de Opiumwet.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) jaren;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf voor het bewezenverklaarde feit:
1. STK Telefoonautomaat, Kl: blauw, SAMSUNG A260G/DS [beslagnummer 1] ;
2 1.00 STK Telefoonautomaat, Kl: wit, OPPO [beslagnummer 2] .
Dit vonnis is gewezen door:
mr. R.J.A.M. Cooijmans, voorzitter,
en mr. G.P. van de Beek en mr. M. Timmerman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.C. de Hooge, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij in of omstreeks de periode van 7 februari 2020 t/m 7 september 2020
te Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een
feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet,
te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren,
verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van
een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en/of cocaïne, in elk
geval (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I,
voor te bereiden en/of te bevorderen,
- een of meer ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te
plegen en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of,
- zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot
het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen, en/of
verschaft en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere
betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had
te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven bedoelde
feit
hebbende verdachte en/of (een of meer van) zijn, verdachtes, mededader(s):
- contact onderhouden en/of informatie uitgewisseld en/of afspraken gemaakt
en/of een of meer bespreking(en)en/of ontmoetingen gehad met zijn/hun
mededader(s) met betrekking tot het invoeren en/of afleveren en/of
verstrekken en/of vervoeren van een materiaal bevattende heroïne en/of
cocaïne, in elk geval (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet
behorende lijst I en/of het afzetten van zogeheten uithalers op het terrein
van ECT Delta Terminal op de Maasvlakte en/of
- ( een) ander(en) benaderd om mee te doen en/of om diensten te verlenen en/of
- ( een) toegangspas(sen) beschikbaar gesteld en/of geregeld en/of verstrekt
en/of
- ( onbevoegd) toegang geregeld en verschaft voor uithalers op het terrein van
ECT Delta Terminal (door zijn/ hun functie(s) als werknemer(s) als schilder
en/of schoonmaker op het terrein van de ECT Delta Terminal) en/of
- geld aangeboden en/of in het vooruitzicht gesteld en/of verdeeld en/of
verkregen en/of ontvangen voor het (laten) afzetten van zogeheten uithalers op het terrein van ECT Delta Terminal en/of
- ( onbevoegd) het terrein van ECT Delta Terminal betreden en/of
- zogeheten uithalers op het terrein van de ECT Delta Terminal afgezet en/of
laten afzetten;
(artikel 10A Opiumwet, art 10a lid 1 ahf/sub 1 alinea Opiumwet art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht art 10 lid 4 Opiumwet art 10 lid 5 Opiumwet)