Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..Het verloop van de procedure
2..De vaststaande feiten
3..De vordering
4..De beoordeling
wilwerken wegens een verstoring van de arbeidsverhouding.
5..De beslissing
:
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de kantonrechter te Dordrecht op 15 november 2021 uitspraak gedaan in een kort geding tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. J.O. Bohr, en gedaagde, A&D Techniek B.V. Eiser vorderde betaling van achterstallig salaris en toelating tot de werkvloer. Eiser was sinds 22 april 2019 in dienst bij A&D Techniek en had zijn arbeidsovereenkomst op 22 april 2021 omgezet naar een overeenkomst voor onbepaalde tijd. A&D Techniek had echter het loon van eiser over de maanden augustus en september 2021 niet betaald, wat leidde tot de vordering van eiser. Tijdens de mondelinge behandeling op 1 november 2021 heeft eiser aangegeven dat hij niet akkoord ging met zijn ontslag, dat volgens A&D Techniek zou zijn ingegaan op basis van een e-mail van 1 augustus 2021. De kantonrechter oordeelde dat A&D Techniek het loon van eiser niet mocht verrekenen met door hem verrichte betalingen aan derden, en dat eiser recht had op zijn achterstallige salaris. De kantonrechter heeft A&D Techniek veroordeeld tot betaling van € 3.063,76 bruto aan achterstallig salaris en het overeengekomen loon van € 1.536,- bruto per vier weken vanaf 9 oktober 2021. Daarnaast is A&D Techniek veroordeeld tot betaling van wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De vordering tot toelating tot de werkvloer werd afgewezen, omdat eiser had aangegeven niet meer bij A&D Techniek te willen werken vanwege een verstoorde arbeidsrelatie. De proceskosten werden aan A&D Techniek opgelegd, aangezien zij grotendeels in het ongelijk was gesteld.