ECLI:NL:RBROT:2021:12599

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 december 2021
Publicatiedatum
20 december 2021
Zaaknummer
9318643 CV EXPL 21-22827
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nakoming van verbintenis uit behandelovereenkomst

In deze zaak vordert de eiseres, een besloten vennootschap, nakoming van een verbintenis uit een behandelovereenkomst. De eiseres heeft een vordering van € 22,16 op de gedaagde, die als ouder van een minderjarige is aangesproken. De gedaagde heeft de vordering in eerste instantie erkend, maar later betwist, stellende dat hij geen toestemming heeft gegeven voor het consult van zijn zoon. De procedure omvatte een dagvaarding, een conclusie van antwoord, en een mondelinge behandeling die in twee instanties heeft plaatsgevonden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde impliciet toestemming heeft gegeven voor het consult door zijn aanwezigheid, en dat de vordering van de eiseres voldoende gemotiveerd is. De kantonrechter heeft de vordering toegewezen, inclusief wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten, en de gedaagde in de proceskosten veroordeeld. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9318643 CV EXPL 21-22827
uitspraak: 10 december 2021
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres],mede handelend onder de namen
[handelsnaam 1], [handelsnaam 2], [handelsnaam 3] en [handelsnaam 4],
gevestigd te [vestigingsplaats eiseres],
eiseres,
gemachtigde: Bosveld Incasso en Gerechtsdeurwaarders,
tegen:
[gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde],
gedaagde,
die zelf procedeert.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘[eiseres]’ en ‘[gedaagde]’.

1..Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
de dagvaarding van 11 juni 2021, met producties;
de conclusie van antwoord, met producties;
het tussenvonnis van 26 juli 2021 waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
de aantekening dat de mondelinge behandeling in twee instanties heeft plaatsgevonden op 21 september 2021 en op 10 november 2021.
Het vonnis is bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds niet weersproken, staat het volgende tussen partijen vast.
2.1
[naam] (die geboren is op [geboortedatum]) heeft op 2 november 2020 een consult gehad bij [naam zorgverlener] (hierna: de zorgverlener). De kosten van dit consult bedragen € 22,16. [naam] was ten tijde van de behandeling minderjarig.
2.2
De zorgverlener heeft haar vordering op [gedaagde] (als zijnde ouder van [naam]) gecedeerd aan [eiseres].
2.3
Bij factuur van 24 december 2020 heeft [eiseres] bovenvermeld bedrag bij [gedaagde] in rekening gebracht.
2.4
Tot op heden heeft [gedaagde] niet betaald.

3..Het geschil

3.1
[eiseres] vordert [gedaagde] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen tot betaling aan [eiseres] van een bedrag van € 62,33, te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 22,16 vanaf 1 juni 2021 tot aan de dag van algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2
Aan haar vordering heeft [eiseres] – zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang – het volgende ten grondslag gelegd. [gedaagde] is, ondanks aanmaning en sommatie, in gebreke gebleven met de tijdige en volledige betaling van de door [eiseres] aan haar verzonden factuur van 24 december 2020 voor een totaalbedrag van € 22,16. Door de wanbetaling van [gedaagde] zag [eiseres] zich genoodzaakt haar vordering ter incasso uit handen te geven en buitengerechtelijke kosten te maken. Op 4 februari 2021 heeft de gemachtigde van [eiseres] [gedaagde] aangemaand. De gemaakte kosten van € 40,- komen voor rekening van [gedaagde]. Verder maakt [eiseres] aanspraak op de wettelijke rente, waaronder een bedrag van
€ 0,17 aan vervallen rente berekend tot 1 juni 2021.
3.3
[gedaagde] erkent in eerste instantie de vordering, maar betwist deze in tweede instantie en voert – zakelijk weergegeven en voor zover van belang – het volgende aan. [gedaagde] zijn zoon is minderjarig. [gedaagde] heeft geen toestemming gegeven voor het consult en de daaruit voortvloeiende medische behandelingen ten behoeve van zijn zoon. [gedaagde] was niet aanwezig bij het consult. Tot slot heeft [gedaagde] de zorgverlener er meerdere malen op gewezen dat hij enkel wenste de huidige behandeling bij de zorgverlener af te ronden, om vervolgens de behandeling bij een andere orthodontist voort te zetten.

4..De beoordeling

4.1
Tussen partijen is in geschil of [gedaagde] aan [eiseres] een bedrag van € 22,16 verschuldigd is vanwege het medisch consult op 2 november 2020. De kantonrechter begrijpt uit [gedaagde] zijn betwisting dat hij een beroep doet op artikel 7:450 lid 2 BW. Hierin is bepaald dat voor een behandelingsovereenkomst ten aanzien van een patiënt van 13 jaar het in principe noodzakelijk is dat zowel de ouders als de patiënt zelf toestemming geven. Omdat [gedaagde] aanvoert dat hij geen toestemming heeft gegeven, zou dit betekenen dat er geen behandelingsovereenkomst tot stand is gekomen en dat daarom de vordering van [eiseres] dient te worden afgewezen.
4.2
[gedaagde] heeft gedurende de procedure echter verschillende standpunten ingenomen. Zo heeft [gedaagde] in eerste instantie (zowel per conclusie van antwoord als ter zitting) bevestigd dat hij wél aanwezig was bij het consult met de zorgverlener. Hij stelde in dit geval dat hij weigerde de factuur te betalen omdat hij bang was dat hij hiermee ook de overige facturen zou erkennen, die zien op behandelingen die voortvloeien uit het consult. In dat geval wordt de aanwezigheid van [gedaagde] gezien als een impliciete toestemming voor het consult. Slechts in tweede instantie heeft [gedaagde] ter zitting aangevoerd dat hij niet aanwezig was bij het consult én dat hij hiervoor geen toestemming had gegeven. Doordat [gedaagde] dit pas ter zitting heeft aangevoerd heeft [eiseres] redelijkerwijs geen mogelijkheid gehad om zich te verweren tegen dergelijke verandering van standpunt. Daar komt bij dat [eiseres] haar vordering voldoende heeft gemotiveerd om tot toewijzing over te gaan. De kantonrechter hecht veel waarde aan de eerdere erkenning van [gedaagde] en stelt vast dat [gedaagde] aanwezig was bij het consult. Hiermee heeft [gedaagde] conform artikel 7:450 BW (impliciet) toestemming gegeven voor deze behandelingsovereenkomst. Dit wil echter niet zeggen dat [gedaagde] hiermee ook toestemming heeft gegeven voor de uit het consult voortvloeiende behandelingen. De vordering van [eiseres] zal worden toegewezen.
4.3
De gevorderde wettelijke rente zal eveneens worden toegewezen, nu daartegen geen nader verweer is gevoerd.
4.4
[eiseres] maakt tevens aanspraak op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Voldoende gebleken is dat voldaan is aan de wettelijke vereisten, zodat ook het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten zal worden toegewezen.
4.5
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.
4.6
Dit vonnis wordt zoals [eiseres] vordert ‘uitvoerbaar bij voorraad’ verklaard. Dit betekent dat [gedaagde] aan de veroordelingen moeten voldoen en dat hij de aan [eiseres] toegekende vergoeding moet betalen aan [gedaagde].

5..De beslissing

De kantonrechter
:
veroordeelt [gedaagde] aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 62,33, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 22,16 vanaf 1 juni 2021 tot aan de dag van algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiseres] vastgesteld op € 126,- aan griffierecht, € 91,24 aan dagvaardingskosten en € 74,- (2 punten x € 37,- per punt) aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.K. Rapmund en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
44236