ECLI:NL:RBROT:2021:12597

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 december 2021
Publicatiedatum
20 december 2021
Zaaknummer
9436753 CV EXPL 21-30373
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming wegens huurachterstand

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 3 december 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Havensteder en een gedaagde huurder. De eiseres, Havensteder, vorderde ontbinding van de huurovereenkomst, ontruiming van het gehuurde en betaling van een huurachterstand van € 11.512,62. De gedaagde, die zelf procedeerde, was niet verschenen ter zitting, ondanks dat hij behoorlijk was opgeroepen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst niet is nagekomen, aangezien hij meer dan negen maanden huurachterstand had. De kantonrechter oordeelde dat een huurachterstand van deze omvang voldoende grond biedt voor ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde. De rechter heeft de vordering van Havensteder toegewezen, waarbij de gedaagde werd veroordeeld om de woning binnen veertien dagen na betekening van het vonnis te ontruimen en de achterstallige huur te betalen. Tevens werd de gedaagde veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de gedaagde aan het vonnis moet voldoen, ook als hij in hoger beroep gaat.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9436753 CV EXPL 21-30373
uitspraak: 3 december 2021
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van:
de stichting
Stichting Havensteder,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: drs. M.D. Brouwer MSc,
tegen:
[gedaagde],
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
gedaagde,
die zelf procedeert,
Partijen worden hierna aangeduid als ‘Havensteder’ en ‘[gedaagde]’.

1..Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
de dagvaarding met bijlagen;
het antwoord van [gedaagde];
het tussenvonnis van 4 oktober 2021 waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
de akte tevens houdende vermeerdering van eis van Havensteder;
de aantekening dat de mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 2 november 2021.
[gedaagde] is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen ter zitting.
De uitspraak van het vonnis is bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

2.1
[gedaagde] huurt de woning aan het adres [adres] van Havensteder. De huurprijs bedraagt op dit moment € 997,75 per maand. Partijen zijn overeengekomen dat de huur bij vooruitbetaling moet worden voldaan.

3..Het geschil

3.1
Havensteder vordert – na verduidelijking van eis – dat bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. de huurovereenkomst wordt ontbonden en [gedaagde] wordt veroordeeld om het gehuurde te ontruimen en te verlaten met alle zaken en personen die zich daar vanwege gedaagde bevinden onder afgifte van de sleutels aan Havensteder;
II. [gedaagde] wordt veroordeeld tot betaling van € 11.512,62 te vermeerderen met de wettelijke rente over € 9.517,12 vanaf 6 september 2021 tot aan de dag van algehele voldoening;
III. [gedaagde] wordt veroordeeld om vanaf de maand december 2021 tot aan het moment van de ontruiming € 997,75 per maand te betalen;
IV. [gedaagde] wordt veroordeeld in de proceskosten.
3.2
Havensteder legt het volgende aan haar vordering ten grondslag. [gedaagde] is zijn verplichting om tijdig de huur te betalen niet nagekomen. Het gevorderde bedrag is gebaseerd op € 12.577,40 aan huur tot en met november 2021, € 912,86 aan buitengerechtelijke kosten en € 20,11 aan vervallen rente. Hiervan heeft [gedaagde] al een bedrag van € 1.997,75 betaald, zodat het bedrag van € 11.512,62 resteert. De hoogte van de huurachterstand rechtvaardigt ontbinding van de huurovereenkomst.
3.3
Op het verweer van [gedaagde] zal – voor zover ban belang in onderhavige zaak – hierna verder worden ingegaan.

4..De beoordeling

4.1
De kantonrechter begrijpt dat Havensteder per akte haar vordering in hoofdsom wenst te vermeerderen, maar gelet op de formulering van haar oorspronkelijke vordering is dit niet nodig. De vordering, zoals neergelegd in de dagvaarding, omvat ook toekomstige huurtermijnen. Dit betekent dat de inmiddels vervallen huurtermijnen over de maanden oktober en november 2021 deel uit maken van de vordering, ook zonder vermeerdering van eis. De kantonrechter zal de akte van Havensteder daarom kwalificeren als een verduidelijking van eis.
4.2
Ter mondelinge behandeling heeft de gemachtigde, onder overlegging van een actueel overzicht van de huurachterstand, aangevoerd dat de huurachterstand € 12.577,40 bedraagt. Dit bedrag heeft betrekking op de huurachterstand tot en met de maand november 2021. [gedaagde] heeft deze nadere stellingen en de inhoud van voornoemd stuk niet betwist. [gedaagde] is immers niet ter mondelinge behandeling verschenen. [gedaagde] had bij antwoord de vordering gedeeltelijk betwist en gesteld dat hij in augustus 2021 een bedrag van € 6.000,- aan Havensteder heeft betaald en dat hij dit heeft laten weten aan de gemachtigde van Havensteder. Havensteder betwist dit, mede aan de hand van voormeld overzicht van de actuele huurachterstand. [gedaagde] heeft op zijn beurt nagelaten stukken in het geding te brengen waaruit blijkt dat hij daadwerkelijk heeft betaald aan Havensteder. Dit komt voor [gedaagde] zijn rekening en risico. Het verweer van [gedaagde] zal als voldoende gemotiveerd betwist worden afgewezen. [gedaagde] zal daarom worden veroordeeld om het gevorderde bedrag aan Havensteder te betalen, zoals in 4.4 vermeld. De wettelijke rente zal ook worden toegewezen, omdat vaststaat dat [gedaagde] met betaling van de huur in verzuim was.
4.3
Havensteder heeft recht op een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten als zij [gedaagde] heeft aangemaand om het verschuldigde bedrag binnen 15 dagen na de dag van ontvangst van de aanmaning alsnog te betalen. Aan deze eis is voldaan en de hoogte van de gevorderde vergoeding komt overeen met de daarvoor vastgestelde tarieven. Ook dit bedrag zal daarom worden toegewezen.
4.4
Omdat [gedaagde] betalingen voor een bedrag van € 1.997,15 heeft verricht aan Havensteder, nadat zij kosten heeft moeten maken voor de inning van haar vordering, strekken deze betalingen op grond van artikel 6:44 eerste lid BW als eerste in mindering van de buitengerechtelijke incassokosten (€ 912,86), daarna van de reeds vervallen rente (€ 20,11) en tot slot van de huurachterstand zelf (€ 12.577,40). Hierdoor resteert een vordering ter hoogte van € 11.512,62 aan hoofdsom.
4.5
Ingevolge artikel 6:265 lid 1 BW geeft iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verbintenissen aan de wederpartij de bevoegdheid om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortschietende partij aantoont dat de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Het (op tijd) betalen van huur is een van de essentiële verplichtingen voortvloeiende uit de huurovereenkomst voor de huurder. Als uitgangspunt wordt wel genomen dat een huurachterstand van meer dan drie maanden ernstig genoeg is om de huurovereenkomst te beëindigen, maar de rechter moet alle omstandigheden afwegen. Zo is van belang of de lopende huur wordt betaald en of de huurder (een deel) van de achterstand alsnog heeft voldaan (zie HR 28 september 2018, ECLI:NL:HR: 2018:1810).
4.6
De huurachterstand bedraagt op het moment van dagvaarden meer dan negen maanden. Een dergelijke achterstand rechtvaardigt de gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde. Daar komt bij dat de huurachterstand inmiddels is opgelopen tot ruim elf maanden per november 2021. [gedaagde] verweert zich slechts beperkt, door bij antwoord aan te voeren dat hij € 6.000,- heeft betaald, hetgeen, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, niet is gebleken. [gedaagde] heeft daarnaast geen omstandigheden aangevoerd, die duiden op een tekortkoming van een bijzondere aard of geringe betekenis, die deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. De vordering tot ontbinding en ontruiming zal daarom worden toegewezen. De termijn voor ontruiming wordt gesteld op veertien dagen na betekening van dit vonnis.
4.7
[gedaagde] moet een vergoeding ter hoogte van de huur blijven betalen tot het moment dat [gedaagde] de woning met al zijn spullen heeft verlaten. Dit deel van de vordering wordt daarom ook toegewezen.
4.8
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.
4.9
Dit vonnis wordt ‘uitvoerbaar bij voorraad’ verklaard. Dit betekent dat [gedaagde] aan dit vonnis moet voldoen, ook als in hoger beroep wordt gegaan tegen dit vonnis.

5..De beslissing

De kantonrechter
:
veroordeelt [gedaagde] aan Havensteder te betalen € 11.512,62 te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over het saldo vanaf 6 september 2021 dat aan hoofdsom, exclusief kosten, telkens, na elke credit- en debetmutatie, heeft uitgestaan, tot de dag van de algehele voldoening;
ontbindt de huurovereenkomst tussen partijen en veroordeelt [gedaagde] om binnen veertien dagen na de betekening van dit vonnis de woning aan het adres [adres] te ontruimen met alle personen en zaken die zich daar vanwege [gedaagde] bevinden en het gehuurde onder overgave van de sleutels ter beschikking van Havensteder te stellen;
veroordeelt [gedaagde] aan Havensteder te betalen € 997,75 met ingang van de maand december 2021 tot en met de maand waarin de ontruiming plaatsvindt;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Havensteder vastgesteld op € 507,- aan griffierecht, € 121,39 aan dagvaardingskosten en € 622,- (2 punten x € 311,- per punt) aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.K. Rapmund en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
44236