Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..Het verloop van de procedure
2..De vaststaande feiten
3..De vordering en het verweer in conventie
28 oktober 2020 dit aan de (toenmalige) gemachtigde van [gedaagde 1] heeft medegedeeld, is het geleende bedrag inmiddels opeisbaar. [eiseres] heeft hierdoor tevens buitengerechtelijke incassohandelingen moeten verrichten. Deze dient [gedaagde 1] te vergoeden.
4..De vordering en het verweer in reconventie
5..De beoordeling
eis in conventie: geldleningsovereenkomsten
“doodnormale middelenoverdracht tussen samenwonende partners”gaat en dat bovendien geen sprake is van een (schriftelijke) geldleningsovereenkomst. De kantonrechter volgt deze betwisting niet.
Allereerst is het geen vormvereiste dat een geldleningsovereenkomst schriftelijk moet zijn. Zolang de uitlener zich jegens de lener verbindt om een geldsom te verstrekken en de lener zich op zijn beurt jegens de uitlener verbindt dit bedrag terug te betalen is er sprake van een geldlening. [1] Uit de door [eiseres] ingediende stukken blijkt uitdrukkelijk dat zij in de periode van april 2017 – augustus 2019 geld heeft verstrekt aan [gedaagde 1] met een beschrijving die duidt op een lening. [gedaagde 1] heeft op zijn beurt verschillende van deze bedragen terugbetaald aan [eiseres] , eveneens met een beschrijving die duidt op een lening. Ten aanzien van deze betalingen staat dan ook voldoende vast dat sprake is van geldleningsovereenkomsten. Dit betekent in beginsel dat [gedaagde 1] de geleende bedragen moet terugbetalen aan [eiseres] .
6..De beslissing
: