ECLI:NL:RBROT:2021:12585

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 november 2021
Publicatiedatum
20 december 2021
Zaaknummer
9373691 CV EXPL 21-25998
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming bedrijfsruimte wegens huurachterstand en onrechtmatige onderhuur

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 12 november 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een verhuurder (eiser) en een huurder (gedaagde) over de huur van een bedrijfsruimte. De eiser vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde, omdat de gedaagde in gebreke was gebleven met de huurbetalingen. De huurachterstand bedroeg op het moment van de mondelinge behandeling meer dan vier maanden, en er was sprake van onrechtmatige onderhuur. De gedaagde had eerder al een huurachterstand opgebouwd en was eerder veroordeeld tot betaling, maar had tot op heden niets betaald. De kantonrechter weegt de omstandigheden van de zaak, waaronder de betalingsgeschiedenis van de gedaagde en de onrechtmatige onderhuur, en komt tot de conclusie dat de vordering van de eiser gerechtvaardigd is. De kantonrechter heeft de huurovereenkomst ontbonden en de gedaagde veroordeeld tot ontruiming van de bedrijfsruimte binnen veertien dagen na betekening van het vonnis. Daarnaast is de gedaagde veroordeeld tot betaling van de huurachterstand en de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de gedaagde aan het vonnis moet voldoen, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9373691 CV EXPL 21-25998
uitspraak: 12 november 2021
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van:
[eiser],
wonende te [woonplaats eiser],
eiser,
gemachtigde: [naam],
tegen:
[gedaagde], handelend onder de naam [handelsnaam],
wonende te [woonplaats gedaagde],
gedaagde,
die zelf procedeert.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘[eiser]’ en ‘[gedaagde]’.

1..Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
de dagvaarding van 26 juli 2021, met bijlagen;
het antwoord van [gedaagde];
het tussenvonnis van 16 augustus 2021, waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
de akte opgaaf huidige achterstand van [eiser];
de aantekening dat de mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 13 oktober 2021.
De uitspraak van het vonnis is bepaald op vandaag.

2..De vaststaande feiten

2.1
[gedaagde] huurt van [eiser] een bedrijfsruimte gelegen aan het adres [adres]. De huurprijs bedraagt op dit moment € 1.234,80 per maand. Partijen zijn overeengekomen dat de huur bij vooruitbetaling moet worden voldaan.
2.2
In de betaling van de huur is een achterstand ontstaan.

3..Het geschil

3.1
[eiser] vordert dat bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. de huurovereenkomst wordt ontbonden en [gedaagde] wordt veroordeeld om het gehuurde te ontruimen en te verlaten met alle zaken en personen die zich daar vanwege [gedaagde] bevinden, onder afgifte van de sleutels aan [eiser];
II. [gedaagde] wordt veroordeeld tot betaling van € 4.198,87, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 3.706,80 vanaf 24 juli 2021 tot aan de dag van algehele voldoening;
III. [gedaagde] wordt veroordeeld om vanaf augustus 2021 tot aan het moment van de ontruiming € 1.234,80 per maand te betalen, een gedeeltelijke maand voor een volle gerekend;
IV. [gedaagde] wordt veroordeeld in de proceskosten.
3.2
[eiser] legt het volgende aan zijn vordering ten grondslag. [gedaagde] is zijn verplichting om tijdig de huur te betalen niet nagekomen. Het bedrag van € 4.198,87 is gebaseerd op € 3.706,80 aan huurachterstand tot en met juli 2021, € 448,23 aan buitengerechtelijke kosten en € 44,14 aan vervallen rente. De hoogte van de huurachterstand rechtvaardigt ontbinding van de huurovereenkomst, aldus [eiser].
3.3
[gedaagde] voert verweer. Hierop zal – voor zover in deze zaak van belang – hierna worden ingegaan.

4..De beoordeling

4.1
Partijen zijn het erover eens dat de huurachterstand op het moment van de mondelinge behandeling € 5.408,88 bedroeg. Dit bedrag heeft betrekking op de huur tot en met de maand oktober 2021. [gedaagde] zal daarom worden veroordeeld om dit bedrag aan [eiser] te betalen. De wettelijke rente zal ook worden toegewezen, omdat vaststaat dat [gedaagde] met betaling van de huur in verzuim was.
4.2
[eiser] heeft recht op een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten als hij [gedaagde] op correcte wijze heeft aangemaand om het verschuldigde bedrag alsnog te betalen. Aan deze eis is door [eiser] voldaan en de hoogte van de gevorderde vergoeding komt overeen met de daarvoor vastgestelde tarieven. Ook dit bedrag zal daarom worden toegewezen.
4.3
Als de huurder zijn verplichting om tijdig de huur betalen niet nakomt, mag de verhuurder de rechter vragen om de huurovereenkomst te beëindigen (ontbinden). De rechter dient deze vordering alleen toe te wijzen als de huurachterstand een beëindiging van de huurovereenkomst rechtvaardigt. Bij de huur van bedrijfsruimte wordt als uitgangspunt genomen dat een huurachterstand van meer dan twee maanden ernstig genoeg is om de huurovereenkomst te beëindigen. De rechter moet echter ook dan alle omstandigheden afwegen. Zo is van belang of de lopende huur wordt betaald en of de huurder (een deel van) de achterstand alsnog heeft voldaan (zie HR 28 september 2018, ECLI:NL:HR: 2018:1810).
4.4
In het kader van de gevorderde ontbinding en ontruiming weegt de kantonrechter de volgende omstandigheden af. Ondanks de recente betalingen van [gedaagde] bedraagt de huurachterstand op het moment van de mondelinge behandeling nog steeds ruim vier maanden. Hierbij is van belang dat, na de betaling van [gedaagde] op 2 augustus 2021, wederom twee huurtermijnen onbetaald zijn gebleven. [gedaagde] is reeds eerder veroordeeld tot betaling aan [eiser] van een huurachterstand, maar heeft tot op heden niets betaald in uitvoering van dit vonnis. Ook de door [eiser] genomen executiemaatregelen hebben geen betaling opgeleverd. Daarnaast maakt [gedaagde] zich schuldig aan onderhuur, dan wel laat hij zijn zwager een restaurant uitbaten in de door hem gehuurde ruimte, terwijl hem dit per overeenkomst is verboden. Tot slot blijkt uit het door [eiser] in het geding gebrachte KVK-uittreksel dat [naam bedrijf] in het gehuurde is gevestigd en niet – de per 30 april 2018 opgeheven – eenmanszaak van [gedaagde]. Daarbij is van belang dat [gedaagde] als enig bestuurder-aandeelhouder van deze B.V. staat ingeschreven. [gedaagde] betwist dat hij iets met deze B.V. te maken heeft, maar gelet op de gemotiveerde stellingen van [eiser] volgt de kantonrechter [gedaagde] hierin niet. Vaststaat verder voldoende dat [eiser] over deze wijzigingen niet is geïnformeerd. [gedaagde] geeft in zijn verweer aan dat hij heeft geleden – en door de komst van de QR-code-toegangscontrole nog steeds lijdt – onder de coronamaatregelen, en dat hij hierdoor niet in staat was/is de huur te betalen. In dit kader voert [gedaagde] aan dat hij om een huurkorting heeft gevraagd bij [eiser], maar dat [eiser] hier niet in mee ging. [gedaagde] heeft echter nagelaten aan te tonen dat hij [eiser] (onderbouwd) heeft verzocht om huurkorting en [gedaagde] heeft dit evenmin in deze procedure verzocht. De kantonrechter zal dit verweer dan ook afwijzen. Gelet op het bovenstaande staat voldoende vast dat [gedaagde] een huurachterstand heeft die ontbinding en ontruiming rechtvaardigt. De vordering zal daarom worden toegewezen. De ontruimingstermijn wordt, gelet op de omstandigheden van [gedaagde], bepaald op veertien dagen.
4.5
[gedaagde] moet de huur blijven betalen tot het moment dat [gedaagde] het gehuurde met al zijn spullen heeft verlaten. Dit deel van de vordering wordt daarom ook toegewezen.
4.6
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.
4.7
Dit vonnis wordt ‘uitvoerbaar bij voorraad’ verklaard. Dit betekent dat [gedaagde] aan dit vonnis moet voldoen, ook als in hoger beroep wordt gegaan tegen dit vonnis.

5..De beslissing

De kantonrechter
:
veroordeelt [gedaagde] aan [eiser] te betalen € 5.901,25 te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119a BW over het saldo dat vanaf 24 juli 2021 aan hoofdsom, exclusief kosten, telkens, na elke credit- en debetmutatie, heeft uitgestaan, tot de dag van de algehele voldoening;
ontbindt de huurovereenkomst tussen partijen en veroordeelt [gedaagde] om binnen veertien dagen na de betekening van dit vonnis de bedrijfsruimte aan het adres [adres] te ontruimen met alle personen en zaken die zich daar vanwege [gedaagde] bevinden en het gehuurde onder overgave van de sleutels ter beschikking van [eiser] te stellen;
veroordeelt [gedaagde] aan [eiser] te betalen € 1.234,80 met ingang van de maand november 2021 tot en met de maand waarin de ontruiming plaatsvindt, een gedeeltelijke maand voor een volle gerekend;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiser] vastgesteld op € 240,- aan griffierecht, € 121,39 aan dagvaardingskosten en € 622,- (2 punten x € 311,- per punt) aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. E. van Schouten en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
44236