ECLI:NL:RBROT:2021:12578

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 november 2021
Publicatiedatum
20 december 2021
Zaaknummer
C/10/627085 / JE RK 21-2736
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van jeugdbescherming

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 26 november 2021 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind]. De ondertoezichtstelling was eerder ingesteld bij beschikking van 11 december 2020 en liep tot 11 december 2021. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West heeft op 14 oktober 2021 een verzoek ingediend om de ondertoezichtstelling met een jaar te verlengen, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. Tijdens de mondelinge behandeling, die met gesloten deuren plaatsvond, zijn zowel de vader, bijgestaan door zijn advocaat, als een vertegenwoordigster van de GI verschenen. De moeder is telefonisch gehoord vanwege een positieve coronatest.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat het ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door beide ouders, waarbij [naam kind] momenteel bij de vader woont. De moeder heeft nog geen vaste woonplek en is bezig met hulpverlening via het Leger des Heils. De kinderrechter heeft geconstateerd dat de communicatie tussen de ouders verbeterd is, maar dat er nog onvoldoende vertrouwen is om zonder de GI afspraken te maken in het belang van [naam kind]. De vader heeft verweer gevoerd tegen de verlenging van de ondertoezichtstelling, stellende dat [naam kind] zich positief ontwikkelt bij hem en dat de moeder haar leven op orde moet krijgen.

De kinderrechter heeft geoordeeld dat de ondertoezichtstelling van [naam kind] verlengd moet worden, omdat er nog steeds een bedreiging voor de ontwikkeling van [naam kind] is. De hulpverlening is onvoldoende van de grond gekomen en de ouders zijn nog niet in staat om constructief samen te werken. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd tot 11 juni 2022 en de behandeling van het verzoek voor het overige aangehouden tot 1 mei 2022 pro forma. De GI is verzocht om uiterlijk twee weken voor de pro forma datum te rapporteren over de stand van zaken.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/627085 / JE RK 21-2736
Datum uitspraak: 26 november 2021

Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west,

gevestigd te Dordrecht, hierna te noemen: de GI,
betreffende

[naam kind],

geboren op [geboortedatum kind] 2012 te [geboorteplaats kind], hierna te noemen: [naam kind].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder],

hierna te noemen: de moeder,
ingeschreven op een briefadres (Leger des Heils) in [woonplaats moeder],

[naam vader],

hierna te noemen: de vader, wonende te [woonplaats vader],
advocaat: mr. F.C. Frederiks, te Zwijndrecht.

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen van de GI van
14 oktober 2021, ingekomen bij de griffie op dezelfde datum.
Op 26 november 2021 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden en heeft de kinderrechter de zaak met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- een vertegenwoordigster van de GI, [naam].
De moeder is, vanwege een positieve coronatest, telefonisch gehoord.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de ouders.
[naam kind] woont bij de vader.
Bij beschikking van 11 december 2020 is [naam kind] onder toezicht gesteld tot
11 december 2021.

Het verzoek

De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [naam kind] te verlengen met een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De GI heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. [naam kind] is in het verleden getuige geweest van huiselijk geweld en drugsgebruik van de moeder. Momenteel verblijft hij bij de vader. [naam kind] heeft iedere zondag contact met de moeder bij oma moederszijde thuis. De moeder heeft nog geen vaste woonplek. Samen met het Leger des Heils is zij hiermee bezig. De communicatie tussen de ouders is verbeterd. De vader wil echter de regie houden over het contact tussen [naam kind] en de moeder, waardoor het lastig is om de bezoeken uit te breiden. Er is nog te weinig vertrouwen dat de ouders onderling, zonder betrokkenheid van de GI, afspraken kunnen maken in het belang van [naam kind].
Het doel voor het komende jaar is om de communicatie tussen de ouders te verbeteren en het contact van [naam kind] met de moeder uit te breiden. De GI heeft hiervoor verschillende hulpverleningsinstanties gevraagd, maar overal zijn wachtlijsten. Om de komende tijd stappen te kunnen zetten, met name in de uitbreiding van het contact met [naam kind], is het van groot belang dat de moeder haar leven op de rit heeft en beschikt over een eigen woonruimte.

De standpunten

Door en namens de vader is verweer gevoerd tegen het verzoek. [naam kind] ontwikkelt zich positief bij de vader. Ook werkt de vader overal aan mee. De moeder heeft nog geen woonruimte en vast werk gevonden en daardoor kunnen er al lange tijd geen stappen worden gezet. Het is belangrijk dat de moeder haar leven op orde krijgt. De afgelopen tijd heeft de vader goed contact met de moeder. Als de ouders er samen niet uitkomen, vragen ze de jeugdbeschermer om hulp. De huidige contactregeling met de moeder is vastgesteld door de rechtbank. De GI wil hulp inzetten waar de ouders niets aan hebben. Bovendien is de jeugdbeschermer niet altijd bereikbaar. De vader vindt dat een ondertoezichtstelling geen meerwaarde heeft.
De moeder is het eens met het verzoek. De urgentieverklaring van de moeder is afgewezen. Het is moeilijk om een eigen woning te vinden. Volgens de moeder is haar toegezegd dat de bezoeken met [naam kind] worden uitgebreid naar één dag extra per week. Ook heeft [naam kind] zelf aangegeven dat hij de moeder vaker wil zien. De moeder staat overal voor open als zij [naam kind] vaker kan zien. Zij heeft werk en krijgt schuldhulpverlening. Het contact met de vader verloopt een periode goed en vervolgens weer niet goed. De moeder wil hierbij hulp van de jeugdbeschermer krijgen.

De beoordeling

Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek.
Op dit moment wordt [naam kind] nog onveranderd in zijn ontwikkeling bedreigd. Het afgelopen jaar is de hulpverlening onvoldoende van de grond gekomen. De ouders zijn nog onvoldoende in staat om op een constructieve manier te communiceren en afspraken te maken in het belang van [naam kind]. Ter zitting hebben beide ouders aangegeven dat de communicatie onderling een periode goed verloopt en dan weer een periode niet. Daarnaast heeft de moeder nog geen vaste eigen woonruimte gevonden.
Dit bemoeilijkt de voortgang van de hulpverlening en uitbreiding van de bezoeken met [naam kind]. Daarbij komt dat de vader weinig genegen is om de bezoeken uit te breiden. Het is belangrijk dat de ouders samen afspraken maken over een contactregeling die passend is bij de mogelijkheden van beide ouders en die in het belang van [naam kind] is. De betrokkenheid van een jeugdbeschermer die de regie voert en de benodigde hulpverlening inzet, is ook de komende tijd noodzakelijk. De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [naam kind] verlengen voor de duur van zes maanden en het overig verzochte pro forma aanhouden om een vinger aan de pols te houden. De komende periode is het van belang dat de moeder een eigen woonruimte vindt en haar leven op orde krijgt, omdat dat een grote rol speelt bij het kunnen uitbreiden van het contact tussen de moeder en [naam kind].
De kinderrechter verzoekt de GI uiterlijk twee weken voor de genoemde pro forma datum te rapporteren over de stand van zaken en daarbij aan te geven of het verzoek al dan niet wordt gehandhaafd.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [naam kind] tot 11 juni 2022;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

en alvorens verder te beslissen:

bepaalt dat de behandeling van het verzoek voor het overige wordt aangehouden tot
1 mei 2022 pro forma;
bepaalt dat de GI en de belanghebbenden op de genoemde pro forma datum niet ter zitting behoeven te verschijnen;
verzoekt de GI uiterlijk twee weken voor de genoemde datum aan de kinderrechter te rapporteren over de laatste stand van zaken (met afschrift aan de belanghebbenden) en daarbij aan te geven of het verzoek al dan niet wordt gehandhaafd.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 26 november 2021 door mr. J.C.M. Persoon, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. L.M. Ruijgrok, als griffier. Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 10 december 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.