ECLI:NL:RBROT:2021:12550

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 november 2021
Publicatiedatum
20 december 2021
Zaaknummer
C/10/622474 / JE RK 21-1984
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van het ouderlijk gezag en benoeming van een voogd in een gezagsbeëindigende maatregel

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 15 november 2021 een beschikking gegeven over de beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder over haar kind, hierna te noemen [naam kind]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft op 20 juli 2021 een verzoek ingediend om het gezag van de moeder te beëindigen en de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond tot voogd te benoemen. De moeder was niet aanwezig tijdens de zitting, maar de vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling waren wel aanwezig.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder, die alleenstaand is en de zorg heeft voor drie jonge kinderen, niet in staat is om de zorg en verantwoordelijkheid voor [naam kind] te dragen. De moeder heeft aangegeven afstand te willen doen van [naam kind] ter adoptie, maar er is onduidelijkheid over de identiteit van de vader. [naam kind] verblijft momenteel in een pleeggezin en de GI heeft zich bereid verklaard om de voogdij op zich te nemen.

De rechtbank heeft op basis van artikel 1:266, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek geoordeeld dat het gezag van de moeder beëindigd moet worden, omdat het in het belang van [naam kind] is. De rechtbank heeft de GI benoemd tot voogd over [naam kind] en verklaarde de beschikking uitvoerbaar bij voorraad. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. W.J. Loorbach, rechter, in tegenwoordigheid van mr. L.M. Ruijgrok, als griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/622474 / JE RK 21-1984
Datum uitspraak: 15 november 2021

Beschikking van de rechtbank over de gezagsbeëindiging

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht,

gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de Raad,
betreffende

[naam kind],

geboren op [geboortedatum kind] 2021 te [geboorteplaats kind], hierna te noemen: [naam kind].
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder],

hierna te noemen: de moeder, wonende te [woonplaats moeder],

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

hierna te noemen: de GI, gevestigd te Rotterdam.

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoek met bijlagen van de Raad van 20 juli 2021, ingekomen bij de griffie op 20 juli 2021.
Op 15 november 2021 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden en heeft de rechtbank de zaak met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- een vertegenwoordigster van de Raad, [naam 1];
- een vertegenwoordigster van de GI, [naam 2].
Opgeroepen en niet verschenen is de moeder.

De feiten

De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [naam kind].
Bij beschikking van deze rechtbank van [geboortedatum kind] 2021 is de GI belast met de voorlopige voogdij over [naam kind].
De GI heeft zich bij brief van 4 oktober 2021 bereid verklaard om de voogdij te aanvaarden.
[naam kind] verblijft in een pleeggezin.

Het verzoek

De Raad verzoekt het gezag van de moeder te beëindigen en de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond tot voogd over [naam kind] te benoemen, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De Raad heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. De GI is sinds de geboorte van [naam kind] belast met de voorlopige voogdij. De moeder blijft bij haar besluit tot het doen van afstand van [naam kind] ter adoptie. Dit is momenteel niet mogelijk, omdat er geen duidelijkheid bestaat over wie de vader van [naam kind] is. Het is belangrijk voor [naam kind] dat de moeder op dit punt in beweging komt. Op dit moment zit [naam kind] op een goede plek in een crisispleeggezin.

Het standpunt van de GI

De GI heeft zich ter zitting aangesloten bij het verzoek van de Raad. De moeder wil [naam kind] afstaan ter adoptie. Stichting de Beschermde Wieg is bij de moeder betrokken. Het is belangrijk voor [naam kind] om te weten wie haar ouders zijn. Er is momenteel nog onduidelijkheid over wie de vader van [naam kind] is. De moeder weigert dit te vertellen. Binnenkort zal daarom een DNA-test worden afgenomen bij [naam kind]. Als blijkt dat [naam kind] dezelfde vader heeft als haar jongste broertje, zal de moeder die vader op de hoogte stellen. Ook de broers en de zus van [naam kind] hebben het recht te weten wie hun zusje is. [naam kind] kan voorlopig in het huidige pleeggezin blijven, waar zij zich positief ontwikkelt.

De beoordeling

Op grond van artikel 1:266, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter het gezag van een ouder beëindigen, indien:
a. een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of
b. de ouder het gezag misbruikt.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat de moeder een alleenstaande moeder is die de zorg draagt voor drie jonge kinderen. De moeder heeft aangegeven dat zij geen mogelijkheden heeft om de zorg en verantwoordelijkheid voor [naam kind] te dragen. De moeder heeft besloten om afstand te doen van [naam kind]. [naam kind] staat daarom sinds haar geboorte onder voorlopige voogdij van de GI en verblijft in een pleeggezin. Hier is [naam kind] goed opgevangen en wordt zij goed verzorgd.
[naam kind] heeft recht op een stabiele opvoedingsomgeving, waarbinnen zij zich kan hechten aan vaste opvoeders. De moeder is niet in staat om voor [naam kind] te zorgen. Het is daarom in het belang van [naam kind] dat het gezag van de moeder wordt beëindigd.
Tot op heden heeft de moeder de geboorte en het bestaan van [naam kind] geheim gehouden voor de mogelijke biologische vader en de broers en zus van [naam kind]. Het is zeer schadelijk voor de ontwikkeling van [naam kind], maar ook voor de moeder zelf om dit geheim te houden. [naam kind] heeft het recht om te weten wie haar biologische ouders zijn. Het is belangrijk dat de moeder over het bestaan van [naam kind] zal vertellen aan de biologische vader en haar andere kinderen. Bovendien is het hierdoor ook niet mogelijk om [naam kind] te laten adopteren.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de rechtbank van oordeel dat aan het criterium van artikel 1:266, eerste lid, onder a BW is voldaan en zal het verzoek tot beëindiging van het gezag van de moeder toewijzen.
Omdat de beëindiging van het gezag van de moeder ertoe zal leiden dat een gezagsvoorziening over [naam kind] komt te ontbreken, dient de rechtbank op grond van artikel 1:275, eerste lid, BW een voogd over haar te benoemen. In dat verband overweegt de rechtbank als volgt.
De GI is reeds belast met de voorlopige voogdij. De GI heeft zich bereid verklaard de voogdij op zich te nemen. De rechtbank is daarom van oordeel dat de GI moet worden belast met de voogdij.

De beslissing

De rechtbank:
beëindigt het ouderlijk gezag van [naam moeder], geboren op [geboortedatum moeder] te [geboorteplaats moeder] over [naam kind];
benoemt tot voogd over genoemde minderjarige:
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, gevestigd te Rotterdam;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 15 november 2021 door mr. W.J. Loorbach, rechter, in tegenwoordigheid van mr. L.M. Ruijgrok, als griffier. Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 26 november 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.