ECLI:NL:RBROT:2021:12549

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 november 2021
Publicatiedatum
20 december 2021
Zaaknummer
C/10/625930 / JE RK 21-2542
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 15 november 2021, wordt de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [naam kind 1] en [naam kind 2], behandeld. De zaak is ingeleid door een verzoekschrift van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, dat op 23 september 2021 is ingediend. Tijdens de mondelinge behandeling, die met gesloten deuren heeft plaatsgevonden, zijn de ouders van de kinderen niet verschenen, maar hebben de kinderen hun mening kenbaar gemaakt via een brief aan de kinderrechter.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat het ouderlijk gezag over de kinderen door de ouders wordt uitgeoefend. [naam kind 1] verblijft op een begeleid wonen-groep van Labyrint, terwijl [naam kind 2] op een open groep van Harreveld verblijft. De ondertoezichtstelling van beide kinderen was eerder vastgesteld tot 19 november 2021, en de kinderrechter heeft eerder machtigingen tot uithuisplaatsing verleend. De GI verzoekt nu om verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing voor beide kinderen.

De kinderrechter oordeelt dat aan de wettelijke criteria voor verlenging is voldaan. Voor [naam kind 1] is het noodzakelijk om de ondertoezichtstelling te verlengen tot haar meerderjarigheid, gezien haar problematiek en de onvermogen van de moeder om voldoende structuur te bieden. Voor [naam kind 2] is de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing ook noodzakelijk, omdat de ouders niet in staat zijn om aan zijn ontwikkelingsbehoeften te voldoen. De kinderrechter heeft de verzoeken van de GI toegewezen en de ondertoezichtstelling en machtigingen tot uithuisplaatsing verlengd tot respectievelijk [geboortedatum kind 1] 2022 en 19 november 2022.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/625930 / JE RK 21-2542
Datum uitspraak: 15 november 2021
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en (verlenging) machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de GI,
betreffende

[naam kind 1],

geboren op [geboortedatum kind 1] 2004 te [geboorteplaats kind 1], hierna te noemen: [naam kind 1],

[naam kind 2],

geboren op [geboortedatum kind 2] 2006 te [geboorteplaats kind 2], hierna te noemen: [naam kind 2].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder],

hierna te noemen: de moeder, wonende te [woonplaats moeder],

[naam vader],

hierna te noemen: de vader, wonende te [woonplaats vader].

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen van de GI van
23 september 2021, ingekomen bij de griffie op 23 september 2021.
Op 15 november 2021 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden en heeft de kinderrechter de zaak met gesloten deuren behandeld.
Verschenen is:
- een vertegenwoordigster van de GI, [naam].
Opgeroepen en niet verschenen zijn:
- de moeder, met bericht van afwezigheid;
- de vader, met bericht van afwezigheid.
[naam kind 1] en [naam kind 2] hebben hun mening via een brief aan de kinderrechter kenbaar gemaakt.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind 1] en [naam kind 2] wordt uitgevoerd door de ouders.
[naam kind 1] verblijft op een begeleid wonen-groep van Labyrint. [naam kind 2] verblijft op een open groep van Harreveld.
Bij beschikking van 19 november 2020 zijn [naam kind 1] en [naam kind 2] onder toezicht gesteld tot
19 november 2021.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 10 juni 2021 een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 1] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verleend tot
19 november 2021.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 12 augustus 2021 de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 2] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verlengd tot 19 november 2021.

Het verzoek

De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [naam kind 1] en [naam kind 2] te verlengen met een jaar.
Tevens wordt verzocht de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 1] en [naam kind 2] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling.
De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
De GI heeft het verzoek ten aanzien van [naam kind 1] ter zitting gewijzigd in die zin dat een verlening machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie jeugdhulpaanbieder wordt verzocht.
[naam kind 1] verblijft sinds 1 november 2021 op een begeleid wonen-groep van het Labyrint. De moeder kon [naam kind 1] onvoldoende duidelijkheid en structuur bieden. [naam kind 1] gaat ieder weekend en af en toe op woensdag naar de moeder toe. Zij kan daar toewerken naar zelfstandigheid. Het gaat goed met [naam kind 1]. Zij is druk bezig met school.
Met [naam kind 2] gaat het ook goed op Harreveld. Hij is bijna klaar met EMDR-therapie. Het doel is toewerken naar een vervolgplek in Hellevoetsluis voor februari 2022. Het is prettig dat [naam kind 2] dan vaker op verlof naar huis kan. Het perspectief van [naam kind 2] ligt niet meer bij één van de ouders. De GI zal de Raad vragen onderzoek te doen naar een gezagsbeëindiging van de ouders ten aanzien van [naam kind 2].

De beoordeling

Ten aanzien van [naam kind 1]:
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De ouders stemmen hiermee in. Aangezien [naam kind 1] op [geboortedatum kind 1] 2022 achttien jaar wordt, zal de kinderrechter de ondertoezichtstelling van [naam kind 1] verlengen tot aan haar meerderjarigheid en het overig verzochte afwijzen.
Ook is de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 1] noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, BW). Bij [naam kind 1] is sprake van een autismespectrumstoornis (ASS). Door haar kindeigen problematiek heeft zij de afgelopen periode zelfbepalend gedrag laten zien zowel thuis als op school. Ook heeft [naam kind 1] moeite met haar emotieregulatie, waardoor zij met spullen kan gaan gooien of kan dreigen met fysiek geweld richting de moeder. Daarnaast zijn er zorgen over de gezondheid van [naam kind 1]. Zij heeft diabetes en kan hier niet op een adequate wijze mee omgaan. De moeder is onvoldoende in staat om [naam kind 1] te begrenzen en structuur te bieden. Ondanks de inzet van een Boba coach voor [naam kind 1] kan zij onvoldoende toekomen aan een positieve ontwikkeling in de thuissituatie. Sinds 1 november 2021 verblijft [naam kind 1] daarom op een begeleid wonen-groep van Labyrint, waar zij zal toewerken naar zelfstandigheid. [naam kind 1] heeft in haar brief aan de kinderrechter geschreven dat het daar goed met haar gaat. Ook de ouders staan achter deze plaatsing.
Aangezien de op 10 juni 2021 verleende machtiging tot uithuisplaatsing niet binnen drie maanden is gebruikt, is deze machtiging op grond van artikel 1:265c derde lid BW vervallen. De kinderrechter zal daarom een nieuwe machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 1] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verlenen tot aan haar meerderjarigheid, te weten tot [geboortedatum kind 1] 2022.
Ten aanzien van [naam kind 2]:
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het BW. De ouders stemmen hiermee in. De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [naam kind 2] verlengen voor de duur van een jaar (artikel 1:260, eerste lid, BW).
Ook is de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 2] noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, BW). [naam kind 2] verblijft sinds februari 2021 op een open groep van Harreveld. Hij maakt daar een positieve ontwikkeling door. Onlangs is [naam kind 2] gestart met EMDR-therapie en agressieregulatie-training. [naam kind 2] heeft hier veel baat bij. Het doel is dat [naam kind 2] voor februari 2022 naar de Langstee in Hellevoetsluis gaat, zodat hij dichter bij de ouders komt wonen.
De kinderrechter heeft in de brief van [naam kind 2] gelezen dat hij graag terug naar huis wil. De kinderrechter begrijpt dit heel goed. De betrokken hulpverleners zeggen echter dat het geen goed idee is als [naam kind 2] terug naar huis gaat. De ouders zijn onvoldoende in staat om aan te sluiten bij de ontwikkelingsbehoeften van [naam kind 2]. Er is besloten dat het perspectief van [naam kind 2] niet meer thuis ligt. Het is in het belang van [naam kind 2] dat hij op zijn huidige groep verblijft en vervolgens de overstap maakt naar de Langstee. De kinderrechter zal daarom de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 2] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [naam kind 1] tot [geboortedatum kind 1] 2022;
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 1] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot [geboortedatum kind 1] 2022;
verlengt de ondertoezichtstelling van [naam kind 2] tot 19 november 2022;
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 2] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 19 november 2022;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 15 november 2021 door mr. W.J. Loorbach, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. L.M. Ruijgrok, als griffier. Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 26 november 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.