ECLI:NL:RBROT:2021:12540

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 december 2021
Publicatiedatum
20 december 2021
Zaaknummer
10/996750-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak valsheid in geschrift en veroordeling voor belastingfraude

In de zaak tegen de verdachte rechtspersoon, vertegenwoordigd door raadsman mr. H. Sytema, heeft de Rechtbank Rotterdam op 9 december 2021 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van drie feiten, waarvan feit 3, het opmaken van een valse arbeidsovereenkomst, werd vrijgesproken. Feit 1, het gebruik maken van een vals geschrift, en feit 2, het niet voeren van een administratie conform de eisen van de Belastingwet, werden bewezen verklaard. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk gebruik had gemaakt van valse bankafschriften en dat er geen volledige financiële administratie was gevoerd, wat leidde tot te weinig belastingheffing. De rechtbank legde een geldboete op van € 20.000,00. De uitspraak is gedaan na een terechtzitting op 25 november 2021, waarbij de officier van justitie mr. I. Hoek de bewezenverklaring en veroordeling had geëist. De rechtbank overwoog dat de verdachte met zijn handelen het vertrouwen in de juistheid van documenten en belastingheffing had geschaad. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met het strafblad van de verdachte, waaruit bleek dat deze niet eerder was veroordeeld voor een strafbaar feit. De rechtbank concludeerde dat de opgelegde geldboete passend was, gezien de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze waren begaan.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/996750-18
Datum uitspraak: 9 december 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte rechtspersoon (hierna: de verdachte):
[naam verdachte rechtspersoon],
gevestigd te [adres verdachte rechtspersoon],
raadsman mr. H. Sytema, advocaat te Den Haag.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 25 november 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. I. Hoek heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot betaling van een geldboete van € 20.000,00.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak van feit 3
Onder feit 3 is aan de verdachte ten laste gelegd het opmaken van een valse arbeidsovereenkomst en een valse vaststellingsovereenkomst met betrekking tot een dienstverband van [naam] terwijl er in werkelijkheid geen dienstverband was.
De bestuurder van de verdachte, [naam medeverdachte], en [naam] hebben verklaard dat [naam] wel degelijk werkzaamheden heeft verricht voor de verdachte, maar dat dit voor minder uren was dan in de arbeidsovereenkomst stond vermeld. Dat het aantal door [naam] gewerkte uren niet overeenkomt met wat er op de overeenkomsten staat vermeld, maakt niet dat er in het geheel geen arbeidsrelatie was.
De rechtbank kan niet wettig en overtuigend bewijzen dat de verdachte feit 3 heeft begaan, zodat hij daarvan wordt vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering van feit 1
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte feit 1 heeft begaan en zal hier geen nadere overweging aan wijden, nu geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak en omdat uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte dit feit heeft begaan.
4.3.
Bewijswaardering van feit 2
De verdediging heeft vrijspraak bepleit omdat uit het dossier niet blijkt dat de contante geldstromen die niet in het kasboek zijn opgenomen daarin moesten worden verantwoord.
De rechtbank stelt vast dat op de bankrekeningen van de verdachte contante geldstromen zichtbaar waren en dat daarvan in totaal € 612.269,18 niet is verantwoord in het kasboek. De rechtbank overweegt dat het kasboek een onderdeel is van de financiële administratie en een compleet beeld dient te geven van alle contante geldstromen. Daarom behoren in het kasboek
allecontante inkomsten en uitgaven te staan die hebben plaatsgevonden binnen de onderneming. De stelling van de verdediging dat bepaalde contante stromen niet hoeven te worden opgenomen is dan ook onjuist. Gebleken is dat niet alle contante opnames van de verdachte zijn verantwoord in het kasboek met als gevolg dat geen sprake is van een volledige financiële administratie, terwijl dat essentieel is om tot een juiste belastingheffing te kunnen komen en deze vervolgens te kunnen controleren. Het kan niet anders dan – bij gebrek aan enige toelichting over wat er met de gelden is gebeurd – dat het niet verantwoorden van ruim zes ton aan opgenomen contanten in het kasboek tot doel had te weinig belasting af te dragen en om zo de Belastingdienst te benadelen.
De rechtbank acht feit 2 wettig en overtuigend bewezen.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
Feit 1
hijin de periode van 1 maart 2018 tot en met 1 mei 2018 te [plaatsnaam ] opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valse geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten één of meerdere bankafschriften, als ware die bankafschriften echt en onvervalst en bestaande die valsheid hierin dat:
- in strijd met de waarheid - die bankafschriften) betalingen vermelden naar een bankrekeningnummer van werknemers van [naam verdachte rechtspersoon]
en bestaande het gebruikmaken hierin dat:
- binnen een (bestuursrechtelijk) onderzoek van de Inspectie SZW, die bankafschriften aan de Inspectie SZW zijn overhandigd ;
Feit 2
hijin de periode van 01 januari 2016 tot en met 1 januari 2019 te [plaatsnaam ], (telkens) als degene die ingevolge de Belastingwet verplicht was tot het voeren van een administratie overeenkomstig de daaraan bij of krachtens de Belastingwet gestelde eisen, opzettelijk een zodanige administratie niet heeft gevoerd, terwijl dat feit (telkens) ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven, immers heeft
hijverdachte: (telkens) contante geldstromen niet, althans onvolledig verantwoord binnen de kasadministratie/het kasboek.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift als bedoeld in artikel 225, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, begaan door een rechtspersoon;
ingevolge de belastingwet verplicht zijnde tot het voeren van een administratie overeenkomstig de daaraan bij of krachtens de belastingwet gestelde eisen te voeren, en een zodanige administratie opzettelijk niet voeren, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de draagkracht van de verdachte . Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het gebruik maken van valse documenten in een bestuursrechtelijk onderzoek. Hierdoor werd de indruk gewekt dat betalingen aan werknemers hadden plaatsgevonden terwijl deze in werkelijkheid naar de bankrekening van de bestuurder waren overgemaakt. Daarnaast heeft de verdachte nagelaten een administratie te voeren conform de eisen die de Belastingwet daaraan stelt met tot doel te weinig belasting te betalen. De verdachte heeft met zijn handelen het vertrouwen geschaad dat burgers, bedrijven en overheid in het maatschappelijk en economisch verkeer moeten kunnen stellen in de juistheid van documenten in het algemeen en in de juistheid van documenten die de basis vormen voor de wettelijk voorgeschreven belastingaangifte. Immers, bij de heffing van belastingen zijn gewichtige gemeenschappelijke belangen betrokken. Door middel van belastingheffing wordt beoogd de Staat de geldmiddelen te verschaffen die voor zijn instandhouding en voor de vervulling van zijn taak nodig zijn. Daarnaast kan belastingontduiking in sfeer van het bedrijfsleven tot oneerlijke concurrentie leiden en meer in het algemeen tot verdere verzwaring van de belastingdruk.
7.3.
Omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van 28 september 2021, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit zal de rechtbank een geldboete van na te noemen hoogte opleggen. De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de geldboete acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank een geldboete van € 20.000,00 passend en geboden.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 23, 51, 57 en 225 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 68 en 69 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.. Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
geldboete van € 20.000,00 (twintigduizend euro).
Dit vonnis is gewezen door:
mr. V.M. de Winkel, voorzitter,
en mrs. R.H. Kroon en S.W.H. Bootsma, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. Soeteman, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 december 2021.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Feit 1
zij in of omstreeks de periode van 1 maart 2018 tot en met 1 mei 2018 te Den Haag althans (elders) in Nederland opzettelijk gebruik heeft gemaakt van (een) vals(e) en/of vervalst(e) geschrift(en) dat/die bestemd wa(s)(ren) om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten één of meerdere bankafschrift(en) (DOC-012-0l/013-01/0l4-01/015-01/016-01/017-0l), als ware die/dat bankafschrift(en) echt en onvervalst en bestaande die valsheid hierin dat:
- in strijd met de waarheid - die bankafschrift(en) (een) betaling(en) vermeld(en) naar een bankrekeningnummer van (een) werknemer(s) van [naam verdachte rechtspersoon]
en bestaande het gebruikmaken hierin dat:
- binnen een (bestuursrechtelijk) onderzoek van de Inspectie SZW, die/dat bankafschrif(en) aan de Inspectie SZW is/zijn overhandigd (DOC-004-0l);
Feit 2
zij in of omstreeks de periode van 01 januari 2016 tot en met 1 januari 2019 te [plaatsnaam ], in elk geval in Nederland, (telkens) als degene die ingevolge de Belastingwet verplicht was tot het voeren van een administratie overeenkomstig de daaraan bij of krachtens de Belastingwet gestelde eisen, opzettelijk een zodanige administratie niet heeft gevoerd, terwijl dat feit (telkens) ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven, immers heeft zij verdachte: (telkens) contante opnames en/of (een) contante geldstro(o)m(en) niet, althans onvolledig verantwoord binnen de kasadministratie/het kasboek (AMB -007-01);
Feit 3
zij in of omstreeks de periode van 9 augustus 2013 tot en met 1 mei 2014 te [plaatsnaam ] en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, meermalen, althans eenmaal één of meerdere geschrift(en) zijnde (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten:
  • een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd tussen verdachte en [naam] (DOC-006-05) en/of
  • een vaststellingsovereenkomst tussen verdachte en [naam] (DOC-006-04)
valselijk heeft/hebben opgemaakt en/of heeft/hebben doen opmaken en/of heeft/hebben vervalst en/of heeft/hebben doen vervalsen,
immers heeft/hebben zij, verdachte, en/of haar mededader(s) valselijk, immers opzettelijk in strijd met de waarheid – zakelijk weergegeven – :
een arbeidsovereenkomst en/of vaststellingsovereenkomst beëindiging arbeidsovereenkomst tussen haar verdachte – als werkgever – en [naam] – als werknemer – opgemaakt, althans doen opmaken en/of ondertekend, zulks terwijl er in werkelijkheid geen sprake was van een arbeidsovereenkomst/arbeidsrelatie tussen verdachte en [naam]
zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te
gebruiken of door anderen te doen gebruiken.