ECLI:NL:RBROT:2021:12527

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 december 2021
Publicatiedatum
20 december 2021
Zaaknummer
C/10/618618 / HA ZA 21-435
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsingsincident en vrijwaringsincident in schadestaatprocedure

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, betreft het een schorsingsincident en een vrijwaringsincident in het kader van een schadestaatprocedure. De eiseres, Barkaris B.V., heeft een vordering ingesteld tegen de gedaagde, die als bestuurder van Barkaris is veroordeeld tot schadevergoeding in een eerder vonnis. Barkaris vordert nu een schadevergoeding van meer dan 1,2 miljoen euro, terwijl de gedaagde verweer voert en de schade op ongeveer veertigduizend euro wil vaststellen.

In het schorsingsincident vordert de gedaagde dat de rechtbank de schadestaatprocedure schorst totdat er een eindbeslissing is genomen in een hoger beroep dat momenteel bij het gerechtshof Den Haag loopt. De rechtbank oordeelt dat de gedaagde aan het verkeerde adres is, omdat de rechter in de schadestaatprocedure geen beslissingen kan aantasten die in de eerdere procedure zijn genomen. Het verzoek tot schorsing wordt dan ook afgewezen.

In het vrijwaringsincident vraagt de gedaagde om Barkaris op te roepen in vrijwaring, maar de rechtbank wijst dit verzoek af omdat vrijwaring niet geschikt is om een vordering tegen de wederpartij in te stellen. De rechtbank oordeelt dat de vrijwaringsvordering te laat is ingediend. Beide incidenten worden afgewezen en de gedaagde wordt veroordeeld in de proceskosten. De rechtbank verwijst de hoofdzaak naar de rol voor repliek, waarbij Barkaris de vordering met betrekking tot advocaatkosten verder moet uitwerken.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/618618 / HA ZA 21-435
Vonnis in incidenten van 15 december 2021
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BARKARIS B.V.,
gevestigd te Barendrecht,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in de incidenten,
advocaat mr. J.P.M. Borsboom te Rotterdam,
tegen
[naam gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde],
gedaagde in de hoofdzaak,
eiser in het incidenten,
advocaat mr. E. Walinga te Amsterdam.
Partijen zullen hierna Barkaris en [naam gedaagde] genoemd worden.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 7 mei 2021, met de daarbij behorende producties 1 tot en met 14;
  • de conclusie van antwoord tevens houdende de incidentele vordering tot schorsing en vrijwaring, met producties I tot en met XXII;
  • de incidentele conclusie van antwoord, met producties 15 tot en met 17.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in de incidenten.

2..Het geding in de hoofdzaak

2.1.
Bij vonnis van 25 november 2020 (onder zaaknummer / rolnummer: C/10/595669 / HA ZA 20-426, hierna: het eerdere vonnis) heeft de rechtbank – voor zover hier van belang, samengevat en zakelijk weergegeven – verklaard voor recht dat [naam gedaagde] zijn taak als bestuurder van Barkaris onbehoorlijk heeft vervuld en hem veroordeeld tot schadevergoeding aan Barkaris, op te maken bij staat. Deze veroordeling is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
2.2.
Dit geding is de schadestaatprocedure op basis van de veroordeling in het eerdere vonnis. Barkaris vordert schade ten bedrage van ruim 1,2 miljoen euro, te vermeerderen met nog te specificeren advocaatkosten en rente.
2.3.
[naam gedaagde] heeft verweer gevoerd dat strekt tot afwijzing van de vordering, althans het vaststellen van de schade op een bedrag van ongeveer veertigduizend euro.

3..De geschillen in de incidenten en de beoordeling daarvan

In het incident tot schorsing

De vordering
3.1.
[naam gedaagde] vordert dat de rechtbank, bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de schadestaatprocedure schorst zo lang niet in het thans bij het gerechtshof Den Haag lopende hoger beroep met zaaknummer 200.292.147/01 een in kracht van gewijsde gegane eindbeslissing is genomen.
Het standpunt van Barkaris
3.2.
De conclusie van Barkaris strekt tot afwijzing van de incidentele vordering, met veroordeling, bij vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, van [naam gedaagde] in de kosten van het incident.
De beoordeling
3.3.
De rechtbank begrijpt de vordering in dit incident aldus, dat niet wordt gevraagd om schorsing in de zin van artikel 225 Rv. Zij merkt daarbij op, dat zich ook geen van de in dat artikel genoemde gevallen voordoet.
3.4.
Voor zover wordt gevraagd om schorsing van de in het eerdere vonnis uitgesproken uitvoerbaarheid bij voorraad, is [naam gedaagde] aan het verkeerde adres; de rechter in de schadestaatprocedure kan beslissingen in de daaraan ten grondslag liggende procedure niet aantasten. Overigens merkt de rechtbank op dat [naam gedaagde] in die procedure geen verweer heeft gevoerd tegen de gevorderde uitvoerbaarheid bij voorraad (zie ook rechtsoverweging 4.44 van het eerdere vonnis).
3.5.
Voor zover het verzoek (tevens) moet worden opgevat als verzoek om de zaak aan te houden, wordt het afgewezen, omdat een dergelijke aanhouding materieel neerkomt op het alsnog aantasten van de beslissing de veroordeling in het eerdere vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.6.
Het verzoek wordt dan ook in alle vormen afgewezen.
In het incident tot vrijwaring
De vordering
3.7.
[naam gedaagde] vordert dat het hem wordt toegestaan Barkaris op te roepen in vrijwaring, in dier voege dat Barkaris zal worden veroordeeld [naam gedaagde] te vrijwaren voor hetgeen waartoe [naam gedaagde] jegens Barkaris bij vonnis van de rechtbank zou worden veroordeeld dan wel vastgesteld te betalen.
Het standpunt van Barkaris
3.8.
De conclusie van Barkaris strekt tot afwijzing van de incidentele vordering, met veroordeling, bij vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, van [naam gedaagde] in de kosten van het incident.
De beoordeling
3.9.
Nog los van het feit dat vrijwaring naar zijn aard ziet op het betrekken van een derde en niet geschikt is om een vordering tegen de wederpartij in te stellen (daarvoor is het instrument van een vordering in reconventie), is de vrijwaringsvordering te laat gedaan. Vrijwaring kan worden gevorderd voorafgaand of gelijktijdig met het antwoord in de hoofdzaak.
In beide incidenten
3.10.
Als de in het ongelijk gestelde partij wordt [naam gedaagde] veroordeeld in de kosten van de incidenten. Omdat de incidenten gelijktijdig zijn uitgeprocedeerd, beschouwt de rechtbank de beide incidenten voor de proceskostenveroordeling als één incident. De kosten aan de zijde van Barkaris worden begroot op € 563,00 aan salaris voor de advocaat.

4..Ambtshalve beslissing in de hoofdzaak

4.1.
De rechtbank verwijst de zaak ambtshalve naar de rol voor repliek. Van Barkaris wordt daarbij in elk geval verwacht dat de vordering met betrekking tot “de nog te specificeren advocaatkosten” bij repliek wordt uitgewerkt, zodat [naam gedaagde] de reële gelegenheid heeft zich hiertegen te verweren.

5..De beslissing

De rechtbank
in de incidenten
5.1.
wijst de vorderingen van [naam gedaagde] af;
5.2.
veroordeelt [naam gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Barkaris tot op heden begroot op € 563,00;
5.3.
verklaart onderdeel 5.2 van dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
in de hoofdzaak
5.4.
verwijst de zaak naar de rol van
26 januari 2022voor conclusie van repliek.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. J. van den Bos. Het is ondertekend door de rolrechter en door deze in het openbaar uitgesproken op 15 december 2021.
1407/2872