In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 24 november 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen Bedda B.V. en twee gedaagden, [naam gedaagde 1] en [naam gedaagde 2], over de ontbinding van een koopovereenkomst van een perceel grond met woning. De koopovereenkomst, gesloten op 23 oktober 2020, bevatte bepalingen over een bankgarantie en een financieringsvoorbehoud. Gedaagden hebben op 28 november 2020 een beroep gedaan op het financieringsvoorbehoud, omdat hun hypotheekaanvraag was afgewezen. Bedda heeft deze ontbinding betwist en vorderde betaling van een contractuele boete van € 31.700,00, omdat gedaagden volgens haar niet aan hun verplichtingen uit de koopovereenkomst hadden voldaan.
De rechtbank heeft beoordeeld of gedaagden rechtsgeldig de koopovereenkomst hebben ontbonden. De rechtbank oordeelde dat gedaagden voldoende bewijs hadden geleverd van de afwijzing van de hypotheekaanvraag en dat zij zich niet schuldig hadden gemaakt aan tekortkomingen die het verkrijgen van de financiering in de weg stonden. De rechtbank concludeerde dat de ontbinding van de koopovereenkomst rechtsgeldig was en dat gedaagden geen boete aan Bedda verschuldigd waren. De vorderingen van Bedda werden afgewezen en zij werd veroordeeld in de proceskosten.
De uitspraak benadrukt het belang van goed gedocumenteerde ontbindingsmededelingen en de voorwaarden waaronder een beroep op financieringsvoorbehoud kan worden gedaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat gedaagden aan de vereisten van de koopovereenkomst hebben voldaan en dat Bedda niet kon aantonen dat er sprake was van een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst.