ECLI:NL:RBROT:2021:12479
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vergoeding van proceskosten na intrekking van beroep in belastingzaak met kwijtschelding
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 29 november 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een verzoekster en de Belastingdienst/Toeslagen. De verzoekster had op 7 oktober 2020 haar beroep ingetrokken en verzocht om een veroordeling van de Belastingdienst in de proceskosten op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Belastingdienst had in een eerder stadium aangegeven dat er geen reden was voor een veroordeling in de proceskosten, ondanks de kwijtschelding van openstaande belastingschulden die aan de verzoekster was verleend.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoekster als gedupeerde is aangemerkt in verband met problemen met de kinderopvangtoeslag, wat heeft geleid tot de kwijtschelding van haar belastingschulden. De rechtbank heeft besloten dat de Belastingdienst in de kosten van de verzoekster moet worden veroordeeld, omdat deze kosten redelijkerwijs zijn gemaakt in verband met de behandeling van het beroep. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 1.816,-, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht, en heeft ook bepaald dat het door verzoekster betaalde griffierecht van € 49,00 door de Belastingdienst moet worden vergoed.
De uitspraak is gedaan door rechter F.P.J. Schoonen, in aanwezigheid van griffier G.J. Machwirth. De rechtbank heeft de beslissing openbaar gemaakt en partijen geïnformeerd over de mogelijkheid om in beroep te gaan tegen deze uitspraak bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen zes weken na verzending van de uitspraak.