ECLI:NL:RBROT:2021:12454

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 oktober 2021
Publicatiedatum
16 december 2021
Zaaknummer
ROT 18/5246
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omzetting van persoonsgebonden budget naar zorg in natura en de voorwaarden voor verstrekking

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 20 oktober 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam. Eiseres had een persoonsgebonden budget (pgb) aangevraagd, maar het college heeft dit omgezet naar zorg in natura omdat eiseres niet voldeed aan de voorwaarden voor het verstrekken van een pgb. De rechtbank heeft vastgesteld dat het zorg- en budgetplan van eiseres niet volledig was ingevuld, waardoor het college niet kon beoordelen of eiseres in staat was om het pgb op verantwoorde wijze te beheren. Eiseres heeft betoogd dat de omzetting zonder overleg heeft plaatsgevonden en dat de zorg in natura niet aansluit bij haar behoeften. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het college terecht heeft besloten om de verstrekking om te zetten, omdat eiseres niet de benodigde informatie had verstrekt. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen, omdat er geen sprake was van een onrechtmatig besluit. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 18/5246

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 oktober 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te [plaats] , eiseres,

gemachtigde: mr. C.N. Noordzee,
en

het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, verweerder,

gemachtigde: mr. W. Breure.

Procesverloop

Bij besluit van 21 december 2017 (primair besluit I) heeft verweerder de verstrekkingsvorm van het ondersteuningsarrangement van eiseres omgezet van een persoonsgebonden budget (pgb) naar zorg in natura.
Bij besluit van 29 januari 2018 (primair besluit II) heeft verweerder eiseres naar aanleiding van haar aanvraag van 4 januari 2018 een ondersteuningsarrangement toegekend in de vorm van zorg in natura, ingaande op 8 januari 2018 en lopend tot en met 6 januari 2019.
Bij besluit van 28 augustus 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder primair besluit I herroepen en daarvoor het bestreden besluit in de plaats gesteld en het bezwaar van eiseres tegen primair besluit II ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 juli 2019. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde en de heer [persoon A] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek geschorst om verweerder de gelegenheid te geven nader onderzoek te doen.
Bij brieven van 11 oktober 2019 en 1 november 2019 heeft verweerder verslag gedaan van het nader onderzoek. Eiseres heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft eiseres verzocht om nader toe te lichten wat het actuele procesbelang van eiseres is. Eiseres heeft hierop gereageerd.
Op 12 oktober 2021 heeft een nadere zitting plaatsgevonden. Eiseres en haar gemachtigde zijn met bericht van verhindering niet verschenen. De gemachtigde van verweerder heeft via de telefoon aan de zitting deelgenomen.

Overwegingen

Inleiding
1.1
Bij besluit van 28 maart 2017 heeft verweerder eiseres een ondersteuningsarrangement op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) toegekend. Het arrangement werd verstrekt over twee opeenvolgende periodes (getrapte verstrekking) die liepen van 30 januari 2017 tot en met 30 juli 2017 en van 31 juli 2017 tot en met 29 juli 2018. Het arrangement werd verstrekt in de vorm van een pgb. Het arrangement bestond uit ondersteuning en regie bij het voeren van de huishouding en uit het (bieden van hulp bij) het schoonhouden van de woning, bereiden van de warme maaltijd, wassen, strijken en opbergen van kleding.
1.2
Op 12 april 2017 heeft eiseres een verzoek om herindicatie ingediend omdat zij vanaf 30 juli 2017 behoefte heeft aan uitgebreidere ondersteuning. Omdat de indicatie nog doorliep tot en met 29 juli 2018, is het verzoek niet in behandeling genomen.
1.3
In oktober 2017 is de eerder afgegeven indicatie alsnog opnieuw beoordeeld. Er is een nieuw ondersteuningsplan opgesteld en een door eiseres in te vullen en te ondertekenen zorg- en budgetplan naar eiseres gestuurd, zodat het pgb zou kunnen worden voortgezet.
Standpunten van partijen
2. Het zorgarrangement is verstrekt in de vorm van zorg in natura omdat het door eiseres ingediende zorg- en budgetplan, ondanks meerdere geboden herstelpogingen, niet op de juiste wijze is ingevuld. Verweerder acht eiseres daardoor niet in staat het pgb budget te beheren en de administratie die daaruit voortvloeit op verantwoorde wijze uit te voeren. Als eiseres zorgverlening in de vorm van een pgb wil ontvangen, dient zij een persoon uit haar netwerk voor te dragen die in staat kan worden geacht op verantwoorde wijze het beheer van een pgb uit te voeren.
3. Eiseres voert aan dat verweerder niet alle relevante feiten en omstandigheden in zijn besluitvorming heeft meegenomen nu de omzetting van een pgb naar zorg in natura zonder overleg is beslist. De zorg in natura sluit niet aan bij de behoefte van eiseres. De heer [persoon A] (hierna: [persoon A] ) kan met een pgb de benodigde ondersteuning bieden. Eiseres is in staat een pgb te beheren en [persoon A] kan eiseres hierin bijstaan.
Procesbelang
4. Omdat deze procedure gaat over een reeds verstreken periode, ziet de rechtbank zich ambtshalve voor de vraag gesteld of eiseres (nog) procesbelang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van haar beroep tegen het bestreden besluit. Deze vraag wordt bevestigend beantwoord nu eiseres gesteld heeft als gevolg van de onrechtmatige besluitvorming van verweerder schade te hebben geleden ten bedrage van € 19.152,-.
Wettelijk kader
5.1.
Artikel 2.3.6, tweede lid, onder a, van de Wmo 2015 bepaalt dat een persoonsgebonden budget wordt verstrekt indien de cliënt naar het oordeel van het college op eigen kracht voldoende in staat is te achten tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake dan wel met hulp uit zijn sociale netwerk of van zijn vertegenwoordiger, in staat is te achten de aan een pgb verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren.
Artikel 2.3.6, tweede lid, onder c, van de Wmo 2015 bepaalt dat een persoonsgebonden budget wordt verstrekt indien naar het oordeel van het college is gewaarborgd dat de diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren, veilig, doeltreffend en cliëntgericht worden verstrekt.
5.2.
Artikel 3.4.1, eerste lid, van de Verordening maatschappelijke ondersteuning en Jeugdhulp Rotterdam 2018 (Combiverordening 2018) bepaalt dat als een cliënt in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening of een individuele voorziening, maar de ondersteuning zelf wenst in te kopen door middel van een door het college te verstrekken pgb, de cliënt daartoe volgens een door het college ter beschikking gesteld format een aanvraag en pgb-plan indient waarbij hij aangeeft:
a. wat hij met het pgb wenst in te kopen;
b. waarom hij de ondersteuning in de vorm van een pgb wenst te ontvangen;
c. indien van toepassing: wie hij heeft gemachtigd om zijn belangen ten aanzien van het pgb
te behartigen en de aan het pgb verbonden taken uit te voeren;
d. hoe hij de ondersteuning wenst te organiseren;
e. op welke wijze de kwaliteit van de ondersteuning is gewaarborgd;
f. hoe hij de voorziening volgens een puntsgewijze begroting dan wel een gespecificeerde
offerte wenst te financieren;
De machtiging en verklaring als bedoeld in artikel 3.4.1, vijfde lid, maken deel uit van het
pgb-plan.
Artikel 3.4.1, tweede lid, van de Combiverordening 2018 bepaalt dat een pgb alleen mogelijk is als naar het oordeel van het college wordt voldaan aan alle wettelijke voorwaarden om in aanmerking te komen voor een pgb:
a. er geen wettelijke weigeringsgrond van toepassing is;
b. de ondersteuning die de cliënt met het pgb wenst in te kopen naar het oordeel van het college van voldoende kwaliteit is en in voldoende mate zal bijdragen aan het bereiken van het in het ondersteuningsplan opgenomen beoogde resultaat;
c. de kwaliteit van de met het pgb ingekochte ondersteuning minimaal voldoet aan de eisen die de gemeente stelt aan de gecontracteerde zorgaanbieders die vergelijkbare ondersteuning leveren;
d. er op geen enkel manier druk is uitgeoefend op cliënt om de dienstverlening, in welke vorm dan ook, van deze persoon of organisatie te betrekken.
Artikel 3.4.1, derde lid, aanhef en onder h, van de Combiverordening 2018 bepaalt dat het college een persoon niet in staat acht de aan een pgb verbonden taken verantwoord te kunnen uitvoeren indien bij hem sprake is van een of meerdere van de volgende omstandigheden: twijfels op overige gronden over de pgb-vaardigheid.
Artikel 3.4.1, vierde lid, aanhef en onder a, van de Combiverordening 2018 betaalt dat een vertegenwoordiger alleen geacht wordt de aan het pgb verbonden taken op verantwoorde wijze te kunnen uitvoeren indien hij niet tevens uitvoerder is van de ondersteuning die met het pgb wordt ingekocht of geen financiële relatie heeft met de uitvoerder van de ondersteuning, tenzij dit gezien de situatie van de cliënt of jeugdige, de aard van de ingekochte ondersteuning en de waarborgen waarmee een verantwoorde besteding en verantwoording van het pgb is omgeven, naar het oordeel van het college passend wordt bevonden.
Beoordeling door de rechtbank
6.1.
Eiseres heeft het “Zorg- en budgetplan Wmo 2015”, ook nadat verweerder daar op had gewezen en eiseres daarbij had verwezen naar de Vraagwijzer IJsselmonde, niet volledig ingevuld. Zo ontbreekt het antwoord op de vragen wat de relatie van de particuliere hulpverlener is met de budgethouder, welke ervaring/kwalificaties de particuliere zorgverlener heeft waardoor hij/zij in staat is om de ondersteuning te kunnen leveren, welke activiteiten door de particuliere hulpverlener zullen worden verricht binnen de verschillende in het ondersteuningsplan genoemde resultaatgebieden en de frequentie (aantal uren/resultaatsgebied) van de activiteiten en het daarvoor benodigde budget.
Verweerder is bevoegd om deze informatie te vragen. Uit het beroepschrift blijkt niet van een voldoende verklaring waarom eiseres, ook na herhaald verzoek daartoe, niet alle gevraagde informatie aan verweerder heeft verstrekt.
6.2.
Als gevolg van het niet volledig invullen van het formulier, kon verweerder niet vaststellen of eiseres in staat is te achten de aan een pgb verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren. Hieruit volgt dat verweerder tot de beoordeling heeft mogen komen dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor het verstrekken van een pgb, zodat de voorziening terecht in de vorm van natura is verstrekt.
6.3.
Verweerder heeft bij e-mailbericht van 25 juli 2018 eiseres gevraagd het zorg- en budgetplan volledig in te vullen en haar aangeraden hiervoor een afspraak te maken met de Vraagwijzer IJsselmonde. Bij emailbericht van 1 augustus 2018 heeft verweerder nogmaals om een volledig ingevuld zorg- en budgetplan verzocht. Eiseres heeft dit echter niet verstrekt en ook geen verklaring gegeven waarom ze deze formulieren niet volledig wenst in te vullen. Hierdoor kon verweerder niet beoordelen of eiseres de aan een pgb verbonden taken op verantwoorde wijze uit kon voeren en of de ondersteuning die eiseres wilde inkopen doeltreffend en van voldoende kwaliteit was. Ook na schorsing van het onderzoek ter zitting heeft verweerder eiseres in de gelegenheid gesteld de benodigde stukken in te vullen en te ondertekenen, maar ook van die gelegenheid heeft eiseres geen gebruik gemaakt. Bij het aanvullend beroepschrift van 1 oktober 2021 heeft eiseres nogmaals uitvoerig betoogd waarom zij recht heeft op een pgb. Ook in dit aanvullend beroepschrift heeft zij echter geen toelichting gegeven waarom zij niet de volledig ingevulde formulieren heeft overgelegd die verweerder nodig heeft om te kunnen beoordelen of eiseres aanspraak maakt op een pgb. Verweerder heeft dan ook op goede gronden geweigerd eiseres een pgb te verstrekken. Daarbij heeft verweerder ten overvloede nog opgemerkt dat de wens van eiseres om [persoon A] én het pgb te laten beheren én bij hem via dat pgb zorg in te kopen op grond van de Combiverordening 2018 niet is toegestaan.
7. Het beroep is ongegrond.
8. Het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen, omdat geen sprake is van een onrechtmatig besluit als bedoeld in artikel 8:88, eerste lid, aanhef en onder a, van de Algemene wet bestuursrecht.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. de Gans, rechter, in aanwezigheid van
mr. T. Dijkhoff, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 20 oktober 2021.
De griffier is buiten staat De rechter is verhinderd te tekenen
Griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.