ECLI:NL:RBROT:2021:12449

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 oktober 2021
Publicatiedatum
16 december 2021
Zaaknummer
C/10/622362 / FA RK 21-5523
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming verhuizing en zorgregeling voor minderjarige na scheiding

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 14 oktober 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om vervangende toestemming voor verhuizing van de man met de minderjarige [voornaam minderjarige 1] naar Zwartemeer. De man, die samen met zijn partner een woning in Zwartemeer heeft gekocht, verzocht de rechtbank om toestemming voor deze verhuizing en om de minderjarige in te schrijven op een basisschool in Zwartemeer. De vrouw, de moeder van de minderjarige, verzet zich tegen de verhuizing en verzoekt de rechtbank om de man te verplichten terug te verhuizen naar Schiedam, waar de vrouw woont. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man zonder toestemming van de vrouw is verhuisd, wat in strijd is met het gezamenlijk gezag dat beide ouders uitoefenen over de minderjarige. De rechtbank heeft de belangen van de minderjarige vooropgesteld en geconcludeerd dat de verhuizing niet in het belang van de minderjarige is, gezien de afstand en de gevolgen voor de omgang met de vrouw. De rechtbank heeft het verzoek van de man om vervangende toestemming voor de verhuizing afgewezen en de man opgedragen om uiterlijk voor de start van het schooljaar 2022/2023 terug te verhuizen naar Schiedam. Daarnaast heeft de rechtbank de man wel toestemming verleend om de minderjarige voor het schooljaar 2021/2022 in te schrijven op de basisschool in Zwartemeer. De zorgregeling is aangepast, zodat de minderjarige gedurende de periode dat de man en de minderjarige nog in Zwartemeer wonen, meer tijd bij de vrouw doorbrengt. De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team familie
Zaaknummer / rekestnummer: C/10/622362 / FA RK 21-5523
Beschikking van 14 oktober 2021 betreffende vervangende toestemming op grond van artikel 1:253a BW en de regeling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
in de zaak van:
[naam man], de man,
wonende te [woonplaats man] ,
advocaat mr. A.J.C. van Bemmel te Rotterdam,
t e g e n
[naam vrouw], de vrouw,
wonende te [woonplaats vrouw] ,
advocaat mr. C.H. Remmelink te Zoetermeer.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de man, ingekomen op 16 juli 2021;
  • het verweerschrift tevens zelfstandig verzoek met bijlagen, ingekomen op
10 september 2021;
- het bericht met bijlagen van de zijde van de man van 14 september 2021.
1.2.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op
16 september 2021. Daarbij zijn verschenen:
  • de man, bijgestaan door zijn advocaat;
  • de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
  • de raad voor de kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht (hierna: de raad), vertegenwoordigd door [persoon A] .

2..De vaststaande feiten

2.1.
Uit de vrouw is geboren de minderjarige:
[naam minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum minderjarige 1] 2010 te [geboorteplaats minderjarige 1] .
2.2.
De man heeft [voornaam minderjarige 1] erkend.
2.3.
De vrouw en de man oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag uit over [voornaam minderjarige 1] .
2.4.
De hoofdverblijfplaats van [voornaam minderjarige 1] is sinds augustus 2015 bij de man.
2.5.
Uit de huidige relatie van de man met [persoon B] (hierna: partner) is op [geboortedatum minderjarige 2] 2016 te [geboorteplaats minderjarige 2] geboren de minderjarige [naam minderjarige 2] .
2.6.
In de beslissing van de voorzieningenrechter van 1 juni 2021 is in het vonnis opgenomen de door partijen tijdens de mondelinge behandeling bereikte overeenstemming, inhoudende:
  • partijen wenden zich tot het Wijkteam, of – als dat niet kan – tot het Centrum voor Jeugd en Gezin of een andere professionele derde en zullen aldaar vragen om hulp en begeleiding in die zin, dat samen met hen wordt gekeken naar wat nodig is en hoe kan worden gekomen tot contact van de vrouw met [voornaam minderjarige 1] zonder dat daarbij nog begeleiding van een derde noodzakelijk is;
  • zodra de stap naar onbegeleid contact is gemaakt en bestendig blijkt, kan verder worden gewerkt naar contact van de vrouw met [voornaam minderjarige 1] met één overnachting en daarna naar de regeling, zoals die in het verleden ook enige tijd is geweest, te weten met om de week twee overnachtingen van [voornaam minderjarige 1] bij de vrouw en inclusief contact op woensdag in de andere week;
  • [voornaam minderjarige 1] gaat in de komende zomervakantie gedurende twee weken samen met de vrouw en oma moederszijde op vakantie naar Spanje.
2.7.
Bij vonnis in kort geding van de voorzieningenrechter van 24 augustus 2021 is de vordering van de vrouw om in afwachting van deze bodemprocedure, de man te verbieden met de minderjarige te verhuizen naar Zwartemeer , gemeente Emmen, (hierna: Zwartemeer ) afgewezen.
2.8.
De man en de vrouw hebben de Nederlandse nationaliteit.

3..De beoordeling

3.1.
Vervangende toestemming verhuizing en inschrijving school
3.1.1.
De man verzoekt, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, hem vervangende toestemming te verlenen om met [voornaam minderjarige 1] te verhuizen naar Zwartemeer en om [voornaam minderjarige 1] in te schrijven op basisschool [naam school] te Zwartemeer .
3.1.2.
De vrouw voert gemotiveerd verweer en verzoekt, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de man niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoeken, althans hem deze te ontzeggen en te bepalen dat [voornaam minderjarige 1] binnen een maand nadat deze beschikking aan de man is betekend, moet terugverhuizen naar Schiedam en [voornaam minderjarige 1] weer wordt ingeschreven op zijn voormalige basisschool in Schiedam. Dit op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag, althans een gedeelte daarvan, voor ieder(e) dag(deel) dat de man niet binnen twee dagen aan deze beschikking voldoet, tot een maximum van € 100.000,-.
Vervangende toestemming verhuizing
3.1.3.
Op grond van artikel 1:253a BW kunnen in geval van gezamenlijke uitoefening van het gezag geschillen hieromtrent aan de rechtbank worden voorgelegd. De rechtbank neemt een zodanige beslissing als haar in het belang van de betreffende minderjarige wenselijk voorkomt. Bij de beantwoording van de vraag of een ouder toestemming moet krijgen om met een minderjarige te verhuizen, staan de belangen van de minderjarige weliswaar voorop, maar, naar vaste rechtspraak moet de rechter bij de beslissing in een geschil als het onderhavige alle omstandigheden van het geval in acht nemen en alle betrokken belangen afwegen.
3.1.4.
Tegenover het belang van een ouder bij wie de minderjarige hoofdverblijfplaats heeft om de gelegenheid te krijgen om met de minderjarige elders een gezinsleven en een toekomst op te bouwen, kunnen andere belangen van de minderjarige of van de andere ouder staan. In de afweging van alle belangen kunnen onder meer de volgende omstandigheden betrokken worden:
- de noodzaak om te verhuizen;
  • een goede voorbereiding van de verhuizing;
  • het aanbieden van alternatieven of compensatie voor de verminderingen van de contactmogelijkheden met de andere ouder;
  • de frequentie van het contact tussen de minderjarige en de andere ouder voor en na de verhuizing;
  • de mate waarin ouders nog in staat zijn tot overleg;
3.1.5.
Uit de stukken en de mondelinge behandeling is het volgende gebleken.
De man heeft sinds acht jaar een affectieve relatie met zijn huidige partner. Uit die relatie is [voornaam minderjarige 2] geboren. De man en zijn partner woonden niet in gezinsverband samen. De partner woonde met [voornaam minderjarige 2] in Amsterdam bij haar ouders in en de man woonde met [voornaam minderjarige 1] in Schiedam. De man, zijn partner, [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] hebben ruim vier jaar lang samen de weekenden doorgebracht, hetzij in Amsterdam, hetzij in Schiedam. De wens ontstond om als gezin samen te wonen. De woning van de man in Schiedam was te klein voor vier personen en zijn partner had geen eigen woning. In juli 2021 hebben de man en zijn partner een eengezinswoning gekocht in Zwartemeer . Inmiddels zijn de man en [voornaam minderjarige 1] eind augustus 2021 verhuisd naar Zwartemeer , 232 kilometer van Schiedam vandaan, waar de vrouw woont. Sindsdien wonen de man, zijn partner, [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] daar in gezinsverband samen. Sinds september 2021 gaat [voornaam minderjarige 1] naar basisschool [naam school] in Zwartemeer . De man heeft de huur van zijn woning in Schiedam per 1 september 2021 opgezegd.
3.1.6.
Vast staat dat de koop van de woning in Zwartemeer en de verhuizing van de man met [voornaam minderjarige 1] heeft plaatsgevonden zonder dat hij voor deze verhuizing toestemming van de vrouw heeft gekregen. Evenmin heeft de man voorafgaande vervangende toestemming van de rechter voor deze verhuizing verzocht. Met de verhuizing heeft de man de vrouw en ook de rechtbank voor een voldongen feit geplaatst.
3.1.7.
Partijen hebben gezamenlijk het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige 1] . De man heeft naar het oordeel van de rechtbank in strijd gehandeld met het uitgangspunt van gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige 1] . Belangrijke beslissingen zoals over waar het kind woont, moeten na voorafgaand onderling overleg met toestemming van beide ouders genomen worden. In dit overleg moet er bijvoorbeeld aandacht worden besteed aan de gevolgen van een mogelijke verhuizing voor de band tussen [voornaam minderjarige 1] en de vrouw en moet de ouder die wenst te verhuizen er voor zorgen dat die band zoveel mogelijk kan worden behouden. Ook moeten andere gevolgen van de verhuizing voor het kind en de achterblijvende ouder worden besproken. Dit overleg kan leiden tot overeenstemming of tot geen overeenstemming. In dat laatste geval kan de ouder die wil verhuizen een rechter om vervangende toestemming vragen. De rechtbank vindt het kwalijk dat de man de vrouw niet zelf heeft geïnformeerd over de verhuizing, maar dat zij dit van [voornaam minderjarige 1] heeft moeten vernemen. De stelling van de man dat hij niet bekend was met het gegeven dat de toestemming van de vrouw vereist was, kan niet afdoen aan het voorgaande. De vereiste toestemming van de vrouw vloeit voort uit het gezamenlijk gezag en het ingrijpende karakter van de verhuizing. De rechtbank zal om die reden voorbij gaan aan deze stelling van de man.
Noodzaak om te verhuizen
3.1.8.
De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende is gebleken dat het voor de man noodzakelijk was om van Schiedam naar Zwartemeer te verhuizen. De man noch zijn partner hebben enige binding met Drenthe. De familie en het netwerk van de man bevinden zich in Schiedam en die van zijn partner in Amsterdam. Van de door de man genoemde hoofdreden voor de verhuizing, te weten dat ook de ouders van de partner binnen zes maanden zouden verhuizen naar Drenthe, is tijdens de mondelinge behandeling gebleken dat dit niet aan de orde is. De man heeft gesteld dat hij in Drenthe gemakkelijk een baan zou kunnen vinden, maar hij heeft deze stelling niet onderbouwd. De man doet vrijwilligerswerk, maar heeft op dit moment ook geen betaalde baan en ontvangt een Wajonguitkering. De man heeft niets aangevoerd op grond waarvan kan worden aangenomen dat hier in Drenthe verandering in zal komen. Zijn partner werkt in Amsterdam als secretaresse op het kinderdagverblijf van haar moeder en haar zus. De man heeft aangevoerd dat de verhuizing naar Zwartemeer zijn partner niet belemmert om haar werkzaamheden voort te zetten vanuit huis. Dat zijn partner haar werkzaamheden ook op een andere plek dan in de omgeving van Amsterdam kan uitvoeren, brengt echter niet met zich dat het noodzakelijk is om naar Drenthe te verhuizen.
Een goede voorbereiding van de verhuizing
3.1.9.
Van een goede voorbereiding van de verhuizing is naar het oordeel van de rechtbank evenmin sprake. Het is een feit van algemene bekendheid dat de prijzen voor koophuizen de afgelopen periode hoog zijn opgelopen en het lastig kan zijn om toe te treden tot de woningmarkt, met name in de Randstad. De man heeft echter niet gesteld dat hij zich heeft ingespannen om een geschikte en betaalbare woning te vinden op een afstand van Schiedam die gemakkelijker zou zijn te overbruggen. Het had op de weg van de man gelegen inzichtelijk te maken welke pogingen hij heeft ondernomen om een dergelijke woning te vinden. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de man en zijn partner gedurende anderhalf jaar op zoek waren naar een andere woning, dat op Funda op enig moment deze woning in Zwartemeer voorbijkwam, waarbij zij verliefd werden op onder meer de grote tuin en zij vervolgens halsoverkop op die woning hebben geboden. De rechtbank kan zich de wens van de man en zijn partner om als gezin in één huis samen te leven goed voorstellen, maar de man heeft onvoldoende onderbouwd waarom nu haast geboden was met het kopen van de woning in Zwartemeer . De stelling van de man dat zij deze kans niet konden laten lopen, overtuigt de rechtbank, mede in het licht van wat onder 3.1.8. is overwogen, onvoldoende.
Het aanbieden van alternatieven/compensatie voor de verminderingen van de contactmogelijkheden met de andere ouder
3.1.10.
De vrouw is in november 2020 enkele weken opgenomen geweest in een afkickkliniek vanwege middelengebruik en eind december 2020 uit die kliniek ontslagen. Voordat de vrouw in de kliniek was opgenomen, gaven partijen uitvoering aan een reguliere zorgregeling, waarbij [voornaam minderjarige 1] de ene week op woensdagmiddag uit school tot 17:00 uur bij de vrouw was en de andere week van vrijdagmiddag uit school tot zondag 17:00 uur. Nadat de vrouw eind 2020 uit het kliniek is ontslagen, heeft de man eenzijdig en zonder instemming van de vrouw de tussen partijen overeengekomen zorgregeling gewijzigd in drie uur per week, de ene week op woensdag en de andere week op zondag, en steeds onder begeleiding van de grootmoeder moederszijde. De reden voor deze beslissing van de man was dat hij vreesde voor de veiligheid van [voornaam minderjarige 1] bij de vrouw. De door de man zonder overleg bepaalde vermindering van de contacten tussen de vrouw en [voornaam minderjarige 1] heeft bijgedragen aan een vertrouwensbreuk en communicatieproblemen tussen partijen.
3.1.11.
De vrouw ziet de minderjarige nu zes uur op zaterdag in aanwezigheid van oma moederszijde. De man heeft geen uitbreiding van de contactmogelijkheden aangeboden, omdat de man wil dat de huidige beperkte zorgregeling gehandhaafd blijft. De rechtbank acht deze beperkte regeling niet in het belang van de minderjarige, die recht heeft op onbelemmerd contact met de vrouw.
De frequentie van het contact tussen de minderjarige en de andere ouder voor en na de verhuizing
3.1.12.
De verhuizing heeft grote gevolgen voor de frequentie van het contact tussen de vrouw en [voornaam minderjarige 1] , omdat vanwege de afstand uitvoering van de reguliere zorgregeling onmogelijk is geworden. Voordat de verhuizing plaatsvond, was het de bedoeling dat onder begeleiding van het wijkteam zou worden toegewerkt naar de zorgregeling, zoals die vóór de opname van de vrouw werd uitgevoerd. Het is de rechtbank duidelijk geworden dat momenteel de verstandhouding tussen partijen verstoord is, het onderlinge vertrouwen ontbreekt en de zorgregeling problematisch verliep, omdat de vrouw de reguliere zorgregeling na haar ontslag uit het kliniek wilde hervatten en de man daaraan niet meewerkte. Daarnaast zorgt de grote afstand ervoor dat de vrouw niet betrokken kan zijn bij het dagelijkse leven van [voornaam minderjarige 1] . De rechtbank volgt de man niet in zijn stelling dat de vrouw geen wezenlijke rol heeft gespeeld in het dagelijkse leven van [voornaam minderjarige 1] . Partijen woonden in Schiedam drie straten van elkaar verwijderd en dit bood [voornaam minderjarige 1] de mogelijkheid tussentijds contact met de vrouw te hebben. Door de verhuizing naar Zwartemeer is dat niet meer mogelijk.
De mate waarin ouders nog in staat zijn tot overleg
3.1.13.
Een verhuizing met zo’n grote afstand tussen de woonplaatsen van de ouders vergt productief overleg tussen de ouders om de zorgregeling goed te kunnen organiseren. Daarvan is geen sprake. Het onderlinge vertrouwen tussen partijen is verstoord en een normale communicatie ontbreekt. De voor de vrouw onverwachte verhuizing van [voornaam minderjarige 1] naar Zwartemeer heeft het vertrouwen en de verstandhouding tussen partijen verder verslechterd.
De vrouw heeft er terecht op gewezen dat door de verhuizing van de man naar Zwartemeer het traject bij het wijkteam om het onderlinge vertrouwen en de communicatie te herstellen en om het contact tussen de vrouw en [voornaam minderjarige 1] zonder begeleiding door een derde vorm te geven, vanwege de afstand wordt bemoeilijkt, als het al niet onmogelijk wordt gemaakt. Dit traject is vanwege de lange wachtlijst nog steeds niet gestart.
Conclusie
3.1.14.
Gezien het bovenstaande brengt een afweging van de betrokken belangen conform de onder 3.1.4. vermelde criteria de rechtbank tot de conclusie dat aan de man geen vervangende toestemming wordt verleend voor de verhuizing naar Zwartemeer . Naar het oordeel van de rechtbank moet het belang van [voornaam minderjarige 1] bij frequent en onbelaste omgang met de vrouw zwaarder wegen dan het belang van de man om zich in Zwartemeer te vestigen. Daarbij komt dat naar het oordeel van de rechtbank het herstel van de vrouw pril is, gelet op haar verslavingsproblematiek in het verleden, die volgens de vrouw mede verband hielden met het gemis van [voornaam minderjarige 1] en dat de vrouw nog onvoldoende stabiel is om dit beperkte contact met [voornaam minderjarige 1] , zoals de man zich nu voorstelt, te kunnen dragen. Het verzoek van de man zal dan ook worden afgewezen.
Terugverhuizing
3.1.15.
De vrouw heeft verzocht om te bepalen dat de man met [voornaam minderjarige 1] moet terugverhuizen naar Schiedam. De rechtbank zal dit verzoek toewijzen, met dien verstande dat de man uiterlijk voor de start van het nieuwe schooljaar 2022/2023 moet terugverhuizen. Hoewel de man niet zonder (vervangende) toestemming had mogen verhuizen, realiseert de rechtbank zich dat een terugverhuizing op stel en sprong ingrijpende gevolgen zal hebben voor [voornaam minderjarige 1] , de man en de overige gezinsleden. De periode van bijna één jaar geeft de man naar het oordeel van de rechtbank voldoende gelegenheid om dit te organiseren. Deze periode geeft bovendien de mogelijkheid om [voornaam minderjarige 1] zijn laatste schooljaar van de basisschool af te laten maken op zijn huidige school in Zwartemeer en de overgang naar de middelbare school te laten samenvallen met de terugverhuizing. De rechtbank geeft partijen in overweging dat zij in onderling overleg ook een plaats in de buurt van Schiedam kunnen overeenkomen, waardoor de frequentie van de omgang tussen de vrouw en [voornaam minderjarige 1] niet in gevaar komt.
3.1.16.
De rechtbank zal geen dwangsom verbinden aan de terugverhuizing, omdat de man tijdens de mondelinge behandeling heeft verklaard de beschikking te zullen accepteren en te zullen doen wat de rechtbank bepaalt. De rechtbank heeft geen redenen om aan te nemen dat de man zijn toezegging niet zal nakomen.
Inschrijving school
3.1.17.
Omdat [voornaam minderjarige 1] zijn laatste schooljaar van de basisschool op de basisschool in Zwartemeer mag afmaken, wordt aan de man wel vervangende toestemming verleend om [voornaam minderjarige 1] uitsluitend voor het schooljaar 2021/2022 in te schrijven op basisschool [naam school] school te Zwartemeer . Dit verzoek van de man wordt in zoverre dan ook toegewezen.
3.2.
Zorgregeling
3.2.1.
De vrouw verzoekt bij wijze van zelfstandig verzoek om, in het geval de man geen vervangende toestemming voor de verhuizing wordt gegeven, een zorgregeling vast te stellen van een weekend per veertien dagen van vrijdag uit school tot maandag naar school, alsmede om de week op woensdag uit school tot 19:00 uur en een vakantieregeling vast te stellen overeenkomstig punt 27A van het verweerschrift. Dit op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag, althans een gedeelte daarvan, voor ieder(e) dag(deel) dat de man niet binnen twee dagen aan deze beschikking voldoet, tot een maximum van € 100.000,- .
3.2.2.
De man voert gemotiveerd verweer.
3.2.3.
Gebleken is dat de start van het traject bij het wijkteam door de wachtlijst op zich laat wachten. De rechtbank is echter met de raad van oordeel dat er geen contra-indicaties zijn om de verzochte zorgregeling overeenkomstig punt 27A van het verweerschrift toe te wijzen. Er zijn geen omstandigheden gesteld of gebleken op grond waarvan geconcludeerd kan worden dat de veiligheid van [voornaam minderjarige 1] een overnachting bij de vrouw niet toelaat, dan wel dat uitbreiding van de zorgregeling pas mogelijk is nadat het begeleidingstraject bij het wijkteam is afgerond. Temeer omdat de vrouw na haar ontslag uit de kliniek hulp heeft gezocht bij de GGZ voor therapie en groepsbehandeling om een mogelijke terugval te voorkomen. De rechtbank is dan ook met de raad van oordeel dat uitbreiding van de zorgregeling niet moet worden gekoppeld aan het traject bij het wijkteam. Het primaire verzoek van de vrouw zal dan ook worden toegewezen, met dien verstande dat de rechtbank, gelet op de afstand tussen Zwartemeer en Schiedam, zal bepalen dat [voornaam minderjarige 1] , zolang de man en [voornaam minderjarige 1] nog niet zijn terugverhuisd, drie weekenden per maand van vrijdag 18:00 uur tot zondag 17:00 uur bij de vrouw zal zijn. Omdat de man aanbiedt het brengen en halen van [voornaam minderjarige 1] naar en van de vrouw zolang zij in Zwartemeer wonen, op zich te nemen, zal de rechtbank aldus bepalen.
3.2.4.
Voor wat betreft de door de vrouw verzochte verdeling van de vakanties en feestdagen heeft de man zich daar niet tegen verweerd, zodat dit verzoek als niet weersproken en in het belang van [voornaam minderjarige 1] , zal worden toegewezen. Daarbij zal de rechtbank, gelet op de reisafstand tussen Schiedam en Zwartemeer , bepalen dat [voornaam minderjarige 1] komend schooljaar 2021-2022 in de herfstvakantie en voorjaarsvakantie tot zondag 17:00 uur bij de vrouw zal zijn.
3.2.5.
Omdat de man aanbiedt het brengen en halen van [voornaam minderjarige 1] naar en van de vrouw, zolang zij in Zwartemeer wonen, op zich te nemen, zal de rechtbank aldus bepalen.
3.2.6.
De rechtbank ziet geen reden een dwangsom te verbinden aan de verdeling van de vakanties en feestdagen, omdat gesteld noch is gebleken dat de man geen uitvoering zal geven aan die regeling. Dit verzoek van de vrouw zal worden afgewezen.
3.3.
Proceskosten
3.3.1.
Gelet op de aard van de procedure bepaalt de rechtbank dat elk van de partijen de eigen kosten draagt.

4..De beslissing

De rechtbank:
4.1.
wijst af het verzoek van de man om vervangende toestemming voor verhuizing naar Zwartemeer , gemeente Emmen;
4.2.
verleent de man vervangende toestemming om [voornaam minderjarige 1] in te schrijven op de [naam school] school te Zwartemeer , gemeente Emmen, voor het schooljaar 2021/2022;
4.3.
beveelt de man om uiterlijk voor de start van het schooljaar 2022/2023 samen met [voornaam minderjarige 1] terug te verhuizen naar Schiedam;
4.4.
stelt vast dat de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken, zolang de man en [voornaam minderjarige 1] nog in Zwartemeer , gemeente Emmen, wonen, zal zijn als volgt, waartoe de man zal brengen naar en weer ophalen bij de vrouw:
- [voornaam minderjarige 1] zal bij de vrouw zijn de eerste drie weekenden van de maand van vrijdag 18:00 uur tot zondag 17:00 uur en de gedurende de helft van de vakanties en feestdagen, waarbij [voornaam minderjarige 1] jaarlijks de laatste drie weken van de zomervakantie bij de vrouw verblijft;
- [voornaam minderjarige 1] zal bij de vrouw zijn in de oneven jaren de eerste week van de meivakantie, van tweede kerstdag 10:00 uur tot nieuwjaarsdag 12:00 uur, de voorjaarsvakantie en de herfstvakantie van vrijdag uit school tot de zondag van het daaropvolgende weekend om 17:00 uur;
- [voornaam minderjarige 1] zal bij de man zijn jaarlijks de eerste drie weken van de zomervakantie;
- [voornaam minderjarige 1] zal bij de man zijn in de oneven jaren de tweede week van de meivakantie, de kerstvakantie van vrijdag uit school tot tweede kerstdag 10:00 uur en van nieuwjaarsdag 12:00 uur tot zondag 17:00 uur; deze regeling is omgewisseld in de even jaren;
4.5.
stelt vast dat de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken, nadat de man en [voornaam minderjarige 1] zijn terugverhuisd naar Schiedam, zal zijn als volgt:
- [voornaam minderjarige 1] zal bij de vrouw zijn een weekend per veertien dagen, van vrijdag uit school tot maandagochtend naar school en om de week op woensdag uit school tot 19:00 uur, alsmede de helft van de vakanties en de helft van de feestdagen, waarbij [voornaam minderjarige 1] jaarlijks de laatste drie weken van de zomervakantie bij de vrouw verblijft;
- [voornaam minderjarige 1] zal bij de vrouw zijn in de oneven jaren de eerste week van de meivakantie, van tweede kerstdag 10:00 uur tot nieuwjaarsdag 12:00 uur, en de voorjaarsvakantie en de herfstvakantie bij helfte aansluitend aan het zorgweekend, waarbij de woensdag om 12:00 uur zal worden gewisseld;
- [voornaam minderjarige 1] zal bij de man zijn jaarlijks de eerste drie weekenden van de zomervakantie;
- [voornaam minderjarige 1] zal bij de man zijn in de oneven jaren de tweede week van de meivakantie, in de kerstvakantie van vrijdag uit school tot tweede kerstdag 10:00 uur en van nieuwjaarsdag 12:00 uur tot zondag 19:00 uur, de voorjaarsvakantie en de herfstvakantie bij helfte aansluitend aan het zorgweekend, waarbij de woensdag om 12:00 uur zal worden gewisseld; deze regeling is omgewisseld in de even jaren;
4.6.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
4.7.
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
4.8.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.C. Woudstra, voorzitter, tevens kinderrechter,
mr. L.R. Prins en mr. I.J. Pieters, rechters, tevens kinderrechters, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. E.M. Brito op 14 oktober 2021.
Voor zover in deze beschikking een of meer eindbeslissingen zijn opgenomen, staat tegen deze beschikking hoger beroep open bij het gerechtshof Den Haag. Het hoger beroep kan slechts worden ingesteld door een advocaat.
Door verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden moet het hoger beroep worden ingesteld binnen drie maanden na de dag van de beschikking. Voor andere belanghebbenden geldt een termijn van drie maanden na de betekening van de beschikking of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden voor het instellen van hoger beroep.