ECLI:NL:RBROT:2021:12445

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 december 2021
Publicatiedatum
16 december 2021
Zaaknummer
FT RK 21.386
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Faillissementsverklaring van NEDERLOF’S VISHANDEL B.V. en de beoordeling van de schuldhulpverlening van verweerder

Op 14 december 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de faillissementsprocedure van NEDERLOF’S VISHANDEL B.V. De rechtbank heeft het verzoek tot faillietverklaring van verweerder, die handelde onder de naam Snelleman Transport, toegewezen. Verzoekster, NEDERLOF’S VISHANDEL B.V., heeft een opeisbare vordering van € 21.306,82 op verweerder, die erkent dat hij deze schuld heeft. Tijdens de zitting heeft verweerder verklaard dat zijn broer de vis heeft afgenomen, maar dit werd niet aannemelijk gemaakt. Verweerder heeft meerdere deelbetalingen gedaan, maar kon niet voldoen aan een betalingsregeling door verminderde inkomsten als gevolg van de coronamaatregelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder in een toestand verkeert waarin hij heeft opgehouden te betalen, en dat er sprake is van meerdere schuldeisers. De rechtbank oordeelde dat verzoekster voldoende bewijs heeft geleverd van de vordering en de toestand van verweerder. De rechtbank heeft de faillietverklaring uitgesproken en mr. M. Aukema benoemd tot rechter-commissaris, terwijl mr. M.P.J. van der Linden als curator is aangesteld. De uitspraak is openbaar gedaan en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen acht dagen na de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
Insolventienummer: [nummer]
Uitspraak: 14 december 2021
VONNIS op het op 3 november 2021 ingekomen verzoekschrift, met bijlage(n), van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NEDERLOF’S VISHANDEL B.V.
statutair gevestigd te Stellendam,
verzoekster,
advocaat: mr. E.T. van den Hout,
strekkende tot faillietverklaring van:
[verweerder] ,
wonende aan de [adres]
[woonplaats] ,
aldaar tevens handelend onder de naam:
Snelleman Transport,
verweerder.

1.De procedure

Op 7 december 2021 zijn in raadkamer gehoord, verzoekster, bij monde van mr. M.A.D. Bol, en verweerder.
Voorafgaand aan de zitting heeft verzoekster op 6 december 2021 aan de rechtbank aanvullende stukken gestuurd.
De rechtbank heeft de uitspraak bepaald op heden.

2.Standpunt van partijen

Verzoekster heeft het faillissement van verweerder aangevraagd, stellende dat zij een opeisbare vordering heeft op verweerder van € 21.306,82. De steunvordering bestaan uit een vordering van Haring en Zeevis groothandel Atlantic, in behandeling bij Debbt Incasso, van
€ 21.049,00. Ter terechtzitting is door de gemachtigde van verzoekster aangevoerd dat er partijen vis is geleverd aan de voormalige visgroothandel van verweerder, te weten Fishily visgroothandel, die per 18 februari 2021 is uitgeschreven bij de Kamer van Koophandel. Door verweerder is de vordering erkend en zijn er deelbetalingen verricht. Echter gaat verzoekster niet akkoord met een betalingsregeling die door verweerder is voorgesteld, en persisteert dan ook bij haar verzoek.
Verweerder heeft (samengevat) het volgende aangevoerd. Verweerder stelt dat de afname van vis door zijn broer is gedaan die tevens een visgroothandel heeft. Echter, verweerder neemt zijn verantwoordelijkheid en erkent de vordering. Verweerder heeft meerdere keren deelbetalingen aan verzoekster verricht en een betalingsregeling voorgesteld. Door verminderde inkomsten in verband met Corona kan verweerder niet maandelijks aan een betalingsverplichting voldoen.
Ten aanzien van de door verzoekster ter zitting ingebrachte steunvorderingen, stelt verweerder dat er een betalingsregeling is getroffen. Verder heeft verweerder aangevoerd dat hij eerder dit jaar bij de gemeente schuldhulpverlening heeft aangevraagd. De gemeente heeft zijn verzoek vanwege drukte niet in behandeling genomen. Verweerder heeft recentelijk wederom contact opgenomen met de gemeente voor een schuldhulpverleningstraject.

3.De beoordeling

De rechtbank is, gelet op het bepaalde in artikel 3 lid 1 Verordening (EU) 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie, bevoegd deze insolventieprocedure als hoofdprocedure te openen nu het centrum van voornaamste belangen van verweerder in Nederland ligt.
Ingevolge artikel 6 lid 3 van de Faillissementswet wordt de faillietverklaring uitgesproken indien summierlijk blijkt van het bestaan van feiten en omstandigheden die aantonen dat de schuldenaar verkeert in een toestand dat hij heeft opgehouden te betalen. Voor het bestaan van feiten en omstandigheden die de conclusie wettigen dat sprake is van een toestand van hebben opgehouden te betalen, is vereist dat sprake is van het onbetaald laten van een opeisbare vordering en voorts van pluraliteit van schuldeisers.
Op basis van het verhandelde ter zitting stelt de rechtbank vast dat verweerder in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen. Verweerder heeft de vordering van verzoekster immers erkend door deelbetalingen te verrichten. De stelling dat het zijn broer is geweest die de bestellingen heeft gedaan en heeft afgenomen zijn op geen enkele manier aannemelijke gemaakt. Voor wat betreft de weg naar schuldhulpverlening heeft verweerder geen bewijzen overgelegd waaruit blijkt dat er daadwerkelijk een aanvang is gemaakt met het schuldhulpverleningstraject.
Voorts concludeert de rechtbank dat verzoekster voldoende heeft gemotiveerd en juridisch onderbouwd dat verweerder meerdere schuldeisers heeft. Verzoekster heeft daartoe stukken aan de rechtbank overgelegd. Gelet hierop is de rechtbank dan ook van oordeel dat sprake is van pluraliteit van schuldeisers.
De rechtbank oordeelt dat summierlijk is gebleken van het vorderingsrecht van verzoekster en van het bestaan van feiten of omstandigheden die aantonen dat verweerder in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen. Een en ander leidt er toe dat de rechtbank het verzoek tot faillietverklaring zal toewijzen.

4.De beslissing

De rechtbank,
- verklaart [verweerder] voornoemd in staat van faillissement;
- benoemt tot rechter-commissaris mr. M. Aukema, lid van deze rechtbank;
- stelt aan tot curator mr. M.P.J van der Linden, advocaat te Ridderkerk;
- geeft last aan de curator tot het openen van brieven en telegrammen aan de gefailleerde gericht.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Aukema, rechter, en in aanwezigheid van
J. Hillen-Huizer, griffier, in het openbaar uitgesproken op 14 december 2021 te 10:00 uur. [1]
De griffier is buiten staat dit vonnis
mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.