In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 5 november 2021 een beschikking gegeven in een verzoekschriftprocedure. Verzoeker, die in persoon procedeert, heeft op 17 mei 2021 een verzoekschrift ingediend met de vraag om verweerder te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 6.910,85 aan achterstallig loon, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. Tijdens de mondelinge behandeling op 29 oktober 2021 is alleen verzoeker verschenen, terwijl verweerder niet heeft gereageerd of zich heeft laten vertegenwoordigen.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat het verzoek van verzoeker niet correct was ingediend, aangezien het een loonvordering betreft die bij dagvaarding moet worden ingesteld in plaats van met een verzoekschrift. De kantonrechter heeft daarom besloten dat de procedure moet worden voortgezet volgens de regels van de dagvaardingsprocedure. Verzoeker is erop gewezen dat het verzoek niet-ontvankelijk kan worden verklaard als het exploot van oproeping niet tijdig op de griffie is ingediend.
De beschikking bevatte ook instructies voor verzoeker om de zaak op de rolzitting van 25 november 2021 voor te brengen, waarbij hij de gelegenheid krijgt om zijn stellingen aan te passen aan de toepasselijke procesregels. De kantonrechter heeft verder iedere beslissing aangehouden tot de rolzitting.