ECLI:NL:RBROT:2021:12433

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 december 2021
Publicatiedatum
16 december 2021
Zaaknummer
10-225658-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van witwassen en bewezenverklaring van opzettelijk vervoeren van cocaïne met gevangenisstraf

Op 1 december 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die op dat moment preventief gedetineerd was in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam. De zaak betrof de tenlastelegging van het opzettelijk vervoeren van bijna een kilogram cocaïne en witwassen. De officier van justitie eiste vrijspraak voor het witwassen en een gevangenisstraf van zeven maanden voor het vervoeren van verdovende middelen. De rechtbank oordeelde dat het witwassen niet wettig en overtuigend bewezen kon worden, en sprak de verdachte daarvan vrij. Echter, het opzettelijk vervoeren van cocaïne werd wel bewezen verklaard, waarbij de rechtbank vaststelde dat de verdachte ongeveer 940 gram cocaïne had vervoerd op 21 augustus 2021 in Rotterdam.

De rechtbank overwoog dat de verdachte speciaal naar Nederland was gekomen om cocaïne te kopen met de intentie deze verder te verhandelen. Dit handelen droeg bij aan de instandhouding van het criminele drugscircuit en bedreigde de volksgezondheid. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een blanco strafblad, maar concludeerde dat de ernst van het feit een gevangenisstraf vereiste. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, met aftrek van het voorarrest. De rechtbank motiveerde de straf door te verwijzen naar de ernst van het feit en de impact op de samenleving.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10-225658-21
Datum uitspraak: 1 december 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
wonende op het adres:
[adres verdachte] [woonplaats verdachte] ( [land verdachte] ),
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in:
Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie Hoogvliet,
raadsvrouw mr. C.C.J.L. Huurman-Ip Vai Ching, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 1 december 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie, mr. J. Spaans, heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde (witwassen);
  • bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde (opzettelijk vervoeren van verdovende middelen, met uitzondering van het medeplegen);
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden, met aftrek van voorarrest.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering t.a.v. feit 2
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering t.a.v. feit 1
Het onder 1 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard. De rechtbank is evenwel van oordeel dat op basis van het dossier het vervoer van een hoeveelheid van ongeveer 940 gram cocaïne kan worden bewezen en niet de ten laste gelegde 992,5 gram.
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het ten laste gelegde medeplegen niet wettig en overtuigend kan worden bewezen, zodat de verdachte van dat gedeelte zal worden vrijgesproken.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
Hij op 21 augustus 2021 te Rotterdam
opzettelijk heeft vervoerd,
ongeveer 940 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft bijna een kilogram cocaïne opzettelijk vervoerd. Hij is blijkens zijn verklaring speciaal naar Nederland gekomen om cocaïne te kopen, met het doel de cocaïne verder te verhandelen. Door dit handelen heeft verdachte zich begeven op het terrein van de omvangrijke handel in verdovende middelen. Hij heeft daarmee een bijdrage geleverd aan de instandhouding van het criminele drugscircuit. Door de verspreiding en het gebruik van harddrugs wordt de volksgezondheid ernstig bedreigd. Bovendien leidt handel in en gebruik van harddrugs veelal, direct en indirect, tot vele andere vormen van criminaliteit, waaronder ernstige geweldscriminaliteit. Verdachte heeft hiervoor geen oog gehad en was kennelijk slechts uit op eigen financieel voordeel.
De rechtbank heeft acht geslagen op een blanco Nederlands uittreksel uit de justitiële documentatie van 18 oktober 2021. Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op een Frans uittreksel uit de justitiële documentatie van 1 september 2021, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de aard en ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur daarvan heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De rechtbank komt daarbij, ook mede gelet op de landelijke oriëntatiepunten, uit op een lagere gevangenisstraf dan door de officier van justitie is geëist.
De verdediging heeft verzocht om bij de strafoplegging rekening te houden met de duur van het reeds ondergane voorarrest, met daarbij een voorwaardelijke strafmodaliteit. De rechtbank ziet echter geen aanknopingspunten voor het opleggen van een voorwaardelijke straf.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. R. Brand, voorzitter,
en mrs. F. van Buchem en H. Wielhouwer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. Lobs-Tanzarella, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 21 augustus 2021 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
ongeveer 992,5 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 21 augustus 2021 te Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een voorwerp, te weten 20.000 euro, althans een geldbedrag,
heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of
van een voorwerp, te weten 20.000 euro, althans een geldbedrag,
gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.