Op 1 december 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die op dat moment preventief gedetineerd was in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam. De zaak betrof de tenlastelegging van het opzettelijk vervoeren van bijna een kilogram cocaïne en witwassen. De officier van justitie eiste vrijspraak voor het witwassen en een gevangenisstraf van zeven maanden voor het vervoeren van verdovende middelen. De rechtbank oordeelde dat het witwassen niet wettig en overtuigend bewezen kon worden, en sprak de verdachte daarvan vrij. Echter, het opzettelijk vervoeren van cocaïne werd wel bewezen verklaard, waarbij de rechtbank vaststelde dat de verdachte ongeveer 940 gram cocaïne had vervoerd op 21 augustus 2021 in Rotterdam.
De rechtbank overwoog dat de verdachte speciaal naar Nederland was gekomen om cocaïne te kopen met de intentie deze verder te verhandelen. Dit handelen droeg bij aan de instandhouding van het criminele drugscircuit en bedreigde de volksgezondheid. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een blanco strafblad, maar concludeerde dat de ernst van het feit een gevangenisstraf vereiste. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, met aftrek van het voorarrest. De rechtbank motiveerde de straf door te verwijzen naar de ernst van het feit en de impact op de samenleving.