In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door de heffingsambtenaar van de gemeente Rotterdam op zijn bezwaar tegen de WOZ-beschikking van 22 januari 2018. De waarde van de onroerende zaak was vastgesteld op € 149.000,-. Eiser had eerder bezwaar gemaakt, maar dit werd niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank had in een eerdere uitspraak op 20 januari 2020 het beroep gegrond verklaard en verweerder opgedragen opnieuw te beslissen op het bezwaar. Eiser heeft verweerder op 15 februari 2021 verzocht om een beslissing, maar tot op heden heeft verweerder geen uitspraak gedaan. De rechtbank oordeelt dat verweerder in gebreke is gebleven en dat het beroep gegrond is. De rechtbank legt een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat verweerder in gebreke blijft, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast wordt verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiser. De uitspraak is openbaar gedaan op 15 december 2021.