ECLI:NL:RBROT:2021:12342
Rechtbank Rotterdam
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van verzet tegen uitspraak over niet tijdig beslissen op verzoeken
Op 18 november 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een verzetprocedure. De opposant had verzet aangetekend tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank van 26 maart 2021, waarin de rechtbank zich onbevoegd verklaarde om kennis te nemen van het beroep van de opposant tegen het niet tijdig beslissen op zijn bezwaar door de Financial Intelligence Unit (FIU). In het verzetschrift ontbraken echter de gronden van het verzet, en de opposant had enkel aangegeven deze mondeling te willen toelichten tijdens de zitting. De verzetrechter oordeelde dat de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geen ruimte biedt om gronden van verzet pas mondeling ter zitting naar voren te brengen. Hierdoor werd het verzet niet-ontvankelijk verklaard.
De rechtbank overwoog dat de verzetprocedure beperkt is tot de vraag of de eerdere uitspraak zonder zitting terecht was gedaan. De rechtbank had in de eerdere uitspraak vastgesteld dat de verzoeken van de opposant niet als aanvragen in de zin van de Awb konden worden aangemerkt, en dat de rechtbank daarom onbevoegd was. De verzetrechter concludeerde dat het verzetschrift geen gronden bevatte en dat de opposant niet tijdig de gronden had ingediend, ondanks een eerdere waarschuwing dat het verzet niet-ontvankelijk verklaard zou kunnen worden.
De rechtbank kwam niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van het verzet, en de eerdere uitspraak bleef in stand. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, en tegen deze uitspraak stond geen rechtsmiddel open. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door rechter F.P.J. Schoonen, in aanwezigheid van griffier B. Tijssen.