ECLI:NL:RBROT:2021:12338

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 december 2021
Publicatiedatum
15 december 2021
Zaaknummer
10/102512-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Witwassen, verboden wapenbezit en drugsvervoer in een spookwoning met aanzienlijke contante bedragen en cocaïne

Op 15 december 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen, verboden wapenbezit en het vervoeren van bijna vijf kilogram cocaïne. De verdachte, geboren op [geboortedatum verdachte] te [geboorteplaats verdachte], was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd in Detentiecentrum Rotterdam. De zaak kwam aan het licht na een controle op 14 april 2021, waarbij de verdachte samen met een medeverdachte in een Mercedes E220 werd aangetroffen. In de auto werd een verborgen ruimte ontdekt met vijf blokken cocaïne, en in de woning waar de verdachte verbleef, werd een contant geldbedrag van € 160.900,- en twee vuurwapens aangetroffen. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en verbeurdverklaring van de in beslag genomen goederen.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte wetenschap had van de cocaïne en het geld, en dat hij in nauwe samenwerking met de medeverdachte handelde. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het witwassen van het geld, het voorhanden hebben van de wapens en het vervoeren van de cocaïne. De rechtbank legde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 36 maanden op, waarbij de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in de drugshandel zwaar wogen. De rechtbank benadrukte dat het ongecontroleerde bezit van wapens en de handel in harddrugs een bedreiging vormen voor de samenleving en dat er streng moet worden opgetreden tegen dergelijke criminaliteit.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/102512-21
Datum uitspraak: 15 december 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren op [geboortedatum verdachte] te [geboorteplaats verdachte],
niet ingeschreven in de basisregistratie personen
en zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in Detentiecentrum Rotterdam,
raadsman mr. J.G.D. Rutten, advocaat te Hilversum.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 1 december 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
Kort weergegeven wordt de verdachte verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen van geld (€ 160.900,-), verboden wapenbezit (2 pistolen en bijbehorende munitie) en drugsvervoer (bijna 5 kilogram cocaïne).

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. Van Galen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar;
  • verbeurdverklaring van de op de beslaglijst onder 5, 19, 21, 22, 23, 27, 29, 37, 38, 44, 45, 46 en 49 genoemde goederen.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Vaststaande feiten
In deze zaak staat op basis van de bewijsmiddelen het volgende vast.
Op 14 april 2021 rijdt de verdachte samen met de medeverdachte [naam medeverdachte] (hierna: [naam medeverdachte]) in een Mercedes E220 met het kenteken [kentekennummer] vanuit [plaatsnaam 1] naar [plaatsnaam 2]. Verbalisanten zien in de [straatnaam] in [plaatsnaam 2] dat [naam medeverdachte] uitstapt en de verdachte als bestuurder in de Mercedes blijft wachten. Verbalisanten zien [naam medeverdachte] later in het gezelschap van een andere man uit het portiek van de [adres 1] komen, waarbij de andere man een tas draagt en er bij de Mercedes iets wordt overgedragen. Daarna rijdt de verdachte met [naam medeverdachte] als bijrijder weer terug naar de [adres 2] (hierna ook “de woning”). Bij terugkomst bij de woning wordt de Mercedes met inzittenden gecontroleerd, waarbij in een verborgen ruimte achter de achterbank van de Mercedes vijf blokken cocaïne zijn aangetroffen. In de woning aan de [adres 2] is op dezelfde dag een contant geldbedrag van ruim € 160.000,-, twee vuurwapens en drie houders met patronen aangetroffen. De verdachte en [naam medeverdachte] verblijven in deze woning.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij vanaf ongeveer 27 maart 2021 in de woning verbleef, dat hij over een sleutel van de woning kon beschikken en vrij in en uit kon gaan. De verdachte heeft ook verklaard dat hij de Mercedes in gebruik had.
4.2.
Bewezenverklaring verboden wapenbezit zonder nadere motivering
Het onder 2 ten laste gelegde (voorhanden hebben van de wapens, patroonmagazijnen en munitie) is door de verdachte bekend. Uit het wapen- en munitierapport blijkt dat het om verboden wapens en munitie gaat. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Bewijswaardering
4.3.1.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van de onder 1 (witwassen) en 3 (drugs) ten laste gelegde feiten, wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs. Hiertoe is –kort gezegd– het volgende aangevoerd.
De verdachte was niet op de hoogte van het bestaan van de verborgen ruimte in de Mercedes en had dus geen wetenschap van de daarin verstopte cocaïne. Dat DNA-sporen van de verdachte zijn aangetroffen op de randen van de verborgen ruimte kan worden verklaard doordat de verdachte veel gebruik maakte van de Mercedes om boodschappen te doen en te vissen en hij de auto regelmatig schoon maakte.
Ook van de aanwezigheid van het aangetroffen geld in de woning had de verdachte geen wetenschap. Het geld was grotendeels verborgen achter een sierhaard en er was voor de verdachte geen reden om te vermoeden dat zich daar geld bevond. De verdachte verbleef slechts tijdelijk in de woning en is geen feitelijke huurder van de woning.
4.3.2.
Beoordeling feit 3 (drugs)
Vast staat dat de verdachte de gebruiker was van de Mercedes en dat hij hierin ook is aangehouden met in de auto de cocaïne. Dit vormt reeds een duidelijke aanwijzing dat de verdachte wetenschap had van de drugs. De cocaïne vertegenwoordigt immers een aanzienlijke waarde en het is dan ook moeilijk voorstelbaar dat de beheerder/eigenaar daarvan een volstrekt onwetende derde met de cocaïne in de auto laat rondrijden. Daar komt bij dat op de randen van de verborgen ruimte in de Mercedes DNA-materiaal van de verdachte is aangetroffen. Uit (forensisch) onderzoek van de verborgen ruimte volgt dat het bij normaal gebruik van de Mercedes niet mogelijk is om in contact te komen met de bemonsterde randen van de verborgen ruimte. Daarvoor is de nodige moeite nodig, namelijk dat bewust de arm/hand achter de rug van de achterbank in de vulopening van de verborgen ruimte wordt gestoken. Gelet hierop acht de rechtbank de verklaring van de verdachte dat zijn DNA-materiaal per ongeluk bij normaal gebruik van de Mercedes (rechtzetten van de rugleuning of schoonmaken) zou zijn achtergelaten niet aannemelijk.
Daarmee staat met de wettelijke vereiste mate van zekerheid vast dat de verdachte wetenschap had van en beschikkingsmacht had over de cocaïne. Dit betekent dat het onder 3 tenlastegelegde feit wettig en overtuigend is bewezen.
4.3.3.
Beoordeling feit 1 (witwassen)
Vast staat dat in de woning een contant geldbedrag van in totaal € 160.900,- is aangetroffen. Weliswaar was de verdachte niet de hoofdbewoner van de woning, maar wel had hij daarvan een sleutel en verbleef hij daar al enkele weken. Dat vormt een duidelijke aanwijzing dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van het geld. Evenals dat het geval was bij de aanwezigheid van de cocaïne in de auto, is het bovendien moeilijk voorstelbaar dat de eigenaar/beheerder van een dergelijk groot geldbedrag een volstrekt onwetende derde in de woning laat verblijven. Daar komt nog bij dat, zoals hierboven is gebleken, is bewezen dat de verdachte zich heeft beziggehouden met het vervoer van een grote handelshoeveelheid cocaïne. Het is een feit van algemene bekendheid dat met de handel in harddrugs grote contante geldbedragen zijn gemoeid. Gelet op al deze feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, is de conclusie gerechtvaardigd dat de verdachte wetenschap had van het geld in de woning. Het andersluidende verweer van de raadsman wordt verworpen.
Vervolgens dient te worden beoordeeld of de verdachte zich daarmee heeft schuldig gemaakt aan witwassen.
Voor een bewezenverklaring van het in de delictsomschrijving van artikel 420bis/420quater, eerste lid, onder a/b van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) opgenomen bestanddeel “afkomstig uit enig misdrijf” is niet vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Wel is vereist dat vaststaat dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf.
Indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen tussen een voorwerp en een bepaald misdrijf, kan niettemin bewezen worden geacht dat een voorwerp “uit enig misdrijf” afkomstig is, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het in de tenlastelegging genoemde voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
Als uit het door het openbaar ministerie aangedragen bewijs feiten en omstandigheden kunnen worden afgeleid die van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het voorwerp.
Indien de verdachte een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring heeft gegeven over de herkomst van het voorwerp, dan ligt het vervolgens op de weg van het openbaar ministerie om nader onderzoek te doen naar de, uit de verklaringen van de verdachte blijkende, alternatieve herkomst van het voorwerp.
Uit de resultaten van een dergelijk onderzoek zal moeten blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het voorwerp waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst heeft en dat dus een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
Gelet op de hoogte van het contante geldbedrag, de bij de verdachte aangetroffen hoeveelheid cocaïne, de in de luxueuze woning aangetroffen vuurwapens en het feit dat de verdachte en [naam medeverdachte] niet over een aantoonbare legale inkomstenbron beschikken, is het vermoeden gerechtvaardigd dat het geld afkomstig is uit enig misdrijf. Van de verdachte had dus een verklaring verwacht mogen worden over de herkomst van het geld. Een dergelijke verklaring heeft de verdachte echter niet gegeven.
4.3.4.
Medeplegen
De verdachte heeft de feiten in nauwe en bewuste samenwerking met de medeverdachte [naam medeverdachte] gepleegd, zodat sprake is van medeplegen.
4.3.5.
Conclusie
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte zich samen met [naam medeverdachte] schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van een bedrag van € 160.900,- .
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1.
Hij op 14 april 2021, te [plaatsnaam 1], tezamen en in vereniging met een ander,
een voorwerp, te weten een geldbedrag, totaal 160.900EUR,
voorhanden
heeftgehad, terwijl hij, verdachte en zijn mededader, wisten dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was uit enig (eigen) misdrijf;
2.
hij op 14 april 2021, te [plaatsnaam 1], tezamen en in vereniging met een ander, tweewapens als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten - een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een pistool van het merk Glock 19 type Gen 4 kaliber 9 mm, en twee patroonmagazijnen,
en daarbij horende munitie in de zin van art. 1 onder 4º van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van die wet, van de categorie III te weten
29 kogelpatronen, kaliber 9 mm, en
- een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een pistool van het merk Zastava type M57 kaliber 7.62 × 25 mm (7.62 tokarev), en een patroonmagazijn,
En daarbij horende munitie in de zin van art. 1 onder 4º van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van die wet, van de categorie III te weten 9 kogelpatronen kaliber 7.62 × 25 mm (7.62 tokarev), voorhanden heeft gehad.
3.
hij op 14 april 2021 te [plaatsnaam 1], tezamen en in vereniging met een ander,
opzettelijk heeft vervoerd,
4910,8 gram, van een materiaal
bevattende cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
medeplegen van witwassen;
2.
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd
en
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd
3.
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
In de auto waarin de verdachte reed is een verborgen ruimte aangetroffen, met daarin een forse handelshoeveelheid cocaïne. Verder is in de woning waar de verdachte verbleef in een verborgen ruimte een aanzienlijk contant geldbedrag aangetroffen en in dezelfde woning werden ook twee vuurwapens en drie patroonhouders met kogelpatronen gevonden. Gegeven deze omstandigheden heeft het er alle schijn van dat dit een ‘spookwoning’ betreft, waarbij de verdachte werkzaam is voor een drugsorganisatie. De verdachte heeft zich hierbij schuldig gemaakt aan witwassen, vuurwapenbezit en het vervoer en voorhanden hebben van bijna vijf kilo harddrugs.
Door het witwassen van crimineel vermogen wordt de onderliggende criminaliteit gefaciliteerd. Bovendien vormt het een aantasting van de legale economie en is het, mede vanwege de ondermijnende invloed ervan op het legale handelsverkeer, een bedreiging voor de samenleving. Het is daarnaast algemeen bekend dat verdovende middelen schadelijk zijn voor de volksgezondheid en dat het gebruik ervan bezwarend is voor de samenleving. Bovendien gaat de handel in harddrugs niet zelden gepaard met andere vormen van ernstige criminaliteit. Het risico daarop is in dit geval niet denkbeeldig, gelet op de vuurwapens en (bijbehorende) munitie die de verdachte voorhanden heeft gehad. Het ongecontroleerde bezit van wapens en munitie levert in het algemeen het risico van het feitelijk gebruik van die wapens op, met alle gevolgen van dien. Tegen verboden vuurwapengebruik dient dan ook streng te worden opgetreden. Dit geldt hier temeer, omdat in de drugshandel het gebruik van vuurwapens niet zelden tot slachtoffers leidt.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
19 augustus 2021, waaruit blijkt dat de verdachte in Nederland niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Ook is acht geslagen op het uittreksel uit het European Criminal Records Information System (ECRIS) uit Litouwen van 20 april 2021, waaruit blijkt dat de verdachte in Groot-Brittannië en Litouwen eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
De rechtbank ziet, anders dan de officier van justitie, geen aanleiding om een deel van de straf in voorwaardelijke vorm op te leggen. Verder zal een hogere onvoorwaardelijke gevangenisstraf worden opgelegd dan de officier van justitie heeft gevorderd. Daarbij is in aanmerking genomen dat het de verdachte kennelijk werd toevertrouwd om te verblijven in een zeer luxe woning met daarin een aanzienlijk geldbedrag. De verdachte is dan ook geen “kleine jongen”, maar bevindt zich kennelijk hoog in de keten van de (drugs)criminaliteit om met dergelijke grote hoeveelheden geld en drugs te worden vertrouwd. Hij is samen met [naam medeverdachte] in georganiseerd verband te werk gegaan. Tot slot heeft hij geen enkele verantwoordelijkheid voor zijn handelen genomen. Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen, waaronder de hieronder besproken verbeurdverklaring, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8..In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie en verdediging
De officier van justitie heeft primair gevorderd de in beslag genomen voorwerpen genoemd onder de nummers 5 (verdovende middelen), 19 (dolk), 21 (vuurwapen Glock), 22 (verdovende middelen), 23 (munitie), 27 (kentekenbewijs Mercedes), 29 (sleutel Mercedes), 37 (munitie), 38 (telefoon), 44 (munitie), 45 (verdovende middelen), 46 (vuurwapen Zastava), 49 (patroonhouder) op de lijst van inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen met strafrechtelijk beslagtitel (hierna: beslaglijst) verbeurd te verklaren en subsidiair de hiervoor genoemde voorwerpen onder nummers 27 en 29 te onttrekken aan het verkeer.
De in beslag genomen voorwerpen genoemd onder de overige nummers op de beslaglijst dienen te worden teruggegeven aan de verdachte. De verdediging heeft zich gerefereerd.
8.2.
Beoordeling
De officier van justitie wordt gevolgd in zijn primaire standpunt. vuurwapens en bijbehorende munitie en patroonhouder genoemd op de beslaglijst onder de nummers 21 (vuurwapen Glock), 23 (munitie), 37 (munitie), 44 (munitie), 46 (vuurwapen Zastava) en 49 (patroonhouder) zullen worden verbeurd verklaard.
Het onder 2 bewezen feit is met betrekking tot deze voorwerpen begaan.
De verdovende middelen genoemd op de beslaglijst onder de nummers 5, 22 en 45 en het kentekenbewijs en de sleutel van de Mercedes genoemd onder de nummers 27 respectievelijk 29 zullen worden verbeurd verklaard.
Het onder 3 bewezen feit is met betrekking tot en behulp van deze voorwerpen begaan.
De dolk genoemd op de beslaglijst onder nummer 19, zal worden onttrokken aan het verkeer.
Het ongecontroleerde bezit daarvan is in strijd met de wet en het algemeen belang.
Ten aanzien van de overige op de beslaglijst genoemde voorwerpen zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 33, 33a, 36b, 36c, 47, 57 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10.. Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.. Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf voor feit 2:
de in beslag genomen voorwerpen genoemd op de beslaglijst onder de nummers 21 (vuurwapen Glock), 23 (munitie), 37 (munitie), 44 (munitie), 46 (vuurwapen Zastava) en 49 (patroonhouder);
- verklaart verbeurd als bijkomende straf voor feit 3:
de in beslag genomen voorwerpen genoemd op de beslaglijst onder de nummers 5 (verdovende middelen), 22 (verdovende middelen), 27 (kentekenbewijs Mercedes), 29 (sleutel Mercedes) en 45 (verdovende middelen);
- verklaart onttrokken aan het verkeer: de dolk genoemd op de beslaglijst onder nummer 19,
- gelast de teruggave aan verdachte van: de voorwerpen met de nummers: 1 tot en met 4 6 tot en met 18, 20, 24 tot en met 26, 28, 30 tot en met 36, 39 tot en met 43, 47 en 48.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J. van Dort, voorzitter,
en mrs. W.M. Stolk en H.J. de Kraker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C. van Wingerden, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
feit 1:
Hij op of omstreeks 14 april 2021, te [plaatsnaam 1], althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) of meer ander(en), althans alleen,
van een voorwerp, te weten een geldbedrag, totaal 160.900 EUR, althans een geldbedrag, de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op een voorwerp was, en/of heeft verborgen en/of verhuld wie een voorwerp voorhanden heeft gehad,
en/of
een voorwerp, te weten een geldbedrag, totaal 160.900 EUR, althans een geldbedrag,
heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet,
terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s), wist(en) dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was uit enig (eigen) misdrijf;
(artikel 420bis lid 1 aanhef onder a Wetboek van Strafrecht)
feit 2:
hij op of omstreeks 14 april 2021, te [plaatsnaam 1], althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) of meer ander(en), althans alleen,
(twee) wapen(s) als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten - een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een pistool van het merk Glock 19 type Gen 4 kaliber 9 mm, en/of twee patroonmagazijnen,
en/of
(daarbij horende) munitie in de zin van art. 1 onder 4º van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van die wet, van de categorie III te weten
29 kogelpatronen, kaliber 9 mm, en/of
- een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een pistool van het merk Zastava type M57 kaliber 7.62 × 25 mm (7.62 tokarev), en/of een patroonmagazijn,
en/of
(daarbij horende) munitie in de zin van art. 1 onder 4º van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van die wet, van de categorie III te weten 9 kogelpatronen kaliber 7.62 × 25 mm (7.62 tokarev), voorhanden heeft gehad.
(artikel 26 jo. artikel 55 Wet wapens en munitie)
feit 3:
hij op of omstreeks 14 april 2021 te [plaatsnaam 1], althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) of meer ander(en), althans alleen,
opzettelijk
heeft verwerkt en/of verkocht
en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
ongeveer 4910,8 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
(artikel 10 lid 4 jo. artikel 2 onder B Opiumwet)
(artikel 10 lid 3 jo. artikel 2 onder A Opiumwet)