4.1.3.Beoordeling door de rechtbank
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat het primair ten laste gelegde medeplegen van invoer van cocaïne niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. De verdachte wordt daarom vrijgesproken van deze beschuldiging. Gelet op de standpunten van de procespartijen wordt de motivering van deze vrijspraak niet verder uiteengezet.
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde wordt het volgende overwogen.
Container met nummer [containernummer 1]
Vast staat dat een partij cocaïne met een nettogewicht van 803,683 kilogram vanuit Ecuador via de Rotterdamse haven Nederland is ingevoerd. Deze partij cocaïne zat verstopt in een container met een lading bananen.
Het schip dat de container vervoerde is op dinsdag 15 oktober 2019 omstreeks 04:00 uur in de haven van Rotterdam aangekomen. De container is gelost bij [naam bedrijf 1] (hierna: [naam bedrijf 1] ).
De container was bestemd voor het bedrijf [naam bedrijf 2] , gevestigd in [vestigingsplaats bedrijf 2] , welk bedrijf de container met behulp van een daartoe bestemde pincode op 16 oktober 2019 om 13:32 uur heeft voorgemeld.
Nadat er aanwijzingen waren dat zich in de container verdovende middelen bevonden, is er op 16 oktober 2019 een onderzoek gestart aan de container wat heeft geleid tot de vondst van in totaal 801 pakketten van elk circa 1 kilo met (op dat moment vermoedelijk) cocaïne. Van deze pakketten zijn 30 verschillende monsters gemaakt die zijn onderzocht door het Douane laboratorium dat uiteindelijk heeft vastgesteld dat alle 30 monsters cocaïne bevatten.
Nadat de douane de cocaïne op 16 oktober 2019 uit de container had verwijderd, is een terugplaatsmonster op een dummy pakket geplaatst, zijn de betreffende pallets zo veel als mogelijk weer in originele staat opgebouwd en is de container laat in de avond ter beschikking gesteld van de rederij om zijn originele route te vervolgen.
Is er sprake van voorbereidingshandelingen door de verdachte?
De verdachte heeft bij de politie verklaard dat medeverdachte [naam medeverdachte 1] (hierna: [naam medeverdachte 1] ) in september/oktober 2019 aan hem heeft gevraagd of hij een “containerboer” kon regelen die containers voor [naam medeverdachte 1] zou vervoeren. De verdachte heeft hierop geantwoord dat hij ene “ [naam 1] ” kende. Verder heeft de verdachte geen inhoudelijke verklaring af willen leggen en baseert de rechtbank zich dus op andere stukken die zich in het dossier bevinden.
Uit telefoongegevens blijkt dat de verdachte op 15 oktober 2019 telefonisch contact heeft gehad met [naam 2] en zijn zoon getuige [naam getuige 1] (hierna: [naam getuige 1] ), beiden werkzaam bij transportbedrijf [naam bedrijf 3]
[naam getuige 1] heeft tegenover de politie verklaard dat hij op 15 oktober 2019 werd bezocht op zijn bedrijf door de verdachte en [naam medeverdachte 1] , hetgeen wordt bevestigd door de bakengegevens van de auto van [naam medeverdachte 1] . [naam getuige 1] kende [naam medeverdachte 1] daarvoor nog niet, de verdachte kende hij al wel. Volgens [naam getuige 1] heeft [naam medeverdachte 1] hem tijdens dit bezoek gevraagd om op 16 oktober 2019 een koelcontainer met bananen te vervoeren naar [plaatsnaam 1] , waar een deel zou worden gelost. Daarna moest de container naar Zeeland, maar [naam medeverdachte 1] gaf geen plaatsnaam. [naam medeverdachte 1] heeft heel vaak gevraagd of het ‘vandaag’ kon en hij heeft gezegd dat het niet uitmaakte hoeveel het zou kosten, desnoods zou hij het vierdubbele betalen, en dat er contant betaald zou worden. Nadat [naam getuige 1] had aangedrongen op de voor het vervoer benodigde bedrijfsgegevens, is [naam medeverdachte 1] buiten gaan bellen en vervolgens is hij samen met de verdachte vertrokken.
Diezelfde dag omstreeks 15:19 uur heeft de verdachte telefonisch tegen [naam getuige 1] gezegd dat hij binnen vijf minuten een e-mail zou ontvangen met de gegevens van de container. Die dag om 15:29 uur heeft [naam getuige 1] een e-mail ontvangen van het e-mailadres [e-mailadres] . In deze e-mail stonden onder meer het containernummer [containernummer 1] en de pincode die identiek was aan de pincode waarmee [naam bedrijf 2] de container heeft voorgemeld. [naam getuige 1] heeft deze e-mail gedeeld met de politie en een afschrift daarvan bevindt zich in het dossier. [naam getuige 1] heeft verklaard dat hij er geen goed gevoel bij had en dat de e-mail onprofessioneel op hem overkwam.
Uit onderzoek bij Google is gebleken is dat het e-mailadres [e-mailadres] op 15 oktober 2019 om 15:21 uur (Nederlandse tijd) is aangemaakt, aldus twee minuten nadat de verdachte [naam getuige 1] telefonisch vertelde dat de e-mail eraan zou komen.
[naam getuige 1] heeft de container via de website van [naam bedrijf 1] opgezocht en tegen de verdachte en [naam medeverdachte 1] gezegd dat de container nog niet van boord was, dat er een douanescan vermeld werd in het systeem en dat het nog wel tot vrijdagochtend zou kunnen duren voordat hij opgehaald kon worden. [naam medeverdachte 1] heeft [naam getuige 1] gevraagd of er een vrachtwagen bij de terminal gezet kon worden die net zo lang zou wachten totdat de container meegenomen kon worden. [naam getuige 1] heeft gezegd dat hij de container niet zou gaan vervoeren.
Die avond heeft [naam medeverdachte 1] in een sms-bericht aan de verdachte gevraagd “
ben je er al?” waarop de verdachte heeft geantwoord “
er staat scan bij”. [naam medeverdachte 1] heeft gereageerd “
Dat is niet veranderd”.
De volgende dag (16 oktober 2019) hebben de verdachte en medeverdachte [naam medeverdachte 2] (hierna: [naam medeverdachte 2] ) telefonisch contact gehad waarbij de verdachte tegen [naam medeverdachte 2] heeft gezegd dat hij moest vragen of hij ( [naam medeverdachte 2] ) wat geregeld kan krijgen dat iemand “dat ding” ophaalt. Kort daarna heeft de verdachte het mobiele nummer van [naam medeverdachte 1] per sms-bericht naar [naam medeverdachte 2] gestuurd met de boodschap dat [naam medeverdachte 2] dat nummer moet bellen.
Vervolgens heeft er een telefoongesprek tussen [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] plaatsgevonden waarin wordt gesproken over het regelen van een chauffeur om de container te vervoeren en dat die chauffeurs best wat risico willen nemen als daar wat tegenover staat.
In de ochtend van 17 oktober 2019 heeft er telefonisch contact plaatsgevonden tussen [naam getuige 1] en [naam medeverdachte 1] . [naam getuige 1] heeft hierbij verteld dat de container vrijgegeven is. [naam medeverdachte 1] heeft nogmaals gevraagd of [naam getuige 1] de container op wilde halen en zegt daarbij dat het niet uitmaakt hoeveel hij moet betalen. [naam getuige 1] heeft medegedeeld dat hij geen tijd heeft. Enkele minuten later heeft de verdachte een Sms-bericht naar [naam medeverdachte 2] gestuurd met het verzoek om hem te bellen. Ongeveer een half uur daarna heeft dat telefoongesprek plaatsgevonden waarin onder andere is gezegd:
[naam verdachte] : Ik moet er eentje hebben. Hij is groen nu.
(…)
[naam medeverdachte 2] : ik ga bellen, ik ga kijken. (…)
[naam medeverdachte 2] : ja is goed man
[naam verdachte] : ik wacht even een uurtje ofzo en dan regel ik het zelf. Het moet wel gebeuren nu.
[naam medeverdachte 2] : ja dat weet ik maar je kan het er zelf toch niet uithalen
[naam verdachte] : nee zelf niet, maar het moet wel gebeuren
Enkele weken later, op 15 november 2019, hebben de verdachte en [naam medeverdachte 2] telefonisch contact gehad waarbij onder meer is gezegd:
[naam medeverdachte 2] : nee maar laten we eerlijk zijn, er werd geroepen van het zijn een paar sporttassen en als je kijkt wat er natuurlijk is opgepakt, dat zit niet in sporttassen. Snap je wat ik bedoel dat contrast is zo groot he!
[naam verdachte] : jaja
Conclusie
Gelet op al het voorgaande staat vast dat de verdachte samen met [naam medeverdachte 1] zich heeft ingespannen om [naam getuige 1] en [naam medeverdachte 2] te bewegen om de container met cocaïne te (laten) vervoeren. Hij heeft daartoe telefoongesprekken gevoerd, sms-berichten verstuurd en hij is aanwezig geweest bij de bespreking tussen [naam medeverdachte 1] en [naam getuige 1] op 15 oktober 2019.
De rechtbank gaat er hierbij van uit dat verdachte wist dat er cocaïne in de container aanwezig was. Ten eerste gaat het om een container uit Zuid-Amerika met bananen. Het is een feit van algemene bekendheid dat containers uit Zuid-Amerika met enige regelmaat drugs bevatten. Ten tweede was de verdachte aanwezig bij het gesprek waarin [naam medeverdachte 1] [naam getuige 1] aanbood om contant het vierdubbele te betalen voor het vervoer. Ten derde heeft de verdachte de door hem gehuurde loods aan [naam medeverdachte 1] ter beschikking heeft gesteld als tussenlocatie om de cocaïne uit de container te halen. De bedoeling was immers om de container in afwijking van de aflevergegevens, eerst naar [plaatsnaam 1] te vervoeren waar de verdachte een loods huurt, en daarna pas naar het in de containergegevens vermelde adres in [vestigingsplaats bedrijf 2] . En ten vierde wordt de wetenschap bevestigd door de inhoud van de telefoongesprekken waar de verdachte aan deel heeft genomen waarin wordt gesproken over “
het er zelf toch niet uithalen” en over “
wat er natuurlijk is opgepakt, dat zit niet in sporttassen”.
De verdachte heeft zich aldus schuldig gemaakt aan het verrichten van voorbereidingshandelingen die de verlengde invoer van 803,683 kilogram cocaïne in Nederland beoogden. Verdachte heeft deze handelingen (in ieder geval) tezamen en in vereniging met [naam medeverdachte 1] verricht waardoor sprake is van medeplegen.
Container met nummer [containernummer 2]
Vast staat dat een partij cocaïne met een nettogewicht van 751,9 kilogram vanuit Ecuador via de Rotterdamse haven Nederland is ingevoerd. Deze partij cocaïne zat verstopt in een container met een lading bananen. Het schip dat de container vervoerde is op 29 oktober 2019 Nederland binnengekomen en heeft de container gelost in de Rotterdamse haven bij [naam bedrijf 1] . De container was bestemd voor het bedrijf [naam bedrijf 2] , gevestigd in [vestigingsplaats bedrijf 2] .
Medeverdachte [naam medeverdachte 3] (hierna: [naam medeverdachte 3] ) is eigenaar van een transportbedrijf en heeft op 31 oktober 2019 omstreeks 00:37 uur de container voorgemeld op Portbase waarbij het containernummer, pincode en laad- en losgegevens zijn ingevoerd.
Kort daarna heeft een medewerker van [naam bedrijf 2] getracht de container voor te melden. Toen hij erachter kwam dat de container reeds was voorgemeld, heeft hij de douane ingelicht.
Op 31 oktober 2019 is een onderzoek gestart aan de container wat heeft geleid tot de vondst van in totaal 705 pakketten van elk circa 1 kilo. Van 30 willekeurig geselecteerde pakketten is een monstername gedaan, welke monsters zijn onderzocht door het Douanelaboratorium dat uiteindelijk heeft vastgesteld dat alle 30 monsters cocaïne bevatten.
Nadat de douane de cocaïne op 31 oktober 2019 uit de container had verwijderd, is een terugplaatsmonster geplaatst, zijn de betreffende pallets weer voor zover mogelijk in originele staat opgebouwd en is de container ter beschikking gesteld van de rederij om zijn originele route te vervolgen.
Voorbereidingshandelingen door de verdachte
Uit een telefoongesprek tussen [naam getuige 1] en zijn broer op 16 oktober 2019 waarin [naam getuige 1] vertelt over het bezoek van [naam medeverdachte 1] en de verdachte op 15 oktober 2019, zegt [naam getuige 1] dat [naam medeverdachte 1] heeft gezegd dat er nóg een container onderweg was naar Nederland.
Uit sms-berichten tussen de verdachte en [naam medeverdachte 2] blijkt dat zij in de periode van 18 tot en met 21 oktober 2019 proberen om een afspraak te maken om elkaar te ontmoeten.
De verdachte vraagt op 22 oktober 2019 aan [naam medeverdachte 2]
“Nog nieuws maat?”[naam medeverdachte 2] zegt “
Nog niet, ga proberen ander te regelen.” En op 23 oktober 2019 vraagt de verdachte “
Al nieuws maat?” Vervolgens sms’t de verdachte op vrijdag de 25 oktober 2019 om 11:44 uur aan [naam medeverdachte 2] :
“Maat hoever zijde???”En een minuut later: “W
oensdag moet er gereden worden!”
Later die middag om 16:15 uur vindt er een telefoongesprek plaats tussen de verdachte en [naam medeverdachte 2] waarin onder meer wordt gezegd:
[naam medeverdachte 2] : Ik heb nog niemand!
[naam verdachte] : En nou?
[naam medeverdachte 2] : Ja niet nou, dat heb ik laatste keer al gehad. Het is een heel ander verhaal daar moet ik iemand anders voor uitzoeken en die jongen die ik had, ik zeg zo en zo, die vroeg wat zit erin? Wat is de hoofdlading, de echte lading, snap je! Dat is belangrijk. (…) Maar hun zeggen en dat heb ik het eerste gesprek al aangegeven geen bananen! Dat heb ik eerste gesprek al gezegd en deze jongens het eerste wat ze roepen we willen best maar niet … snap je wat ik bedoel? Op de oude manier kan wel dat is helemaal geen probleem (…).
[naam verdachte] : Ja oké zullen we morgenvroeg even bij elkaar komen?
En op 28 oktober 2019 om 12:01 uur sms’t de verdachte naar [naam medeverdachte 2] :
En maat? Wat kunnen doen??
Kort daarna, om 12:32 uur belt de verdachte naar [naam medeverdachte 2] en wordt onder meer het volgende gezegd:
[naam medeverdachte 2] : ik heb nog niemand op die manier hoor
[naam verdachte] : nee? Klote
[naam medeverdachte 2] : zoals hij het wil is het niet te doen
[naam verdachte] : oke
[naam medeverdachte 2] : niet bij mij vandaan in ieder geval (..) als er wat is dan laat ik het weten
[naam verdachte] : ja kunnen gelijk gas geven. Doe er maar even voor werken
[naam medeverdachte 2] ik doe mijn best
[naam medeverdachte 3] heeft verklaard dat hij door [naam medeverdachte 1] eveneens was gevraagd om deze container te (laten) vervoeren. Hij heeft (onder andere) in verband met die opdracht een vrachtwagen gehuurd. In een telefoongesprek dat [naam medeverdachte 3] heeft op 3 november 2019 met [naam 3] , heeft hij onder meer gezegd: “
Weet jij iemand die een bakkie op kan halen vandaag in Rotterdam. Oppakken en dan neerzetten in [plaatsnaam 1] .”
Enkele weken later, op 15 november 2019, hebben de verdachte en [naam medeverdachte 2] het (hiervoor eerder aangehaalde) telefoongesprek gevoerd waarbij onder meer is gezegd:
[naam medeverdachte 2] : nee maar laten we eerlijk zijn, er werd geroepen van het zijn een paar sporttassen en als je kijkt wat er natuurlijk is opgepakt, dat zit niet in sporttassen. Snap je wat ik bedoel dat contrast is zo groot he!
[naam verdachte] : jaja
Conclusie
Gelet op het voorgaande wordt vastgesteld dat de verdachte ook ten aanzien van deze container voorbereidingshandelingen heeft verricht met het oog op de (verlengde) invoer van 751,9 kilogram cocaïne in Nederland, ten dienste van [naam medeverdachte 1] . Blijkens de telefoongesprekken en Sms-berichten is de verdachte actief op zoek geweest naar een vervoerder voor de container. Hierbij heeft hij op vrijdag 25 oktober 2019 specifiek aangegeven dat er op ‘woensdag’ gereden moest worden terwijl het schip met de bewuste container op dinsdag 29 oktober 2019 in de Rotterdamse haven zou aankomen. Gelet op de benodigde tijd om de containers te lossen sluit dit goed op elkaar aan. Ook ditmaal was het kennelijk de bedoeling de cocaïne in de loods van de verdachte in [plaatsnaam 1] uit te halen.
Ten aanzien van de wetenschap van de verdachte van de aanwezigheid van de lading cocaïne wordt verwezen naar hetgeen hieromtrent hiervoor is overwogen ten aanzien van de eerste container, alsmede de hiervoor geciteerde uitwerking van het telefoongesprek tussen de verdachte en [naam medeverdachte 2] op 25 oktober 2019.