ECLI:NL:RBROT:2021:12335

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 december 2021
Publicatiedatum
15 december 2021
Zaaknummer
10/960169-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorbereidingshandelingen voor de invoer van cocaïne en synthetische drugs

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 14 december 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van voorbereidingshandelingen voor de invoer van cocaïne en synthetische drugs. De verdachte, geboren op 3 [geboortedatum verdachte] in [geboorteplaats verdachte], zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland, werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. L. de Leon. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor de invoer van in totaal bijna 1.600 kilogram cocaïne, die vanuit Ecuador via de Rotterdamse haven naar Nederland was gebracht. De verdachte heeft actief geprobeerd chauffeurs te regelen voor het vervoer van twee containers met cocaïne naar een loods in [plaatsnaam 1]. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wist dat er cocaïne in de containers zat, gezien de omstandigheden waaronder de containers waren vervoerd en de gesprekken die hij had gevoerd met medeverdachten.

Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat de verdachte zich ook schuldig heeft gemaakt aan voorbereidingshandelingen voor de productie van synthetische drugs, specifiek MAPA, een stof die gebruikt wordt voor de vervaardiging van amfetamine en metamfetamine. De verdachte had een loods ter beschikking gesteld voor de aflevering van deze stof en heeft zich actief bemoeid met de aflevering en het vervoer van de dozen die MAPA bevatten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wetenschap had van de inhoud van de dozen en dat hij opzettelijk handelingen heeft verricht die gericht waren op de productie van synthetische drugs.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 jaar en 6 maanden, met aftrek van voorarrest. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de rol van de verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden. De verdachte is niet eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten, maar de rechtbank benadrukte de ernstige bedreiging die de handel in verdovende middelen vormt voor de volksgezondheid en de samenleving.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/960169-19
Datum uitspraak: 14 december 2021
Tegenspraak (artikel 279 Sv)
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op 3 [geboortedatum verdachte] ,
zonder bekende feitelijke woon- of verblijfplaats in Nederland,gemachtigd raadsman mr. L. de Leon, advocaat te Utrecht.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 9 november 2021 en 14 december 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officieren van justitie

De officieren van justitie mrs. E. van Doorn en S. Kubicz hebben gevorderd:
  • vrijspraak van het primair onder 1 ten laste gelegde, te weten het medeplegen van invoer van 803 kilo en 751 kilo cocaïne in de periode van 15 oktober 2019 tot en met 3 november 2019;
  • bewezenverklaring van het subsidiair onder 1 ten laste gelegde, te weten het medeplegen van handelingen om de invoer van cocaïne voor te bereiden of te bevorderen, en het onder 2 ten laste gelegde feit, te weten het medeplegen van handelingen om het verwerken of bereiden van amfetamine of XTC voor te bereiden of te bevorderen;
  • veroordeling van de verdachte tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar en 6 maanden met aftrek van voorarrest.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering feit 1: cocaïnetransporten
4.1.1.
Standpunt Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak voor het primair ten laste gelegde medeplegen van invoer van cocaïne omdat de rol van de verdachte meer bemiddelend dan uitvoerend wordt geacht. Ten aanzien van de subsidiair ten laste gelegde bevorderings- c.q. voorbereidingshandelingen is tot bewezenverklaring gerekwireerd. De verdachte heeft zich gedurende enkele weken actief ingespannen om anderen te bewegen een container te vervoeren waarvan hij wist dat daar verdovende middelen in zaten.
4.1.2.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van het primair ten laste gelegde feit medegedeeld dat hij het standpunt van de officier van justitie volgt. Ten aanzien van de subsidiair ten laste gelegde bevorderings- c.q. voorbereidingshandelingen heeft de raadsman vrijspraak bepleit omdat de wetenschap van de aanwezigheid van cocaïne ontbrak. De gesprekken die de verdachte heeft gevoerd met als doel anderen te bewegen de containers te vervoeren zien op het vervoeren van verderfelijke waar.
4.1.3.
Beoordeling door de rechtbank
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat het primair ten laste gelegde medeplegen van invoer van cocaïne niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. De verdachte wordt daarom vrijgesproken van deze beschuldiging. Gelet op de standpunten van de procespartijen wordt de motivering van deze vrijspraak niet verder uiteengezet.
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde wordt het volgende overwogen.
Container met nummer [containernummer 1]
Vast staat dat een partij cocaïne met een nettogewicht van 803,683 kilogram vanuit Ecuador via de Rotterdamse haven Nederland is ingevoerd. Deze partij cocaïne zat verstopt in een container met een lading bananen.
Het schip dat de container vervoerde is op dinsdag 15 oktober 2019 omstreeks 04:00 uur in de haven van Rotterdam aangekomen. De container is gelost bij [naam bedrijf 1] (hierna: [naam bedrijf 1] ).
De container was bestemd voor het bedrijf [naam bedrijf 2] , gevestigd in [vestigingsplaats bedrijf 2] , welk bedrijf de container met behulp van een daartoe bestemde pincode op 16 oktober 2019 om 13:32 uur heeft voorgemeld.
Nadat er aanwijzingen waren dat zich in de container verdovende middelen bevonden, is er op 16 oktober 2019 een onderzoek gestart aan de container wat heeft geleid tot de vondst van in totaal 801 pakketten van elk circa 1 kilo met (op dat moment vermoedelijk) cocaïne. Van deze pakketten zijn 30 verschillende monsters gemaakt die zijn onderzocht door het Douane laboratorium dat uiteindelijk heeft vastgesteld dat alle 30 monsters cocaïne bevatten.
Nadat de douane de cocaïne op 16 oktober 2019 uit de container had verwijderd, is een terugplaatsmonster op een dummy pakket geplaatst, zijn de betreffende pallets zo veel als mogelijk weer in originele staat opgebouwd en is de container laat in de avond ter beschikking gesteld van de rederij om zijn originele route te vervolgen.
Is er sprake van voorbereidingshandelingen door de verdachte?
De verdachte heeft bij de politie verklaard dat medeverdachte [naam medeverdachte 1] (hierna: [naam medeverdachte 1] ) in september/oktober 2019 aan hem heeft gevraagd of hij een “containerboer” kon regelen die containers voor [naam medeverdachte 1] zou vervoeren. De verdachte heeft hierop geantwoord dat hij ene “ [naam 1] ” kende. Verder heeft de verdachte geen inhoudelijke verklaring af willen leggen en baseert de rechtbank zich dus op andere stukken die zich in het dossier bevinden.
Uit telefoongegevens blijkt dat de verdachte op 15 oktober 2019 telefonisch contact heeft gehad met [naam 2] en zijn zoon getuige [naam getuige 1] (hierna: [naam getuige 1] ), beiden werkzaam bij transportbedrijf [naam bedrijf 3]
[naam getuige 1] heeft tegenover de politie verklaard dat hij op 15 oktober 2019 werd bezocht op zijn bedrijf door de verdachte en [naam medeverdachte 1] , hetgeen wordt bevestigd door de bakengegevens van de auto van [naam medeverdachte 1] . [naam getuige 1] kende [naam medeverdachte 1] daarvoor nog niet, de verdachte kende hij al wel. Volgens [naam getuige 1] heeft [naam medeverdachte 1] hem tijdens dit bezoek gevraagd om op 16 oktober 2019 een koelcontainer met bananen te vervoeren naar [plaatsnaam 1] , waar een deel zou worden gelost. Daarna moest de container naar Zeeland, maar [naam medeverdachte 1] gaf geen plaatsnaam. [naam medeverdachte 1] heeft heel vaak gevraagd of het ‘vandaag’ kon en hij heeft gezegd dat het niet uitmaakte hoeveel het zou kosten, desnoods zou hij het vierdubbele betalen, en dat er contant betaald zou worden. Nadat [naam getuige 1] had aangedrongen op de voor het vervoer benodigde bedrijfsgegevens, is [naam medeverdachte 1] buiten gaan bellen en vervolgens is hij samen met de verdachte vertrokken.
Diezelfde dag omstreeks 15:19 uur heeft de verdachte telefonisch tegen [naam getuige 1] gezegd dat hij binnen vijf minuten een e-mail zou ontvangen met de gegevens van de container. Die dag om 15:29 uur heeft [naam getuige 1] een e-mail ontvangen van het e-mailadres [e-mailadres] . In deze e-mail stonden onder meer het containernummer [containernummer 1] en de pincode die identiek was aan de pincode waarmee [naam bedrijf 2] de container heeft voorgemeld. [naam getuige 1] heeft deze e-mail gedeeld met de politie en een afschrift daarvan bevindt zich in het dossier. [naam getuige 1] heeft verklaard dat hij er geen goed gevoel bij had en dat de e-mail onprofessioneel op hem overkwam.
Uit onderzoek bij Google is gebleken is dat het e-mailadres [e-mailadres] op 15 oktober 2019 om 15:21 uur (Nederlandse tijd) is aangemaakt, aldus twee minuten nadat de verdachte [naam getuige 1] telefonisch vertelde dat de e-mail eraan zou komen.
[naam getuige 1] heeft de container via de website van [naam bedrijf 1] opgezocht en tegen de verdachte en [naam medeverdachte 1] gezegd dat de container nog niet van boord was, dat er een douanescan vermeld werd in het systeem en dat het nog wel tot vrijdagochtend zou kunnen duren voordat hij opgehaald kon worden. [naam medeverdachte 1] heeft [naam getuige 1] gevraagd of er een vrachtwagen bij de terminal gezet kon worden die net zo lang zou wachten totdat de container meegenomen kon worden. [naam getuige 1] heeft gezegd dat hij de container niet zou gaan vervoeren.
Die avond heeft [naam medeverdachte 1] in een sms-bericht aan de verdachte gevraagd “
ben je er al?” waarop de verdachte heeft geantwoord “
er staat scan bij”. [naam medeverdachte 1] heeft gereageerd “
Dat is niet veranderd”.
De volgende dag (16 oktober 2019) hebben de verdachte en medeverdachte [naam medeverdachte 2] (hierna: [naam medeverdachte 2] ) telefonisch contact gehad waarbij de verdachte tegen [naam medeverdachte 2] heeft gezegd dat hij moest vragen of hij ( [naam medeverdachte 2] ) wat geregeld kan krijgen dat iemand “dat ding” ophaalt. Kort daarna heeft de verdachte het mobiele nummer van [naam medeverdachte 1] per sms-bericht naar [naam medeverdachte 2] gestuurd met de boodschap dat [naam medeverdachte 2] dat nummer moet bellen.
Vervolgens heeft er een telefoongesprek tussen [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] plaatsgevonden waarin wordt gesproken over het regelen van een chauffeur om de container te vervoeren en dat die chauffeurs best wat risico willen nemen als daar wat tegenover staat.
In de ochtend van 17 oktober 2019 heeft er telefonisch contact plaatsgevonden tussen [naam getuige 1] en [naam medeverdachte 1] . [naam getuige 1] heeft hierbij verteld dat de container vrijgegeven is. [naam medeverdachte 1] heeft nogmaals gevraagd of [naam getuige 1] de container op wilde halen en zegt daarbij dat het niet uitmaakt hoeveel hij moet betalen. [naam getuige 1] heeft medegedeeld dat hij geen tijd heeft. Enkele minuten later heeft de verdachte een Sms-bericht naar [naam medeverdachte 2] gestuurd met het verzoek om hem te bellen. Ongeveer een half uur daarna heeft dat telefoongesprek plaatsgevonden waarin onder andere is gezegd:
[naam verdachte] : Ik moet er eentje hebben. Hij is groen nu.
(…)
[naam medeverdachte 2] : ik ga bellen, ik ga kijken. (…)
[naam medeverdachte 2] : ja is goed man
[naam verdachte] : ik wacht even een uurtje ofzo en dan regel ik het zelf. Het moet wel gebeuren nu.
[naam medeverdachte 2] : ja dat weet ik maar je kan het er zelf toch niet uithalen
[naam verdachte] : nee zelf niet, maar het moet wel gebeuren
Enkele weken later, op 15 november 2019, hebben de verdachte en [naam medeverdachte 2] telefonisch contact gehad waarbij onder meer is gezegd:
[naam medeverdachte 2] : nee maar laten we eerlijk zijn, er werd geroepen van het zijn een paar sporttassen en als je kijkt wat er natuurlijk is opgepakt, dat zit niet in sporttassen. Snap je wat ik bedoel dat contrast is zo groot he!
[naam verdachte] : jaja
Conclusie
Gelet op al het voorgaande staat vast dat de verdachte samen met [naam medeverdachte 1] zich heeft ingespannen om [naam getuige 1] en [naam medeverdachte 2] te bewegen om de container met cocaïne te (laten) vervoeren. Hij heeft daartoe telefoongesprekken gevoerd, sms-berichten verstuurd en hij is aanwezig geweest bij de bespreking tussen [naam medeverdachte 1] en [naam getuige 1] op 15 oktober 2019.
De rechtbank gaat er hierbij van uit dat verdachte wist dat er cocaïne in de container aanwezig was. Ten eerste gaat het om een container uit Zuid-Amerika met bananen. Het is een feit van algemene bekendheid dat containers uit Zuid-Amerika met enige regelmaat drugs bevatten. Ten tweede was de verdachte aanwezig bij het gesprek waarin [naam medeverdachte 1] [naam getuige 1] aanbood om contant het vierdubbele te betalen voor het vervoer. Ten derde heeft de verdachte de door hem gehuurde loods aan [naam medeverdachte 1] ter beschikking heeft gesteld als tussenlocatie om de cocaïne uit de container te halen. De bedoeling was immers om de container in afwijking van de aflevergegevens, eerst naar [plaatsnaam 1] te vervoeren waar de verdachte een loods huurt, en daarna pas naar het in de containergegevens vermelde adres in [vestigingsplaats bedrijf 2] . En ten vierde wordt de wetenschap bevestigd door de inhoud van de telefoongesprekken waar de verdachte aan deel heeft genomen waarin wordt gesproken over “
het er zelf toch niet uithalen” en over “
wat er natuurlijk is opgepakt, dat zit niet in sporttassen”.
De verdachte heeft zich aldus schuldig gemaakt aan het verrichten van voorbereidingshandelingen die de verlengde invoer van 803,683 kilogram cocaïne in Nederland beoogden. Verdachte heeft deze handelingen (in ieder geval) tezamen en in vereniging met [naam medeverdachte 1] verricht waardoor sprake is van medeplegen.
Container met nummer [containernummer 2]
Vast staat dat een partij cocaïne met een nettogewicht van 751,9 kilogram vanuit Ecuador via de Rotterdamse haven Nederland is ingevoerd. Deze partij cocaïne zat verstopt in een container met een lading bananen. Het schip dat de container vervoerde is op 29 oktober 2019 Nederland binnengekomen en heeft de container gelost in de Rotterdamse haven bij [naam bedrijf 1] . De container was bestemd voor het bedrijf [naam bedrijf 2] , gevestigd in [vestigingsplaats bedrijf 2] .
Medeverdachte [naam medeverdachte 3] (hierna: [naam medeverdachte 3] ) is eigenaar van een transportbedrijf en heeft op 31 oktober 2019 omstreeks 00:37 uur de container voorgemeld op Portbase waarbij het containernummer, pincode en laad- en losgegevens zijn ingevoerd.
Kort daarna heeft een medewerker van [naam bedrijf 2] getracht de container voor te melden. Toen hij erachter kwam dat de container reeds was voorgemeld, heeft hij de douane ingelicht.
Op 31 oktober 2019 is een onderzoek gestart aan de container wat heeft geleid tot de vondst van in totaal 705 pakketten van elk circa 1 kilo. Van 30 willekeurig geselecteerde pakketten is een monstername gedaan, welke monsters zijn onderzocht door het Douanelaboratorium dat uiteindelijk heeft vastgesteld dat alle 30 monsters cocaïne bevatten.
Nadat de douane de cocaïne op 31 oktober 2019 uit de container had verwijderd, is een terugplaatsmonster geplaatst, zijn de betreffende pallets weer voor zover mogelijk in originele staat opgebouwd en is de container ter beschikking gesteld van de rederij om zijn originele route te vervolgen.
Voorbereidingshandelingen door de verdachte
Uit een telefoongesprek tussen [naam getuige 1] en zijn broer op 16 oktober 2019 waarin [naam getuige 1] vertelt over het bezoek van [naam medeverdachte 1] en de verdachte op 15 oktober 2019, zegt [naam getuige 1] dat [naam medeverdachte 1] heeft gezegd dat er nóg een container onderweg was naar Nederland.
Uit sms-berichten tussen de verdachte en [naam medeverdachte 2] blijkt dat zij in de periode van 18 tot en met 21 oktober 2019 proberen om een afspraak te maken om elkaar te ontmoeten.
De verdachte vraagt op 22 oktober 2019 aan [naam medeverdachte 2]
“Nog nieuws maat?”[naam medeverdachte 2] zegt “
Nog niet, ga proberen ander te regelen.” En op 23 oktober 2019 vraagt de verdachte “
Al nieuws maat?” Vervolgens sms’t de verdachte op vrijdag de 25 oktober 2019 om 11:44 uur aan [naam medeverdachte 2] :
“Maat hoever zijde???”En een minuut later: “W
oensdag moet er gereden worden!”
Later die middag om 16:15 uur vindt er een telefoongesprek plaats tussen de verdachte en [naam medeverdachte 2] waarin onder meer wordt gezegd:
[naam medeverdachte 2] : Ik heb nog niemand!
[naam verdachte] : En nou?
[naam medeverdachte 2] : Ja niet nou, dat heb ik laatste keer al gehad. Het is een heel ander verhaal daar moet ik iemand anders voor uitzoeken en die jongen die ik had, ik zeg zo en zo, die vroeg wat zit erin? Wat is de hoofdlading, de echte lading, snap je! Dat is belangrijk. (…) Maar hun zeggen en dat heb ik het eerste gesprek al aangegeven geen bananen! Dat heb ik eerste gesprek al gezegd en deze jongens het eerste wat ze roepen we willen best maar niet … snap je wat ik bedoel? Op de oude manier kan wel dat is helemaal geen probleem (…).
[naam verdachte] : Ja oké zullen we morgenvroeg even bij elkaar komen?
En op 28 oktober 2019 om 12:01 uur sms’t de verdachte naar [naam medeverdachte 2] :
En maat? Wat kunnen doen??
Kort daarna, om 12:32 uur belt de verdachte naar [naam medeverdachte 2] en wordt onder meer het volgende gezegd:
[naam medeverdachte 2] : ik heb nog niemand op die manier hoor
[naam verdachte] : nee? Klote
[naam medeverdachte 2] : zoals hij het wil is het niet te doen
[naam verdachte] : oke
[naam medeverdachte 2] : niet bij mij vandaan in ieder geval (..) als er wat is dan laat ik het weten
[naam verdachte] : ja kunnen gelijk gas geven. Doe er maar even voor werken
[naam medeverdachte 2] ik doe mijn best
[naam medeverdachte 3] heeft verklaard dat hij door [naam medeverdachte 1] eveneens was gevraagd om deze container te (laten) vervoeren. Hij heeft (onder andere) in verband met die opdracht een vrachtwagen gehuurd. In een telefoongesprek dat [naam medeverdachte 3] heeft op 3 november 2019 met [naam 3] , heeft hij onder meer gezegd: “
Weet jij iemand die een bakkie op kan halen vandaag in Rotterdam. Oppakken en dan neerzetten in [plaatsnaam 1] .”
Enkele weken later, op 15 november 2019, hebben de verdachte en [naam medeverdachte 2] het (hiervoor eerder aangehaalde) telefoongesprek gevoerd waarbij onder meer is gezegd:
[naam medeverdachte 2] : nee maar laten we eerlijk zijn, er werd geroepen van het zijn een paar sporttassen en als je kijkt wat er natuurlijk is opgepakt, dat zit niet in sporttassen. Snap je wat ik bedoel dat contrast is zo groot he!
[naam verdachte] : jaja
Conclusie
Gelet op het voorgaande wordt vastgesteld dat de verdachte ook ten aanzien van deze container voorbereidingshandelingen heeft verricht met het oog op de (verlengde) invoer van 751,9 kilogram cocaïne in Nederland, ten dienste van [naam medeverdachte 1] . Blijkens de telefoongesprekken en Sms-berichten is de verdachte actief op zoek geweest naar een vervoerder voor de container. Hierbij heeft hij op vrijdag 25 oktober 2019 specifiek aangegeven dat er op ‘woensdag’ gereden moest worden terwijl het schip met de bewuste container op dinsdag 29 oktober 2019 in de Rotterdamse haven zou aankomen. Gelet op de benodigde tijd om de containers te lossen sluit dit goed op elkaar aan. Ook ditmaal was het kennelijk de bedoeling de cocaïne in de loods van de verdachte in [plaatsnaam 1] uit te halen.
Ten aanzien van de wetenschap van de verdachte van de aanwezigheid van de lading cocaïne wordt verwezen naar hetgeen hieromtrent hiervoor is overwogen ten aanzien van de eerste container, alsmede de hiervoor geciteerde uitwerking van het telefoongesprek tussen de verdachte en [naam medeverdachte 2] op 25 oktober 2019.
4.1.4.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte het subsidiair onder 1 ten laste gelegde feit tezamen en in vereniging met anderen heeft begaan.
4.2.
Bewijswaardering feit 2: voorbereidingshandelingen Opiumwet
4.2.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor het ten laste gelegde feit. De verdachte heeft gedurende de maanden voorafgaand aan de inval geen gebruik gemaakt van de door hem gehuurde loods. Er is geen bewijs van wetenschap bij de verdachte als het gaat om overtreding van de Opiumwet. Uit de bewijsmiddelen kan niet worden vastgesteld dat de verdachte wist dat er 200 kilo MAPA zou worden afgeleverd bij de loods. Er is slechts door [naam medeverdachte 1] aan de verdachte gevraagd om enkele pakketten aan te laten komen in de loods en daar zou hij € 500,00 voor ontvangen. [naam medeverdachte 1] heeft ook de sleutel gekregen van de verdachte. Er is sprake van verontschuldigbare onbewustheid aan de zijde van de verdachte.
4.2.2.
Beoordeling door de rechtbank
Juridisch kaderArtikel 10a van de Opiumwet betreft een zelfstandig delict met een eigen karakter. Dat komt tot uiting in de subjectieve bestanddelen van de delictsomschrijving. De dader moet niet alleen weten of ernstige reden hebben om te vermoeden dat de goederen die hij voorhanden heeft, bestemd zijn voor het plegen van een delict als bedoeld in artikel 10, vierde of vijfde lid, van de Opiumwet, hij moet de goederen ook voorhanden hebben om een dergelijk delict voor te bereiden of te bevorderen. Alleen wetenschap hebben van de criminele bestemming van de goederen is niet steeds voldoende. Daarnaast moet er ook opzet op voorbereiden of bevorderen zijn. Voorwaardelijk opzet is in dat verband voldoende.
Feiten en omstandighedenVast staat dat er op maandag 4 november 2019 een pallet met daarop acht dozen is aangetroffen bij het bedrijf [naam bedrijf 4] te [vestigingsplaats bedrijf 4] , die vervoerd had moeten worden naar het adres [adres 1] . Dit adres betreft een loods die wordt gehuurd door de verdachte. Op dit adres is het bedrijf van verdachte, [naam bedrijf 5] , gevestigd.
In de acht dozen zat een poeder, waarvan door het NFI is vastgesteld dat het Methyl 3-oxo-2-fenylbutanoaat (hierna: MAPA) bevat. In relatie tot synthetische drugs wordt MAPA gebruikt voor de vervaardiging van BMK, een grondstof voor amfetamine of metamfetamine.
De dozen zijn afkomstig van [naam bedrijf 6] te China, en zouden Polyvinylidine Fluoride bevatten, een kunststof toegepast in bijvoorbeeld buizen of platen. Volgens de vrachtbrief bevatten de dozen echter ‘
specerijen’. De verzending is via het bedrijf [naam bedrijf 7] te Duitsland gegaan, een bedrijf dat handelt in verlichting.
Op 1 november 2019 heeft [naam medeverdachte 1] gebeld naar het bedrijf [naam bedrijf 4] als “ [naam 4] ” om te informeren naar de aflevering van de dozen. Op dezelfde dag is er teruggebeld door een medewerker van het bedrijf en gevraagd naar het afleveradres. [naam medeverdachte 1] heeft het adres van de loods opgegeven, onder de bedrijfsnaam [naam bedrijf 5] . In een daaropvolgend gesprek heeft [naam medeverdachte 1] de postcode, emailadres, btw-nummer en KVK-nummer opgegeven.
Op 2 november 2019 heeft de verdachte naar het bedrijf [naam bedrijf 4] gebeld en heeft hij een andere bedrijfsnaam opgegeven, [naam bedrijf 8], gevestigd op hetzelfde adres. Vervolgens heeft de verdachte een Sms-bericht gestuurd met de bedrijfsgegevens.
Op 4 en 5 november 2019 heeft de verdachte opnieuw met het bedrijf [naam bedrijf 4] gebeld om te informeren naar het bezorgmoment en om aan te dringen op een spoedige aflevering.
Op 25 november 2019 is de loods doorzocht door de politie. In de opslagruimte zijn allerlei materialen aangetroffen die samen kunnen hangen met het fabriceren van verdovende middelen, zoals jerrycans met zoutzuur, blikken met aceton, twee klemdekselvaten en branders. Op de goederen is PMK en MDMA aangetroffen.
Getuige [naam getuige 2] , werkzaam in het pand aan [adres 2] , aangrenzend aan de loods aan [adres 1] , heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat de verhuurder van de loods die werd gehuurd door de verdachte, het pand niet in kon omdat de verdachte de sloten had verwisseld. Verder heeft de getuige de verdachte voorafgaand aan de inval gebeld omdat er een zoetachtige brandlucht hing. In de loods was het een bende en rook de getuige de geur heel sterk.
Getuige [naam getuige 3] , eveneens werkzaam in het pand aan [adres 2] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat hij een aantal keren voorafgaand aan de inval een vreemde lucht heeft geroken.
De verdachte heeft verklaard dat [naam medeverdachte 1] een zending van TNT aan wilde laten komen bij de loods aan [adres 1] . De verdachte zou daarvoor € 500,00 ontvangen. [naam medeverdachte 1] kwam dan de sleutel halen bij de verdachte, wachtte in de loods en bracht de sleutel dan ’s avonds terug. De verdachte heeft verklaard dat hij daar zelf vanaf augustus niet meer is geweest, en dat alleen hij en de eigenaar van de loods een sleutel hebben. Hij wist niet wat er in de pakketten zat.
De verklaring van de verdachte dat hij de loods slechts ter beschikking heeft gesteld aan [naam medeverdachte 1] voor de aflevering van de dozen, en dat hij verder niet wist wat daarin zat, gelooft de rechtbank niet. Uit de verklaring van [naam getuige 3] en [naam getuige 2] blijkt dat de sloten waren verwisseld en dat er meer dan eens sprake was van een zoete brandlucht/vreemde geur uit de loods. Een dergelijke geur kan zeker wel samengaan met het fabriceren van verdovende middelen. Daarvan was de verdachte op de hoogte nu hij ter plaatse moest komen vanwege klachten van de buren. Daarnaast acht de rechtbank een ‘fooi’ van € 500,00 buitensporig om enkel een aantal dozen aan te mogen laten komen bij loods, die volgens de verklaring van de verdachte zelf, niet meer door de verdachte wordt gebruikt, maar uitsluitend door een ander. Verder verklaart de afspraak tussen [naam medeverdachte 1] en de verdachte niet waarom de verdachte zich actief heeft bemoeid met het afleveren van de dozen door meermaals contact op te nemen met de vervoerder. Ten slotte heeft de verdachte zich in dezelfde periode ten dienste van [naam medeverdachte 1] schuldig gemaakt aan de voorbereidings- bevorderingshandelingen van de invoer van andere verdovende middelen, namelijk cocaïne. Dat maakt dat hij wist dat de inhoud van de dozen strafbaar was.
De hierboven weergegeven feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, leveren voldoende wettig en overtuigend bewijs op voor de conclusie dat de verdachte wetenschap had van de inhoud van de dozen. De rechtbank neemt hierbij ook in overweging dat de verdachte zich samen met [naam medeverdachte 1] heeft beziggehouden met de voorbereiding van de invoer van cocaïne, waarbij de containers moesten worden afgeleverd bij de loods aan [adres 1] , zoals in de vorige paragrafen reeds overwogen.
Conclusie
Op grond van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de verdachte heeft getracht stoffen te verkrijgen, terwijl hij ernstige redenen had te vermoeden dat die stoffen bestemd waren voor de productie van (synthetische) drugs. Daarmee heeft de verdachte voorwaardelijk opzet gehad op de voorbereiding en/of bevordering van de productie van (synthetische) drugs.
MedeplegenTussen de verdachte en – in ieder geval – [naam medeverdachte 1] bestond een nauwe en bewuste samenwerking. Die samenwerking bestond uit het nauwe overleg tussen de medepleger, de verdachte en de vervoerder, waarbij de verdachte een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de voorbereidingshandelingen die hem ten laste zijn gelegd, zodat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen acht dat verdachte het bewezen verklaarde feit tezamen en in vereniging met één of meer anderen heeft gepleegd.
4.2.3.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte tezamen en in vereniging met één of meer anderen het ten laste gelegde feit heeft begaan.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder subsidiair onder 1 ten laste gelegde en het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1. zaaksdossier C07)
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 15 oktober 2019
tot en met 3 november 2019 te [plaatsnaam 2] , althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met anderen,
om een feit, bedoeld in het vierde en vijfde lid van artikel 10 van de
Opiumwet, te weten het binnen het grondgebied van Nederland brengen en/of
vervoeren van een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, in elk
geval (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I,
(telkens) voor te bereiden en/of te bevorderen, (telkens)
- een of meer anderen heeft getracht te bewegen om die feit(en) te
plegen, te doen plegen, mede te plegen en/of om daarbij
behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen
te verschaffen en
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en inlichtingen tot het
plegen van die feit(en) hebben getracht te verschaffen
- ( daartoe)vervoermiddelen,voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had
om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het feit
immers, heeft/hebben verdachte(n) en/of (een of meer van) zijn/hun
mededader(s), (telkens) daartoe
- ( meermalen) telefonisch contact gehad (al dan niet via sms)
(waarin versluierd en/of verhullend gesproken werd) over het vervoer van de
container, het (ruim) betalen voor het vervoer van de container en het
regelen van chauffeurs en
- ( meermalen) afspraken gemaakt (om informatie uit te wisselen en/of te delen
en/of door te geven) over het vervoer van de container, het (ruim) betalen
voor het vervoer van de container en het regelen van (een) chauffeur(s) en/of
- ( meermalen) ontmoetingen en/of besprekingen gehad, onder andere te
Neerijnen, op 15 oktober 2019;
2. ( zaaksdossier C10)
hij in of omstreeks de periode 1 november 2019 tot en met 5 november 2019,
te [plaatsnaam 3] en/of [plaatsnaam 4] en/of [plaatsnaam 5] en/of [plaatsnaam 1] , althans in
Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens) om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van
de Opiumwet,
te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, afleveren,
verstrekken, vervoeren en/of vervaardigen van (een) hoeveelhe(i)d(en)
amfetamine en/of metamfetamine en/of MDMA (XTC), in elk geval van een middel
vermeld op lijst I, zijnde (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet
behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a
van die wet,
voor te bereiden en/of te bevorderen:
- een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen
en/of
  • zich en/of een ander of anderen gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft/hebben getracht te verschaffen en/of te verschaffen en/of
  • voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft/hebben gehad waarvan hij wist of ernstige reden had te vermoeden, dat dat/die zij bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en)
immers heeft/hebben hij en/of zijn mededader(s) tezamen en in vereniging met
elkaar, althans een ieder voor zich, toen en daar opzettelijk (meermalen):
- ( (een) stof(fen), te weten (ongeveer) 200 kilogram MAPA (methyl 3-oxo-2-fenylbutanoaat), in elk geval een hoeveelheid, MAPA (methyl 3-oxo-2-fenylbutanoaat), welke stof benodigd is, althans kan worden gebruikt bij/voor de bereiding en/of verwerking en/of vervaardiging van BMK (benzylmethylketon), een grondstof voor de productie van amfetamine of metamfetamine, in elk geval een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I,
besteld en/of vervoerd en/of opgeslagen en/of verpakt en/of bereid en/of
bewerkt en/of verwerkt en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of gekocht en/of
verkocht en/of gefinancierd en/of ter beschikking gesteld en/of voorhanden
gehad en/of
doen/laten bestellen en/of vervoeren en/of opslaan en/of verpakken en/of
bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of afleveren en/of verstrekken
en/of kopen en/of verkopen en/of financieren en/of ter beschikking stellen
en/of voorhanden hebben en/of
  • (telefonische) contact(en) en/of (een) ontmoeting(en) gehad en/of (een) bespreking(en) gevoerd en/of afspra(a) k (en) gemaakt met een of meer (mogelijke) producent(en), leverancier(s), transporteur(s), financier(s), afnemer(s), tussenperso(o)n(en), verlener(s) van hand- en spandiensten en/of ander(en) met betrekking tot de hoeveelheid, prijs, kwaliteit, levering, betaling, verpakking, opslag en/of het vervoer van (ongeveer) 200 kilogram MAPA (methyl 3-oxo-2-fenylbutanoaat), in elk geval een hoeveelheid MAPA (methyl 3-oxo-2-fenylbutanoaat),
  • de bedrijfsgegevens en zijn loods ter beschikking gesteld en zich voorgedaan als eigenaar van het bedrijf van zijn mededader waar het pakket met de dozen met inhoud (ongeveer) 200 kilogram MAPA dienden te worden afgeleverd.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
feit 1: om een feit, bedoeld in het vierde/vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en of te bevorderen, een ander trachten te bewegen om dat feit te plegen/te doen plegen/mede te plegen en een ander trachten te bewegen om daarbij behulpzaam te zijn en om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en vervoermiddelen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 2: om een feit, bedoeld in het vierde/vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en of te bevorderen, voorwerpen en stoffen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft in de periode van 15 oktober 2019 tot en met 3 november 2019 voorbereidingshandelingen gepleegd omtrent de invoer van cocaïne. Zo heeft hij chauffeurs proberen te regelen om twee containers met cocaïne te vervoeren vanuit de haven van Rotterdam naar [plaatsnaam 1] , alwaar de verdachte een loods huurt. Er zat in totaal bijna 1.600 kilo cocaïne in de twee containers die afkomstig waren uit Ecuador. Gezien de enorme hoeveelheid ingevoerde cocaïne, moet deze bestemd zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. De verdachte heeft met zijn handelen een bijdrage geleverd aan de instandhouding van de criminele drugshandel.
Daarnaast heeft de verdachte zich in de periode van 1 november 2019 tot en met 5 november 2019 schuldig gemaakt aan voorbereidingshandelingen omtrent de productie van synthetische drugs. Hij heeft zijn loods in [plaatsnaam 1] ter beschikking gesteld als afleveradres voor de 200 kilo MAPA, zijnde een stof die wordt gebruikt voor de vervaardiging van BMK, een grondstof voor amfetamine en/of metamfetamine. Verder zijn er in de loods nog allerlei andere materialen aangetroffen die samen kunnen hangen met het fabriceren van verdovende middelen.
De handel in verdovende middelen en synthetische drugs vormen een bedreiging voor de volksgezondheid. Bovendien versterkt het de geweldsspiraal die met deze handel in binnen- en buitenland gepaard gaat. Ook wordt Nederland in de wereld gezien als drugs transit/traffic land met alle negatieve (diplomatieke en economische) gevolgen van dien. Om die reden dient tegen drugscriminaliteit streng te worden opgetreden. De verdachte speelt daarbij een faciliterende rol uit geld te verdienen en draagt op die manier bij aan zware drugscriminaliteit.
De rechtbank houdt rekening met het feit dat de verdachte een bemiddelende en/of faciliterende rol heeft gehad en niet wordt gezien als belangrijke uitvoerder.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
7 oktober 2021, waaruit blijkt dat de verdachte in het recente verleden niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een forse gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden. Tevens zal de rechtbank de gevangenneming van de verdachte bevelen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 10a van de Opiumwet.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het primair onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het subsidiair onder 1 ten laste gelegde feit en het onder 2 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) jaar en 6 (zes) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beveelt de gevangenneming van de verdachte. Deze beslissing is afzonderlijk geminuteerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A. Boer, voorzitter,
en mrs. D. van Dooren en A.M. van der Leeden, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. den Haan, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1. zaaksdossier C07)
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 15 oktober 2019
tot en met 3 november 2019 te [plaatsnaam 2] , althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een ) ander (en), althans alleen,
(telkens ) opzettelijk
binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht
- ( ongeveer) 803,683 kilogram cocaïne (op of omstreeks 15 oktober 2019) en/of
- ( ongeveer) 751,9 kilogram cocaïne (op of omstreeks 29 oktober 2019)
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde
cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan
wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 15 oktober 2019
tot en met 3 november 2019 te [plaatsnaam 2] , althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde en vijfde lid van artikel 10 van de
Opiumwet, te weten het binnen het grondgebied van Nederland brengen en/of
vervoeren van een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, in elk
geval (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I,
(telkens) voor te bereiden en/of te bevorderen, (telkens)
- een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te
plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij
behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen
te verschaffen en/of
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het
plegen van dat/die feit(en) heeft/hebben getracht te verschaffen en/of
- ( daartoe) voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden of andere
betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had
om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het feit
immers, heeft/hebben verdachte(n) en/of (een of meer van) zijn/hun
mededader(s), (telkens) daartoe
- ( meermalen) met elkaar telefonisch contact gehad (al dan niet via sms)
(waarin versluierd en/of verhullend gesproken werd) over het vervoer van de
container, het (ruim) betalen voor het vervoer van de container en het
regelen van chauffeurs en/of
- ( meermalen) afspraken gemaakt (om informatie uit te wisselen en/of te delen
en/of door te geven) over het vervoer van de container, het (ruim) betalen
voor het vervoer van de container en het regelen van (een) chauffeur(s) en/of
- ( meermalen) ontmoetingen en/of besprekingen gehad, onder andere te
Neerijnen, op 15 oktober 2019
2. ( zaaksdossier C10)
hij in of omstreeks de periode 1 november 2019 tot en met 5 november 2019,
te [plaatsnaam 3] en/of [plaatsnaam 4] en/of [plaatsnaam 5] en/of [plaatsnaam 1] , althans in
Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens) om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van
de Opiumwet,
te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, afleveren,
verstrekken, vervoeren en/of vervaardigen van (een) hoeveelhe(i)d(en)
amfetamine en/of metamfetamine en/of MDMA (XTC), in elk geval van een middel
vermeld op lijst I, zijnde (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet
behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a
van die wet,
voor te bereiden en/of te bevorderen:
- een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen
en/of
  • zich en/of een ander of anderen gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft/hebben getracht te verschaffen en/of te verschaffen en/of
  • voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft/hebben gehad waarvan hij wist of ernstige reden had te vermoeden, dat dat/die zij bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en)
immers heeft/hebben hij en/of zijn mededader(s) tezamen en in vereniging met
elkaar, althans een ieder voor zich, toen en daar opzettelijk (meermalen):
- ( (een) stof(fen), te weten (ongeveer) 200 kilogram MAPA (methyl 3-oxo-2-fenylbutanoaat), in elk geval een hoeveelheid, MAPA (methyl 3-oxo-2-fenylbutanoaat), welke stof benodigd is, althans kan worden gebruikt bij/voor de bereiding en/of verwerking en/of vervaardiging van BMK (benzylmethylketon), een grondstof voor de productie van amfetamine of metamfetamine, in elk geval een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I,
besteld en/of vervoerd en/of opgeslagen en/of verpakt en/of bereid en/of
bewerkt en/of verwerkt en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of gekocht en/of
verkocht en/of gefinancierd en/of ter beschikking gesteld en/of voorhanden
gehad en/of
doen/laten bestellen en/of vervoeren en/of opslaan en/of verpakken en/of
bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of afleveren en/of verstrekken
en/of kopen en/of verkopen en/of financieren en/of ter beschikking stellen
en/of voorhanden hebben en/of
  • (telefonische) contact(en) en/of (een) ontmoeting(en) gehad en/of (een) bespreking(en) gevoerd en/of afspra(a) k (en) gemaakt met een of meer (mogelijke) producent(en), leverancier(s), transporteur(s), financier(s), afnemer(s), tussenperso(o)n(en), verlener(s) van hand- en spandiensten en/of ander(en) met betrekking tot de hoeveelheid, prijs, kwaliteit, levering, betaling, verpakking, opslag en/of het vervoer van (ongeveer) 200 kilogram MAPA (methyl 3-oxo-2-fenylbutanoaat), in elk geval een hoeveelheid MAPA (methyl 3-oxo-2-fenylbutanoaat),
  • de bedrijfsgegevens en zijn loods ter beschikking gesteld en zich voorgedaan als eigenaar van het bedrijf van zijn mededader waar het pakket met de dozen met inhoud (ongeveer) 200 kilogram MAPA dienden te worden afgeleverd.