ECLI:NL:RBROT:2021:12330

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 december 2021
Publicatiedatum
15 december 2021
Zaaknummer
10/960022-19; 10/960076-21 (gev. ttz)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis van de rechtbank Rotterdam inzake vuurwapenhandel en criminele organisatie

Op 14 december 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij de invoer van vuurwapens, deelname aan een criminele organisatie en voorbereidingshandelingen voor de productie van synthetische drugs. De verdachte werd beschuldigd van het deelnemen aan een criminele organisatie die zich bezighield met de grootschalige aankoop en invoer van vuurwapens vanuit Slowakije naar Nederland. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen in de periode van 22 mei 2015 tot en met 19 januari 2016 betrokken was bij de aankoop van 76 vuurwapens, waarvan een deel in Nederland is aangetroffen en omgebouwd tot scherp schietende wapens. Daarnaast heeft de verdachte op 8 mei 2019 voorbereidingshandelingen gepleegd voor de productie van MDMA door microcellulose, een bindmiddel voor XTC, te vervoeren. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar, waarbij de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in de criminele organisatie zwaar hebben meegewogen. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verdachte in het bezit was van vuurwapens en munitie, en dat hij een jammer heeft aangelegd zonder vergunning. De uitspraak benadrukt de ernst van de betrokkenheid bij de vuurwapenhandel en de productie van verdovende middelen, en de negatieve impact daarvan op de samenleving.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummers: 10/960022-19; 10/960076-21 (gev. ttz)
Datum uitspraak: 14 december 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] ,
raadsman mr. R.B.J.G. Baggen, advocaat te Arnhem.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 13 oktober 2021, 14 oktober 2021,
10 november 2021 en 14 december 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. De tenlastelegging met parketnummer 10/960022-19 is op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officieren van justitie aangepast.

3..Eis officieren van justitie

De officieren van justitie mrs. E. van Doorn en S. Kubicz hebben gevorderd:
  • bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten, bestaande uit -in het kort- de deelname aan een criminele organisatie met het oogmerk tot het plegen van misdrijven in de zin van de Wet Wapens en Munitie, het medeplegen van de invoer van 76 vuurwapens in Nederland, het voorhanden hebben van twee pistolen met munitie, het medeplegen van voorbereidingshandelingen tot het opzettelijk bereiden of vervaardigen van een middel op lijst 1 van de Opiumwet door 45 kilo cellulose te hebben afgeleverd of verstrekt en het voorhanden hebben van een jammer;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren met aftrek van voorarrest.

4..Waardering van het bewijs

Inhoudsopgave
De rechtbank heeft bij de beoordeling van de verdenkingen de hierna genoemde volgorde aangehouden:
4.1.
Algemene overwegingen
4.2.
Bewijswaardering vuurwapenhandel: feit 2 (10/960022-19)
4.3.
Bewijswaardering criminele organisatie: feit 1 (10/960022-19)
4.4.
Bewijswaardering voorbereidingshandelingen Opiumwet: feit 2 (10/960076-21)
4.5.
Bewijswaardering voorhanden hebben wapens en patronen: feit 1 (10/960076-21)
4.6.
Bewijswaardering bezit van een jammer: feit 3 (10-960076-21)
4.7.
Bewezenverklaring
4.1.
Algemene overwegingen
4.1.1.
Aanleiding onderzoek
Op 23 mei 2016 heeft er een doorzoeking plaatsgevonden bij de firma [naam bedrijf] te Slowakije (hierna: [naam bedrijf] ). In de daarbij inbeslaggenomen verkoopadministratie stonden diverse Nederlanders geregistreerd als kopers van (semi-) automatische onklaar gemaakte vuurwapens, waaronder:
  • [naam medeverdachte] met ID-nummer [ID-nummer 1] ;
  • [naam medeverdachte 2] met ID-nummer [ID-nummer 2] en rijbewijsnummer [rijbewijsnummer 1] ;
  • [naam 1] met rijbewijsnummer [rijbewijsnummer 2] ;
  • [naam 2] met paspoortnummer [paspoortnummer] .
Naar aanleiding van een aantal vondsten van bij [naam bedrijf] gekochte wapens in andere Europese landen, onder meer bij terroristische aanslagen en liquidaties, is in 2016 een Joint Investigation Team (hierna: JIT) gestart, waar ook Nederland onderdeel van uitmaakte. In het kader van dit JIT is op 24 september 2018 een kopie van de volledige administratie van [naam bedrijf] ontvangen door Europol. Deze informatie is aanleiding geweest voor de start van onderzoek 26Glenwood in begin 2019.
4.1.2.
Omschrijving vuurwapens
In deze zaak is kortgezegd het verwijt dat de verdachten betrokken zijn bij de grootschalige aankoop van wapens en dat die wapens Nederland zijn binnengebracht vanuit Slowakije .
Volgens de Slowaakse wetgeving was het tot juli 2015 toegestaan om akoestische expansiewapens vrij te verkopen. Bij akoestische wapens worden in de loop van volledig functionerende vuurwapens versperringen aangebracht waarmee alleen knalpatronen kunnen worden afgevuurd. [1] Deze wapens kunnen echter op betrekkelijk eenvoudige en goedkope wijze weer geschikt worden gemaakt om er scherpe munitie mee af te vuren. Vanaf juli 2015 is het in Slowakije verboden om vuurwapens om te bouwen naar akoestische expansiewapens om te voorkomen dat deze wapens straffeloos kunnen worden gekocht en omgebouwd tot een vuurwapen. Vanaf dat moment is de verkoop van Flobert vuurwapens toegenomen.
Flobert vuurwapens zijn vuurwapens waarbij in de oorspronkelijke loop een insteekloop is geplaatst. Deze wapens zijn oorspronkelijk bedoeld voor kaliber 9mm patronen maar door de insteekloop zijn ze geschikt voor 6mm patronen.
Net als de akoestische wapens zijn Flobert vuurwapens vrij eenvoudig om te bouwen naar scherp schietende wapens waarbij ook geschoten kan worden met een groter kaliber.
In Nederland is het verboden om - kort samengevat - zonder verlof, consent en vergunning een akoestisch wapen of een Flobert vuurwapen voorhanden te hebben, in te voeren, te vervoeren of om te bouwen naar een vuurwapen.
Niet ter discussie staat dat de verdachte ten tijde van de verweten feiten niet beschikte over de vereiste vergunning en/of verlof om wapens voorhanden te mogen hebben, te mogen vervoeren of te mogen vervaardigen en/of te transformeren en dat hij geen consent had voor de invoer van vuurwapens.
4.1.3.
Gebruik identiteit [naam 1]
Op ten minste 11 momenten, onder meer op 22 mei 2015 en 19 januari 2016, zijn er op naam van Marcel [naam 1] (hierna: [naam 1] ) vuurwapens aangeschaft bij [naam bedrijf] te [vestigingsplaats bedrijf ] in Slowakije (hierna [naam bedrijf] ). Hierbij werd ter identificatie het Nederlandse rijbewijs met nummer [rijbewijsnummer 2] op naam van [naam 1] gebruikt. Het document staat sinds 25 juli 2012 als vermist opgegeven. Uit een aangifte van vermissing van [naam 1] blijkt dat hij het rijbewijs sinds 5 juli 2012 niet meer in zijn bezit heeft.
Op grond van de verklaringen van [naam 1] zelf, zijn werkgever, de uren- en ritregistratie van zijn werkgever en zijn pintransacties in Nederland ten tijde van de aankopen in Slowakije , is vast komen te staan dat een ander opzettelijk en wederrechtelijk gebruik heeft gemaakt van het rijbewijs van [naam 1] met het oogmerk om zijn eigen identiteit te verhullen en die van [naam 1] te misbruiken. [naam 1] heeft dus niets van doen met de hierna te bespreken aankoop van vuurwapens.
De rechtbank gaat ervan uit dat het criminele samenwerkingsverband dat het rijbewijs van [naam 1] wederrechtelijk heeft gebruikt bij de diverse aankopen van vuurwapens bij [naam bedrijf] in Slowakije , steeds dezelfde is. Dat een tot heden onbekend gebleven persoon of groep eveneens misbruik zou hebben gemaakt van de identiteit van [naam 1] is onwaarschijnlijk en daarvoor is geen enkele aanleiding te vinden in het dossier.
4.1.4.
Communicatie via PGP
Op 23 mei 2016 is medeverdachte [naam medeverdachte] (hierna: [naam medeverdachte] ) door de politie gecontroleerd in de omgeving van [naam bedrijf] in Slowakije . [naam medeverdachte] had onder andere een BlackBerry telefoon bij zich, waarmee hij volgens zijn eigen verklaring alleen e-mailberichten kon versturen en niet kon bellen. Uit onderzoek bleek dat het e-mailadres dat behoorde bij het IMEI-nummer van dit toestel betrof: [e-mailadres 1]
Op 27 augustus 2019 is onderzoek verricht in een door het NFI samengestelde dataset afkomstig uit de data van Ennetcom ten behoeve van onderzoek 26Glenwood, begrensd door de machtiging van de rechter-commissaris. Op de servers werd gezocht naar informatie over [e-mailadres 1] aan de hand van een gelijknamige zoekterm.
Uit onderzoek kwam een aantal berichten naar voren met betrekking tot vuurwapens, vuurwapenhandel of bezit van vuurwapens. Andere gebruikers hebben het adres [e-mailadres 1] opgeslagen als " [bijnaam 1 medeverdachte 1] " of “ [bijnaam 2 medeverdachte 1] ”. Verder lijkt uit OVC gesprekken tussen medeverdachte [naam medeverdachte 3] (hierna: [naam medeverdachte 3] ) en de verdachte alsof zij [naam medeverdachte] aanduiden als “
[bijnaam 1 medeverdachte 1]”.
Gezien het voorgaande en het feit dat de telefoon onder [naam medeverdachte] is aangetroffen, komt de rechtbank tot de conclusie dat het niet anders kan dan dat [naam medeverdachte] de gebruiker is geweest van het voornoemde e-mailadres en door de verdachte “
[bijnaam 1 medeverdachte 1]” werd genoemd.
Eén van de contacten waarmee het adres [e-mailadres 1] contact onderhield, is de gebruiker van het emailadres [e-mailadres 2] . Dit adres is opgeslagen in de telefoon van [naam medeverdachte] als “
[bijnaam verdachte]”. Uit onderzoek op de servers bleek dat 25 gebruikers dit e-mailadres hebben opgeslagen als contactpersoon, onder meer onder de namen “
[bijnaam 1]”, “
[bijnaam 2]” en “
[bijnaam 3]”. Hierbij overweegt de rechtbank dat de vader van de verdachte, [naam medeverdachte 3] , er om bekend staat vrijwel altijd een pet te dragen en dat zowel [bijnaam 1] als [bijnaam 3] een verbastering lijken van de voornaam van de verdachte. Verder blijkt deze gebruiker felicitaties met zijn verjaardag te ontvangen op [datum] , zijnde de geboortedag van de verdachte.
Al deze omstandigheden tezamen maken dat de rechtbank tot de conclusie komt dat het niet anders kan dan dat de verdachte de gebruiker is geweest van het e-mailadres [e-mailadres 2] en door [naam medeverdachte] “
[bijnaam verdachte]” werd genoemd.
4.2.
Bewijswaardering vuurwapenhandel: feit 2 (10/960022-19)
4.2.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de betrokkenheid van de verdachte bij de twee vuurwapenaankopen op 22 mei 2015 en 19 januari 2016 niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. De verdachte kan niet worden aangemerkt als pleger of medepleger omdat de door de jurisprudentie vereiste wezenlijke bijdrage van de verdachte ontbreekt.
4.2.2.
Beoordeling door de rechtbank
De verdachte wordt verweten dat hij in de periode van 22 mei 2015 tot en met 19 januari 2016 tezamen en in vereniging met anderen vuurwapens bij [naam bedrijf] heeft gekocht en/of verhandeld. Hieronder zal per datum ingegaan worden op de aankoop van vuurwapens en de betrokkenheid van de verdachte bij deze aankopen.
22 mei 2015
Uit de administratie van [naam bedrijf] blijkt dat er op 22 mei 2015 in totaal 61 akoestische expansiewapens zijn gekocht op naam van [naam 1] met rijbewijsnummer [rijbewijsnummer 2] . Het gaat om 2x Walther PP5 (9x19), 1x Walther CCP, 1x Steyer, 6x Walther P99 en 51x CZ VZ61. Tientallen wapens uit deze aankoop zijn in Nederland aangetroffen waarbij geldt dat de wapens waren omgebouwd tot scherpschietende wapens.
Op 31 mei 2015 heeft er via PGP een conversatie plaatsgevonden tussen [naam medeverdachte] middels de bijnaam “ [bijnaam 1 medeverdachte 1] ” en de verdachte middels de bijnaam “ [bijnaam verdachte] ”, zoals hiervoor overwogen. In dit gesprek vraagt de verdachte aan [naam medeverdachte] of hij
’25 Scorpio’kan brengen. [naam medeverdachte] geeft vervolgens aan dat hij dat kan. Met ‘
Scorpio’wordt meer dan vermoedelijk bedoeld een CZ VZ61 vuurwapen. Daarvan zijn er op 22 mei 2015 op naam van [naam 1] 51 stuks gekocht.
19 januari 2016
Op 19 januari 2016 zijn er – zo blijkt uit de administratie van [naam bedrijf] – in totaal 15 Flobert wapens (Walther P99) gekocht op naam van [naam 1] met rijbewijsnummer [rijbewijsnummer 2] . Van deze 15 wapens zijn er 7 opgedoken in Nederlandse strafrechtelijke onderzoeken en met één van deze wapens is een liquidatie uitgevoerd waarbij een dodelijk slachtoffer te betreuren viel. Het betreffen in alle bovenstaande gevallen vuurwapens die verkocht zijn als 6 mm Flobert wapens in Slowakije , maar ten tijde van inbeslagname scherpschietend waren en zijn omgebouwd tot 9 mm vuurwapens.
Medeverdachte [naam medeverdachte 2] (hierna: [naam medeverdachte 2] ) heeft bij de politie verklaard dat hij op 19 januari 2016 met [naam medeverdachte] naar [naam bedrijf] in Slowakije is gereden met een Audi Q7 om vuurwapens te kopen. [naam medeverdachte 2] is vervolgens alleen teruggereden met een Audi Q7 naar Nederland. [naam medeverdachte] is volgens [naam medeverdachte 2] vanaf Wenen teruggevlogen naar Nederland. Er zijn verschillende bewijsmiddelen die de verklaring van [naam medeverdachte 2] op dit punt ondersteunen. Zo heeft [naam medeverdachte 2] [naam 3] , de partner van [naam medeverdachte] , op 18 januari 2016 om 19:00 uur een sms-bericht gestuurd waarin door hem wordt gevraagd hoe laat [naam medeverdachte] bij hem is. [naam 3] geeft aan dat hij er rond 20:00 uur zal zijn. Daarnaast bevindt zich in het dossier een sms-bericht van [naam medeverdachte 2] aan zijn vriendin
[naam 4] , waaruit blijkt dat hij die avond is vertrokken en woensdag pas weer thuis is. Verder heeft [naam medeverdachte 2] zijn vader op 19 januari 2016 om 13:25 uur een sms-bericht gestuurd waarin staat hij op de terugweg is en dat hij rijdt in een Audi Q7.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat [naam medeverdachte] en [naam medeverdachte 2] op 19 januari 2016 de 15 Flobert wapens bij [naam bedrijf] hebben gekocht. Dat de verdachte hier ook bij betrokken is geweest blijkt uit het volgende.
Op 19 januari 2016 heeft er een conversatie via PGP plaatsgevonden tussen [naam medeverdachte] en de verdachte. [naam medeverdachte] heeft om 19:36 uur gestuurd dat hij geland is en de verdachte heeft hierna gevraagd of hij nog langs komt. Op 20 januari 2016 heeft [naam medeverdachte] naar de verdachte gestuurd: “
Ok heb ik verkocht is het een mooie”, waarop de verdachte heeft gereageerd:
“Ja is mooi met zwarte handvatjes”. Dit is opvallend omdat de Walther P99 een vuurwapen is met een zwart handvat. De verdachte heeft daarmee dus wetenschap van de aankoop die de dag ervoor in Slowakije heeft plaatsgevonden.
Daarna hebben er op 21 en 22 januari 2016 gesprekken tussen hen plaatsgevonden waarin onder andere wordt gevraagd wanneer de lopen klaar zijn, wat voor prijs ervoor moet worden betaald en is gesproken over het uithalen van flobert en nummers. Verder heeft de verdachte aan [naam medeverdachte] gevraagd:
“Heb jij al walthers verkocht ik ken een partijtje kwijt in 1 keer”. Uit het voorgaande blijkt duidelijk dat de gesprekken gaan over de wapens die op 19 januari 2016 door [naam medeverdachte] en [naam medeverdachte 2] zijn gekocht bij [naam bedrijf] .
De rechtbank is van oordeel dat de wapens die op 19 januari 2016 bij [naam bedrijf] zijn gekocht in het bezit zijn gekomen van [naam medeverdachte] en de verdachte met het doel om deze te verkopen, zonder dat hier een consent voor was afgegeven. Aangezien geen van deze wapens bij [naam medeverdachte] en/of de verdachte is aangetroffen, zijn deze – na door hen tezamen voorhanden te zijn geweest – overgedragen. Ditzelfde geldt voor de aankoop van de 61 akoestische expansiewapens op 22 mei 2015.
4.2.3.
Medeplegen
Uit de hiervoor geschetste handelswijze blijkt dat er sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen onder andere [naam medeverdachte] , [naam medeverdachte 2] en de verdachte. Zo zijn de momenten van de aankopen bepaald door [naam medeverdachte] , heeft [naam medeverdachte 2] het geld voor de aankopen van [naam medeverdachte] ontvangen, zijn [naam medeverdachte 3] en de verdachte in Slowakije aanwezig geweest bij de aankopen, en heeft de verdachte ook een aandeel in de doorverkoop van de wapens gehad.
4.2.4.
Beroep
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte een faciliterende rol had in de invoer, ombouw en handel in vuurwapens. Dat heeft de verdachte gezien de hoeveelheid vuurwapens en de frequentie van de inkoop en doorverkoop van de vuurwapens (onder meer) gedaan met het oog op financieel gewin. Gezien de PGP-gesprekken met medeverdachten, waarin onder meer wordt besproken voor welk bedrag de vuurwapens worden in- en doorverkocht, kan het niet anders dan dat de verdachte zich stelselmatig met het oog op financieel gewin of om in zijn onderhoud te voorzien heeft bezig gehouden met het medeplegen van de invoer van vuurwapens en hij daarvan dus een beroep heeft gemaakt.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte zich samen met anderen in de periode van 22 mei 2015 tot en met 19 januari 2016 schuldig heeft gemaakt aan de handel in vuurwapens en dat hij hiervan een beroep heeft gemaakt.
4.3.
Bewijswaardering criminele organisatie: feit 1 (10/960022-19)
4.3.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat er los van de hechte gezinssituatie van de verdachte met zijn broer, [naam medeverdachte] en vader, [naam medeverdachte 3] , geen sprake is van een samenwerkingsverband met elkaar en ook niet met medeverdachten [naam medeverdachte 2] , [naam medeverdachte 4] , de reeds veroordeelde [naam medeverdachte 5] en/of andere personen.
Uit de bewijsmiddelen blijkt niet dat de verdachte contact had met [naam medeverdachte 4] of een aandeel had bij het ombouwen van wapens. Er is geen bewijs waaruit kan worden opgemaakt dat de verdachte iets te maken had met de invoer van de wapens naar Nederland toe. Uit de bestelling van één wapen van het merk Ruger kan hieruit geen concrete rol worden afgeleid en is er ook geen sprake van stelselmatigheid van activiteiten, vereist om als deelnemer van een criminele organisatie te worden gezien.
Er is geen sprake van het vervullen van een sturende rol door de verdachte. Er zijn slechts enkele PGP-berichten verzonden en de inhoud was niet initiërend of sturend. [naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 5] verklaren niet over een belangrijke rol voor de verdachte: hij hing er een beetje bij. Uit OVC-gesprekken volgt dat de verdachte met derden veel praat, maar uit deze gespreken volgt niet dat hij een concreet aandeel had in een gedraging die de beweerdelijke organisatie ondersteunde. Voor zover de verdachte tijdens gesprekken iets zou hebben gezegd over zijn eigen rol, is dit aantoonbaar slechts grootspraak geweest.
Gezien het voorgaande heeft de verdachte niet deelgenomen aan een criminele organisatie en moet hij van dit feit worden vrijgesproken.
4.3.2.
Beoordeling door de rechtbank
Dit feit betreft de verdenking dat de verdachte heeft deelgenomen aan een criminele
organisatie (in de zin van de Wet wapens en munitie) in de periode van 1 januari 2015 tot en met 25 november 2019. De rechtbank dient allereerst de vraag te beantwoorden of sprake is van een criminele organisatie (en, zo ja, of de verdachte daaraan heeft deelgenomen.
Juridisch kader
Voor een bewezenverklaring van een criminele organisatie zoals bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) moet sprake zijn van een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur tussen twee of meer personen. Voor deelneming daaraan dient vast te staan dat de verdachte tot het samenwerkingsverband hoort of met gedragingen het samenwerkingsverband ondersteund die bijdragen aan het oogmerk van de organisatie. Kort gezegd dient, voor een bewezenverklaring, de verdachte deel uit te maken van de organisatie die handelt in wapens en levert hij daar een bijdrage aan en wist hij dat de organisatie het oogmerk heeft op het plegen van misdrijven.
Structuur, duurzaamheid en oogmerk
Zoals uit de overige inhoud van dit vonnis blijkt, is bewezen verklaard – kort gezegd – dat de verdachte samen met anderen gedurende een langere periode strafbare feiten heeft gepleegd die kort worden omschreven als vuurwapenhandel. Dit is hiervoor onder 4.2. overwogen. Uit hetgeen daar is omschreven volgt al dat er sprake is van een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband in de periode van 22 mei 2015 tot en met 8 mei 2019.
Verder geldt het volgende. Het onderzoek van de politie naar de invoer van vuurwapens vanuit Slowakije naar Nederland heeft bijna 5 jaar geduurd. Uit de bewijsmiddelen blijkt kortweg dat eerst [naam medeverdachte 2] (11 aankopen tussen 31 januari 2015 en 13 juni 2018) en later [naam medeverdachte 5] (7 aankopen tussen 4 juli 2018 en 26 januari 2019) heeft opgetreden als koper van de vuurwapens in Slowakije . De vuurwapens zijn naar Nederland vervoerd en verkocht in het illegale circuit nadat ze waren omgebouwd om scherpe munitie te kunnen verschieten.
Voor 23 mei 2016 was voornamelijk [naam medeverdachte] fysiek betrokken bij de aankopen in Slowakije , daarna [naam medeverdachte 3] en de verdachte, zo blijkt uit de verklaring van [naam medeverdachte 2] . De betrokkenheid van de verdachte bij de vuurwapenhandel blijkt verder onder meer uit het volgende. De verdachte heeft een auto gehuurd waarmee [naam medeverdachte 2] naar Slowakije is gereden om de wapens te kopen. De verdachte is samen met zijn vader [naam medeverdachte 3] aanwezig geweest in Slowakije ten tijde van vuurwapenaankopen op naam van [naam medeverdachte 2] . Verder is hij fysiek bij de aanschaf en overdracht van de vuurwapens betrokken geweest en heeft hij de dozen met wapens in het voertuig geplaatst waarmee hij en zijn vader naar Slowakije waren gereisd. Hierbij is de verdachte bij bepaalde aankopen mee de winkel in gegaan, bestelde hij zelf een exclusief vuurwapen (een Ruger uit Amerika) en heeft hij de wapens van [naam medeverdachte 2] in ontvangst genomen nadat [naam medeverdachte 2] die had gekocht in de winkel.
Verder blijkt uit de historische telefoongegevens van de verdachte dat hij betrokken is geweest bij ontmoetingen tussen [naam medeverdachte 5] en [naam medeverdachte 4] . Ook blijkt uit OVC-gesprekken, onder meer tussen [naam medeverdachte 3] en de verdachte, maar ook tussen de verdachte en anderen, dat de verdachte informatie heeft gekregen en doorgegeven over de kosten van het ombouwen van de vuurwapens en de doorverkoopprijzen.
Verder heeft de verdachte gebruik gemaakt van een PGP telefoon waarmee via Ennetcomsoftware versleuteld gecommuniceerd kon worden met anderen. De verdachte heeft, zoals hiervoor reeds overwogen, gebruik gemaakt van het e-mailadres [e-mailadres 2] en heeft onder meer met zijn broer [naam medeverdachte] over vuurwapens gecommuniceerd. Dit blijkt uit de berichten over “
25 scorpio”, “
magazijnen”, “
een houder voor een mp5”, “
nieuwste CZ 19 shots in koffer rond 2 ruggen”, en “
Walther P99 in partij voor 2250”.
Hieruit blijkt dat voornoemde strafbare feiten in een gestructureerd samenwerkingsverband hebben plaatsgevonden en dat die samenwerking bovendien een duurzaam karakter had. Kortom, er was sprake van een criminele organisatie die tot oogmerk had het plegen van misdrijven als bedoeld in de Wet wapens en munitie.
Rol van de verdachte
De verdediging heeft betoogd dat ten aanzien van de verdachte slechts sprake is van een geringe rol in het geheel. De rechtbank onderkent dat de bewezen rol van de verdachte een minder leidinggevende rol is dan die van een aantal van zijn medeverdachten maar acht die voldoende substantieel om van deelneming aan het georganiseerde verband te kunnen spreken.
4.3.3.
Conclusie
Concluderend acht de rechtbank op grond van uit de in de bewijsbijlage opgenomen bewijsmiddelen en wat hiervoor is overwogen, dat wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte – kort gezegd – heeft deelgenomen aan een criminele organisatie, op de wijze zoals hierna in de rubriek ‘bewezenverklaring’ nader aangeduid. De criminele organisatie werd gevormd door in ieder geval verdachte, zijn broer [naam medeverdachte] , zijn vader [naam medeverdachte 3] , [naam medeverdachte 5] en [naam medeverdachte 2] .
4.4.
Bewijswaardering voorbereidingshandelingen Opiumwet: feit 2 (10/960076-21)
4.4.1.
Standpunt verdediging
Door de verdediging is aangevoerd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het plegen van voorbereidingshandelingen voor het overtreden van de Opiumwet. Op grond van de feiten en omstandigheden kan niet met voldoende mate van zekerheid worden vastgesteld dat de verdachte op 8 mei 2019 wist en/of had behoren te weten dat er bindmiddel in de dozen zat en ook niet dat deze stof gebruikt zou worden bij de productie van XTC pillen.
4.4.2.
Beoordeling door de rechtbank
Op 8 mei 2019 heeft er een observatie plaatsgevonden. Hierbij is om 13:26 uur gezien dat de verdachte en een onbekende persoon die later is geïdentificeerd als [naam 5] , in aanwezigheid van [naam medeverdachte 3] , kartonnen dozen dragen vanuit de richting van de woonwagen van [naam medeverdachte 3] aan de [adres medeverdachte 3] naar een Ford Fiesta. Twee dozen zijn in de kofferbak geplaatst en één doos lijkt op de achterbank te worden geplaatst. Vervolgens is [naam 5] in de Ford Fiesta gestapt en weggereden. Hij heeft zijn auto om 13:37 uur aan de [adres 1] geparkeerd, waar [naam 5] even later naar binnen is gegaan. Om 13:48 uur zijn [naam 5] en een vrouw, die later is geïdentificeerd als [naam 6] , de partner van [naam 5] , de woning uitgekomen. [naam 5] heeft een bruine kartonnen doos van de achterbank van de Ford Fiesta gepakt en is met de doos de woning weer ingegaan. [naam 6] is vervolgens weggereden in de Ford Fiesta en is om 14:13 uur op de [straatnaam] te [plaatsnaam 1] staande gehouden door de politie. Zowel de auto als de woning aan de [adres 1] is vervolgens doorzocht. Bij deze doorzoekingen zijn onder meer 4 kg MDMA, 18 XTC pillen waaronder 14 XTC pillen met een “Ferrari”-logo, stempels (bestemd voor een tabletteermachine), kleurstoffen en een vuurwapen aangetroffen. In de drie dozen is in totaal (ongeveer) 45 kilo vermoedelijk microcellulose, een bindmiddel voor het maken van XTC pillen, aangetroffen.
Op 9 mei 2019 is er afluisterapparatuur geplaatst in een Volkswagen Polo ( [kentekennummer] ). Op 15 mei 2019 om 19.12 uur zaten de verdachte, [naam medeverdachte 3] , [naam medeverdachte] en [naam 5] in de auto, waarbij [naam medeverdachte 3] heeft gezegd:
[naam medeverdachte 3] : Voor niks komen ze niet op je dat kan niet. Een gewone politieauto kijkt daar niet in!
[naam verdachte] : Nee vooral niet bij een vrouw met kinderen in de auto.
[naam medeverdachte 3] : Nee joh. Ze hebben dozen gezein. Die hebben op gezeten met 4, 5 auto's die staan je op te wachten.
In het gesprek op 15 mei 2019 om 19.37 uur, waarbij [naam medeverdachte] in de auto is komen zitten, hebben de verdachte, [naam medeverdachte 3] , [naam medeverdachte] en [naam 5] de productie, de kleuren en de prijzen van synthetische drugs besproken.
Om 19.47 uur heeft het volgende gesprek plaatsgevonden:
[naam medeverdachte] : Ze hebben gewoon gegokt dat ze iets in die auto vonden. Normaal komen ze voor bindmiddel niet thuis. Je mag ze hebben, kom op hun weten niet dat het bindmiddel is.
[naam verdachte] : Nee en bindmiddel is niet strafbaar feit he!
[naam medeverdachte] : Hun weten niet dat het bindmiddel is in eerste instantie. Het is gewoon poeder dat je mag hebben. Het kan kleurstof zijn het kan van alles zijn.
[naam verdachte] : Gebeurd is gebeurd, het kon veel erger.
[naam medeverdachte] : Nou vooruit.
[naam medeverdachte 3] : Je kan het niet meer terugdraaien.
[naam verdachte] : Ik vond het ergste voor mijn vrouw.
Hieruit volgt dat de verdachte en [naam medeverdachte 3] op 8 mei 2019 de drie dozen met microcellulose hebben afgeleverd aan [naam 5] , dat zij wetenschap hebben gehad van de inhoud van die dozen en ook wisten waar het voor bedoeld was, namelijk voor het produceren van verdovende middelen. Dit geldt te meer nu de verdachte, [naam medeverdachte 3] ,
[naam medeverdachte] en [naam 5] op 15 mei 2019 hebben gesproken over “
rondjes”, “
voor 21 cent” met “
Red Bull”, “
wietblaadje” of “
Ferrari’s”, hetgeen door de politie herkend wordt als versluierd taalgebruik over XTC-pillen.
4.4.3.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte op 8 mei 2019 voorbereidingshandelingen heeft gepleegd voor het produceren van verdovende middelen.
4.5.
Bewijswaardering voorhanden hebben wapens en patronen: feit 1 (10/960076-21)
4.5.1.
Beoordeling door de rechtbank
Op 6 december 2016 heeft er in het kader van onderzoek Lahabra een doorzoeking plaatsgevonden in de woning van de verdachte aan de [adres 2] . Tijdens deze doorzoeking zijn twee vuurwapens (Umarex Walther PK380 en een Baretta 950-B) en munitie (9 traangaspatronen en 1 kogelpatroon) aangetroffen. De verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij alleen in de woning woont en niets van de vuurwapens af weet.
Dit laatste acht de rechtbank op grond van de omstandigheden zoals die door de politie ter plaatse zijn aangetroffen ongeloofwaardig en de rechtbank gaat er op grond van het voorgaande en bij het ontbreken van een aannemelijke verklaring van de verdachte vanuit dat hij weldegelijk wist van de vuurwapens en bijbehorende munitie in zijn woning en dat hij hierover de beschikkingsmacht heeft gehad.
4.5.2.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte 6 december 2016 twee wapens en munitie voorhanden heeft gehad.
4.6.
Bewijswaardering bezit van een jammer: feit 3 (10-960076-21)
4.6.1.
Beoordeling door de rechtbank
Op 25 november 2019 heeft er een doorzoeking plaatsgevonden in de woning van
[naam medeverdachte 3] aan de [adres medeverdachte 3] . Tijdens deze doorzoeking is een jammer aangetroffen. Ten tijde van de doorzoeking was de verdachte ook in deze woning aanwezig en is hier ook aangehouden. Uit het technisch rapport blijkt dat voor het gebruik van de jammer geen vergunning is verleend. Op basis van OVC-gesprekken blijkt dat de verdachte degene is geweest die de jammer heeft aangelegd en heeft gebruikt. Op 19 oktober 2019 heeft er een gesprek plaatsgevonden tussen onder andere de verdachte en [naam medeverdachte 3] waaruit blijkt dat de verdachte de jammer aan het testen is. Vervolgens heeft er op 30 oktober 2019 een gesprek plaatsgevonden waaruit blijkt dat de verdachte de jammer in China heeft aangekocht, en dat hij de jammer heeft aangesloten en dat
“alles toen plat ging”. De verdachte heeft de jammer dan ook opzettelijk aangelegd en gebruikt.
4.6.2.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte in de periode van 19 oktober 2019 tot en met 25 november 2019 een jammer – zonder vergunning – heeft aangelegd en gebruikt.
4.7.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan op die wijze dat:
10/960022-19
1. zaaksdossier C08)
hij in de periode van 1 januari 2015 tot en met 25 november 2019 te [plaatsnaam 1] en/of [plaatsnaam 2] en/of
[plaatsnaam 3] , althans in Nederland en/of in België en/of in Slowakije ,
heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten (onder andere) verdachte zelf en de medeverdachten
[naam medeverdachte 3] en [naam medeverdachte] en [naam 2] en [naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 4] ,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van een of meer misdrijven als bedoeld in:
  • artikel 14 Wet wapens en munitie en;
  • artikel 9 Wet wapens en munitie en;
  • artikel 22 Wet wapens en munitie en
  • artikel 26 Wet wapens en munitie en;
  • artikel 31 Wet wapens en munitie;
althans enige misdrijven;
2. ( zaaksdossiers C01, C02 en C03)
hij op meerdere tijdstippen, in de periode van 22 mei 2015 tot en met 19
januari 2016 in Nederland,
tezamen en in vereniging met anderen,
(telkens) zonder consent in totaal 76 vuurwapen(s)als
bedoeld in artikel 2 lid 1 categorie III onder 1 in de zin van artikel 1 onder 3 van de Wet wapens en munitie (aangekocht bij de firma [naam bedrijf] te Slowakije ), te weten:
  • 61 pistolen van het merk Walther en Steyer en CZ aangekocht op of omstreeks 22 mei 2015 (zaaksdossier 02);
  • 15 pistolen van het merk Walther aangekocht op of omstreeks 19 januari 2016 (zaaksdossier 02);
heeft overgedragen endie vuurwapens voorhanden heeft gehad, en hij van het ter beschikking stellen en verhandelen van wapens een beroep of gewoonte heeft gemaakt;
10/960076-21
1. zaaksdossier C04)
hij op 6 december 2016 te [plaatsnaam 1] ,
meerdere vuurwapensals bedoeld in artikel 2 lid 1 categorie III
onder 1 in de zin van artikel 1 onder 3 van de Wet wapens en munitie, te weten:
  • een pistool van het merk Umarex Walther PK380 (kaliber 9mm p.a.k. en voorzien van serienummer [serienummer 1] ), en
  • een pistool van het merk Beretta 950-B (kaliber .22 short en voorzien van serienummer [serienummer 2] );
enmunitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 categorie III in de zin van artikel 1
onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten:
  • 9 traangaspatronen van het merk Wadie gas (kaliber 9mm p.a.) en;
  • 1 kogelpatroon van het merk Geco (kaliber 7.65mm);
althans een hoeveelheid (van in totaal) 10 patronen voorhanden heeft gehad;
2. ( zaaksdossier C10)
hij op 8 mei 2019 te [plaatsnaam 1] , althans in Nederland
tezamen en in vereniging met anderen,
(telkens) om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van
de Opiumwet,
te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, afleveren,
verstrekken, vervoeren en/of vervaardigen van (een) hoeveelhe(i)d(en)
amfetamine en metamfetamine en MDMA (XTC), in elk geval van een middel
vermeld op lijst I, zijnde (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet
behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a
van die wet,
voor te bereiden en/of te bevorderen:
  • zich en/of een ander of anderen gelegenheid en middelen verschaffen en
  • een voorwerp en stof(fen) voorhanden hebben gehad, waarvan verdachte en/of verdachtes mededaders wisten of ernstige reden had(den)om te vermoeden dat dat/die bestemd waren tot het plegen van die feiten,
immers hebben hij en zijn mededaders tezamen en in vereniging met
elkaar toen en daar opzettelijk:
- een stof, te weten (ongeveer) 45 kilogram, in elk geval (een) hoeveelheid van een materiaal bevattende (micro)cellulose, een tabletteerhulpstof, welke stof kan worden gebruikt bij/voor de bereiding en verwerking en vervaardiging van MDMA, in elk geval een middel vermeld op de bij de opiumwet behorende lijst I, vervoerd en/ opgeslagen en afgeleverd en verstrekt en ter beschikking gesteld en voorhanden gehad
3. ( zaaksdossier C14)
hij in de periode 19 oktober 2019 tot en met 25 november 2019, te
[plaatsnaam 1] , opzettelijk,
een radiozendapparaat, te weten een zogenaamde jammer
heeft aangelegd, aanwezig heeft gehad en
heeft gebruikt, terwijl voor het gebruik ervan aan de houder van dat
radiozendapparaat op grond van hoofdstuk 3 van de Telecommunicatiewet geen
vergunning voor het gebruik van frequentieruimte was verleend.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
parketnummer 10/960022-19
feit 1: deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven;
De voortgezette handeling van
feit 2: handelen in strijd met de artikelen 26, eerste lid, en 31, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en van het plegen van het misdrijf een gewoonte wordt gemaakt;
parketnummer 10/960076-21
feit 1: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
feit 2: om een feit, bedoeld in het vierde/vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en of te bevorderen, voorwerpen en stoffen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 3: het opzettelijk overtreden van een voorschrift gesteld bij artikel 10.15, eerste lid, van de Telecommunicatiewet.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich in de periode van 22 mei 2015 tot en met 19 januari 2016 schuldig gemaakt aan de handel in vuurwapens en in de periode 1 januari 2015 tot en met 25 november 2019 deelgenomen aan een criminele organisatie. Hierin heeft de verdachte een meer faciliterende rol vervuld ten opzichte van zijn vader [naam medeverdachte 3] en broer [naam medeverdachte] , die een leidinggevende rol hebben vervuld.
Een groot deel van de aangekochte wapens zijn terecht gekomen in het Nederlandse criminele circuit, waar zij omgebouwd werden tot scherp schietende wapens. Met een deel van deze wapens zijn zeer ernstige misdrijven gepleegd of waren daartoe bestemd. Verder zijn er tijdens een doorzoeking in de woning van de verdachte op 6 december 2016 twee vuurwapens en munitie aangetroffen, die hij op dat moment voorhanden heeft gehad.
Op 8 mei 2019 heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het plegen van voorbereidingshandelingen voor het produceren van verdovende middelen. Zo heeft hij drie dozen met mircocellulose afgeleverd aan een medeverdachte met de bedoeling om deze stof te gebruiken bij de productie van verdovende middelen. De handel in verdovende middelen en synthetische drugs vormen een bedreiging voor de volksgezondheid. Bovendien versterkt het de geweldsspiraal die met deze handel in binnen- en buitenland gepaard gaat. Ook wordt Nederland in de wereld gezien als drugs transit/traffic land met alle negatieve (diplomatieke en economische) gevolgen van dien. Om die reden dient tegen drugscriminaliteit streng te worden opgetreden.
De verdachte heeft verder in de periode van 19 oktober 2019 tot en met 25 november 2019 een jammer voorhanden gehad. Jammers worden in het criminele circuit doorgaans gebruikt om buiten het zicht van de politie te kunnen manoeuvreren. De verstoring van het gsm- en gps-verkeer door jammers kan tevens voor levensgevaarlijke situaties zorgen, omdat ook hulpdiensten in de directe omgeving niet meer mobiel bereikbaar zijn.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
9 september 2021, waaruit blijkt dat de verdachte in het recente verleden niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een lange onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd en rekening gehouden met het tijdsverloop.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8..In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen goederen met onderstaande nummers te onttrekken aan het verkeer:
RI004.01.004 (poeder);
RI004.06.01.003 (witte emmer met 2 zakken);
RI004.06.01.002 (groene zak);
RI004.06.01.001 (witte zak);
[procesverbaalnummer 1] (groen poeder);
[procesverbaalnummer 2] (emmer met 2 zakken);
RI004.01.03.001 (poeder);
RI004.01.01.002 (pillen);
RI004.01.01.003 (pillen);
RI004.01.01.001 (Beretta 950B);
RI004.01.02.001 (kogelpatroon);
RI004.03.03.001 (gaspistool Walther PK380);
RI004.03.03.003 (9 patronen Wadie).
Ten aanzien van het in beslag genomen goed met nummer 14. RIV2.02.02.001/571099 (iPhone 7 met gebroken scherm) heeft de officier van justitie gevorderd om deze verbeurd te verklaren.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft geen opmerkingen met betrekking tot de in beslag genomen goederen nummers 1 tot en met 13, maar verzoekt om het in beslag genomen goed met nummer 14 (iPhone 7) terug te geven aan de verdachte.
8.3.
Beoordeling
De in beslag genomen goederen nummers 1 tot en met 13 zullen worden onttrokken aan het verkeer. De Iphone 7 zal als bijkomende straf verbeurd worden verklaard. De voorwerpen zijn grotendeels door middel van de bewezen feiten verkregen en/of de feiten zijn met behulp van voornoemde voorwerpen begaan en/of voorbereid. Tevens is het ongecontroleerde bezit van sommige goederen in strijd met de wet en/of het algemeen belang.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 33, 33a, 36b, 36c, 36d, 47, 56 en 57 van het Wetboek van Strafrecht, 26, 31 van de Wet wapens en munitie, 10a van de Opiumwet, de artikelen 1, 2 en 6 van de Wet op de Economische Delicten, de artikelen 10 en 15 van de Telecommunicatiewet.

10.. Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) jaren;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf: goednummer 14 (Iphone 7);
- verklaart onttrokken aan het verkeer: de goederen 1 tot en met 13.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A. Boer, voorzitter,
en mrs. D. van Dooren en A.M. van der Leeden, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. den Haan, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
10/960022-19
1. zaaksdossier C08)
hij in de periode van 1 januari 2015 tot en met 25 november 2019 te [plaatsnaam 1] en/of [plaatsnaam 2] en/of
[plaatsnaam 3] , althans in Nederland en/of in België en/of in Slowakije ,
heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten (onder andere) verdachte zelf en/of de medeverdachte(n)
[naam medeverdachte 3] en/of [naam medeverdachte] en/of [naam 2] en/of [naam medeverdachte 2] en/of [naam medeverdachte 4] en/of een of meer
andere personen,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van een of meer misdrijven als bedoeld in:
  • artikel 14 Wet wapens en munitie en/of;
  • artikel 9 Wet wapens en munitie en/of;
  • artikel 22 Wet wapens en munitie en/of;
  • artikel 26 Wet wapens en munitie en/of;
  • artikel 31 Wet wapens en munitie;
althans enige misdrijven;
2. ( zaaksdossiers C01, C02 en C03)
hij op een of meerdere tijdstippen, in of omstreeks de periode van 22 mei 2015 tot en met 19
januari 2016 in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
(telkens) zonder consent in totaal 76 vuurwapen(s), althans een groot aantal vuurwapens, als
bedoeld in artikel 2 lid 1 categorie III onder 1 in de zin van artikel 1 onder 3 van de Wet wapens en munitie (aangekocht bij de firma [naam bedrijf] te Slowakije ), te weten:
  • 61 pistolen van het merk Walther en/of Steyer en/of CZ aangekocht op of omstreeks 22 mei 2015 (zaaksdossier 02);
  • 15 pistolen van het merk Walther aangekocht op of omstreeks 19 januari 2016 (zaaksdossier 02);
heeft doen binnenkomen en/of heeft overgedragen en/of die vuurwapens voorhanden heeft gehad, en hij van het ter beschikking stellen en/of verhandelen van wapens een beroep of gewoonte heeft gemaakt;
10/960076-21
1. zaaksdossier C04)
hij op of omstreeks 6 december 2016 te [plaatsnaam 1] , althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander (en), althans alleen,
een of meerdere vuurwapen(s) als bedoeld in artikel 2 lid 1 categorie III
onder 1 in de zin van artikel 1 onder 3 van de Wet wapens en munitie, te weten:
  • een pistool van het merk Umarex Walther PK380 (kaliber 9mm p.a.k. en voorzien van serienummer [serienummer 1] ), en/of
  • een pistool van het merk Beretta 950 -B (kaliber .22 short en voorzien van serienummer [serienummer 2] );
en/of
munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 categorie III in de zin van artikel 1
onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten:
  • 9 traangaspatronen van het merk Wadie gas (kaliber 9mm p.a.) en/of;
  • 1 kogelpatroon van het merk Geco (kaliber 7.65mm);
althans een hoeveelheid (van in totaal) 10 patronen voorhanden heeft gehad;
2. ( zaaksdossier C10)
hij op of omstreeks 8 mei 2019 te [plaatsnaam 1] , althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens) om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van
de Opiumwet,
te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, afleveren,
verstrekken, vervoeren en/of vervaardigen van (een) hoeveelhe(i)d(en)
amfetamine en/of metamfetamine en/of MDMA (XTC), in elk geval van een middel
vermeld op lijst I, zijnde (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet
behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a
van die wet,
voor te bereiden en/of te bevorderen:
  • een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat /die feit(en) te plegen, te doen plegen en /of mede te plegen en/of uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen te verschaffen, en/of
  • zich en/of een ander of anderen gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit (en) heeft /hebben getracht te verschaffen en/of te verschaffen, en/of
  • een voorwerp (en) en/of vervoermiddel(en) en/of stof(fen) voorhanden heeft /hebben gehad, waarvan verdachte en/of verdachtes mededader (s) wist(en) of ernstige reden had (den)om te vermoeden dat dat /die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en),
immers heeft/hebben hij en/of zijn mededader(s) tezamen en in vereniging met
elkaar, althans een ieder voor zich, toen en daar opzettelijk:
- ( (een) stof(fen), te weten (ongeveer) 45 kilogram, in elk geval (een) hoeveelheid van een materiaal bevattende (micro)cellulose, een tabletteerhulpstof, welke stof benodigd is, althans kan worden gebruikt bij/voor de bereiding en/of verwerking en/of vervaardiging van MDMA, in elk geval een middel vermeld op de bij de opiumwet behorende lijst I, besteld en/of vervoerd en/of opgeslagen en/of verpakt en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of gekocht en/of verkocht en/of gefinancierd en/of ter beschikking gesteld en/of voorhanden gehad
en/of
doen/laten bestellen en/of vervoeren en/of opslaan en/of verpakken en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of afleveren en/of verstrekken en/of kopen en/of verkopen en/of financieren en/of ter beschikking stellen en/of voorhanden hebben en/of
- ( (telefonische) contact(en) en/of (een) ontmoeting(en) gehad en/of (een) bespreking(en) gevoerd en/of afspra(a)k(en) gemaakt met een of meer (mogelijke) producent(en), leverancier(s), transporteur(s), financier(s), afnemer(s), tussenperso(o)n(en), verlener(s) van hand- en spandiensten en/of ander(en) met betrekking tot de hoeveelheid, prijs, kwaliteit, levering, betaling, verpakking, opslag en/of het vervoer van (ongeveer) 45 kilogram, in elk geval (een) hoeveelheid van een materiaal bevattende (micro) cellulose, een tabletteerhulpstof;
3. ( zaaksdossier C14)
hij in of omstreeks de periode 19 oktober 2019 tot en met 25 november 2019, te
[plaatsnaam 1] , althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
al dan niet opzettelijk,
een radiozendapparaat, te weten een zogenaamde jammer
heeft aangelegd, geheel of gedeeltelijk aangelegd, aanwezig heeft gehad en/of
heeft gebruikt, terwijl voor het gebruik ervan aan de houder van dat
radiozendapparaat op grond van hoofdstuk 3 van de Telecommunicatiewet geen
vergunning voor het gebruik van frequentieruimte was verleend.

Voetnoten

1.Proces-verbaal toelichting verschijningsvorm van aangepaste vuurwapens, Algemeen dossier, bijlage 3.