Op 18 november 2021 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in de zaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind]. De gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering (hierna: de GI) had op 14 oktober 2021 een verzoekschrift ingediend om de ondertoezichtstelling van [naam kind] te verlengen. Aanvankelijk werd een verlenging van drie maanden verzocht, maar dit verzoek werd op 16 november 2021 gewijzigd naar een verlenging van twaalf maanden. Tijdens de mondelinge behandeling op 18 november 2021 was de moeder en de vader van [naam kind] niet aanwezig, terwijl de GI wel vertegenwoordigd was.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat het ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de ouders en dat [naam kind] bij de moeder woont. De ondertoezichtstelling was eerder ingesteld bij beschikking van 8 december 2020 en zou aflopen op 8 december 2021. De kinderrechter heeft in zijn beoordeling gekeken naar de ontwikkeling van [naam kind] en de houding van de moeder ten opzichte van de hulpverlening. Ondanks een aanvankelijke positieve ontwikkeling, was er een verslechtering in de houding van de moeder ten opzichte van de hulpverlening, wat zorgwekkend was voor de ontwikkeling van [naam kind].
De kinderrechter heeft geoordeeld dat de ondertoezichtstelling van [naam kind] moest worden verlengd, maar voor een kortere duur dan verzocht, namelijk voor zes maanden. De kinderrechter verwachtte dat binnen deze periode de samenwerking tussen de moeder en de GI zou kunnen worden hersteld en dat de hulpverlening weer op gang zou komen. De beslissing werd mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door de kinderrechter, met de griffier aanwezig. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de GI werd verzocht om een rapportage in te dienen voor de pro forma datum van 1 mei 2022.