Op 2 december 2021 heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in twee zaken met betrekking tot de vereffening van de nalatenschap van wijlen [erflaatster]. In de eerste zaak, met zaaknummer 8321608 AZ VERZ 20-33, heeft de kantonrechter geoordeeld dat de vereffenaar, [verweerder], heeft voldaan aan de verplichtingen die hem zijn opgelegd in de beschikking van 3 augustus 2021. De verzoeker, [verzoeker 1], had verschillende verzoeken ingediend, waaronder het niet-ontvankelijk verklaren van de vereffenaar in de neerlegging van de rekening en verantwoording, en het verzoek om een afschrift van alle bankafschriften. De kantonrechter heeft deze verzoeken grotendeels afgewezen, met uitzondering van de verplichting voor de vereffenaar om een duidelijke specificatie van de uitbetaalde bedragen aan de erfgenamen te overleggen.
In de tweede zaak, met zaaknummer 8397807 AZ VERZ 20-61, heeft de kantonrechter overwogen dat het verzetschrift van de verzoekers, [verzoeker 2], [verzoeker 3] en [verzoeker 4], geen verdere bespreking behoeft. De kantonrechter heeft de proceskosten in deze zaak gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
De kantonrechter heeft in zijn uitspraak benadrukt dat de taak van de vereffenaar eindigt zodra de vereffening is voltooid, en dat de erfgenamen zelf verantwoordelijk zijn voor de verdeling van de nalatenschap. Tevens is [verzoeker 1] veroordeeld in de proceskosten van de eerste procedure, die zijn begroot op € 997,- voor het salaris van de gemachtigde.