ECLI:NL:RBROT:2021:1230
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag schulddienstverlening wegens fraudevorderingen en procesbelang bij beoordeling
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 1 februari 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. N. Roos, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam, vertegenwoordigd door mr. J.C. Avedissian. Eiseres had een aanvraag om schulddienstverlening ingediend op basis van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs), maar deze aanvraag werd afgewezen omdat eiseres meerdere fraudevorderingen had openstaan. De rechtbank heeft de afwijzing van de aanvraag beoordeeld en vastgesteld dat eiseres procesbelang had, aangezien haar schulden waren opgelopen in de periode tussen de afwijzing van haar aanvraag en haar uiteindelijke toelating tot de schulddienstverlening.
De rechtbank overwoog dat de afwijzing van de aanvraag om schulddienstverlening gerechtvaardigd was, omdat eiseres bij herhaling fraudevorderingen had laten ontstaan door het niet verstrekken van inlichtingen. De rechtbank concludeerde dat verweerder voldoende had gemotiveerd dat er op basis van de houding en het gedrag van eiseres geen schuldhulpverleningstraject kon worden opgezet. Eiseres had aangevoerd dat de afwijzing in strijd was met het gelijkheidsbeginsel, omdat haar echtgenoot wel was toegelaten tot de schulddienstverlening, maar de rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van een gelijk geval.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.