ECLI:NL:RBROT:2021:12288

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 november 2021
Publicatiedatum
14 december 2021
Zaaknummer
FT EA 21-1279 en FT EA 21-1280
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een dwangakkoord en saneringskrediet in het kader van de schuldsaneringsregeling

In deze zaak heeft verzoekster op 14 oktober 2021 een verzoek ingediend om Van der Vleuten & Van Hooff Gerechtsdeurwaarders & Incasso te bevelen in te stemmen met een door haar aangeboden schuldregeling. Dit verzoek werd gedaan in het kader van de schuldsaneringsregeling, waarbij verzoekster zeven concurrente schuldeisers heeft met een totale vordering van € 8.669,27. Verzoekster heeft een schuldregeling aangeboden die voorziet in een betaling van 19,23% aan de schuldeisers, gefinancierd door een saneringskrediet. Tijdens de zitting op 15 november 2021 was Van der Vleuten & Van Hooff niet aanwezig, ondanks een behoorlijke oproep.

De rechtbank heeft de situatie beoordeeld en vastgesteld dat de aangeboden regeling het uiterste is wat verzoekster kan bieden, gezien haar huidige financiële situatie en de vrijstelling van haar arbeidsverplichting. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat zes van de zeven schuldeisers akkoord zijn gegaan met de regeling, terwijl Van der Vleuten & Van Hooff zich heeft verzet. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de belangen van verzoekster en de andere schuldeisers zwaarder wegen dan die van Van der Vleuten & Van Hooff, die slechts een klein percentage van de totale schuldenlast vertegenwoordigt.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek toegewezen en Van der Vleuten & Van Hooff bevolen in te stemmen met de schuldregeling. De kosten van de procedure zijn begroot op nihil, aangezien verzoekster niet door een advocaat is bijgestaan. De rechtbank heeft ook het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling afgewezen, omdat de gedwongen schuldregeling nu van kracht is.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
rekestnummer: [nummer 1] - [nummer 2]
uitspraakdatum: 29 november 2021
in de zaak van:
[verzoekster],
wonende te [adres]
[postcode] [woonplaats] ,
verzoekster.

1..De procedure

Verzoekster heeft op 14 oktober 2021, tezamen met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek ingevolge artikel 287a, eerste lid, Faillissementswet (hierna: Fw) ingediend om Van der Vleuten & Van Hooff Gerechtsdeurwaarders & Incasso die weigert mee te werken aan een door verzoekster aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling.
Ter zitting van 15 november 2021 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoekster;
  • mevrouw [persoon A] , werkzaam bij de gemeente Nissewaard (hierna: schuldhulpverlening).
Van der Vleuten & Van Hooff Gerechtsdeurwaarders & Incasso (hierna: Van der Vleuten & Van Hooff) is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
De uitspraak is bepaald op heden.

2..Het verzoek

Verzoekster heeft volgens het ingediende verzoekschrift zeven concurrente schuldeisers. Deze schuldeisers hebben in totaal een bedrag van € 8.669,27 van verzoekster te vorderen.
Verzoekster heeft bij brief van 26 mei 2021 een schuldregeling aangeboden aan haar schuldeisers, inhoudende een betaling van 19,23% aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting.
Het aangeboden akkoord heeft de volgende inhoud en achtergrond.
De aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm.
De afloscapaciteit van verzoekster is gebaseerd op ongewijzigde voortzetting van haar Participatiewet-uitkering. Verzoekster is herstellende van verslavingsproblematiek. De uitkerende instantie heeft verzoekster vrijgesteld van haar arbeidsverplichting van 10 augustus 2021 tot en met 9 februari 2022. Ondanks haar vrijstelling is verzoekster op zoek naar betaald werk, zo heeft schuldhulpverlening vermeld in de aanbodbrief.
Volgens de aangeboden schuldregeling wordt het aangeboden percentage – door middel van een door schuldhulpverlening ter beschikking gesteld saneringskrediet – in één keer aan de schuldeisers uitgekeerd.
Verzoekster heeft zich op het standpunt gesteld dat zij al het mogelijke heeft gedaan om het aangeboden percentage aan haar schuldeisers aan te bieden. Verzoekster heeft sinds de aanmelding bij schuldhulpverlening geen nieuwe schulden of achterstanden meer laten ontstaan en haar vaste lasten worden inmiddels door haar budgetbeheerder voldaan.
Zes schuldeisers stemmen met de aangeboden schuldregeling in. Van der Vleuten & Van Hooff stemt hier niet mee in. Zij heeft een vordering van € 1.296,79 op verzoekster, welke 15% van de totale schuldenlast beloopt.
Ter zitting heeft verzoekster verklaard dat zij op dit moment niet kan solliciteren, omdat zij een intensief programma volgt in het kader van de behandeling van haar verslavingsproblematiek.
Desgevraagd heeft verzoekster verklaard dat de kinderopvangtoeslagschuld (terugvordering) uit 2016 van € 3.282,= uit 2016 is ontstaan omdat zij de kinderopvangtoeslag heeft gebruikt voor andere doeleinden (niet voor kosten kinderopvang), waaronder het bekostigen van haar verslaving waar zij destijds mee kampte.
Schuldhulpverlening heeft ter zitting desgevraagd verklaard dat zij een notificatie ontvangen indien verzoekster zich alsnog zou aanmelden bij de Belastingdienst als gedupeerde. De Kredietbank Nederland neemt het dossier dan over.
Voorts heeft schuldhulpverlening ter zitting verklaard dat op basis van het arbeidsverleden van verzoekster is gekozen voor een saneringskrediet. Verder heeft schuldhulpverlening verklaard dat ten onrechte in de aanbodbrief (die aan de schuldeisers is verzonden) vermeld staat dat verzoekster op zoek is naar betaald werk. De komende periode is verzoekster vrijgesteld van haar arbeidsverplichting. Gelet op de verdiencapaciteit van verzoekster in het verleden, is de verwachting niet dat haar afloscapaciteit de komende drie jaar zal toenemen, indien de vrijstelling afloopt en zij betaald werk zou vinden.
Voorts heeft schuldhulpverlening aangegeven dat er meer aan de schuldeisers uitgekeerd zal worden dan in de aanbodbrief is gesteld. Als gevolg van beslagen op de Participatiewet- uitkering van verzoekster is de vordering van Van der Vleuten & Van Hooff verminderd van € 1.296,79 naar € 280,=.
Desgevraagd heeft schuldhulpverlening verklaard dat onterecht in de aanbodbrief (die aan de schuldeisers is verzonden) vermeld staat dat verzoekster op zoek is naar betaald werk. De komende periode is verzoekster vrijgesteld van haar arbeidsverplichting, zij hoeft derhalve (nog) niet te solliciteren. Voorts heeft schuldhulpverlening aangegeven dat, zodra de arbeidsverplichting weer van toepassing is op verzoekster, er een controle vanuit schuldhulpverlening zal plaatsvinden of zij inderdaad voldoende solliciteert.

3..Het verweer

In haar contacten met schuldhulpverlening heeft Van der Vleuten & Van Hooff zich op het standpunt gesteld dat de aangeboden regeling niet het maximaal haalbare is. Hiertoe heeft zij aangegeven dat het aanbod is gebaseerd op verzoeksters verdiensten op basis van een Participatiewet-uitkering, terwijl niet is gesteld of gebleken dat verzoekster niet fulltime zou kunnen werken. De psychische klachten, op grond waarvan verzoekster voor zes maanden is vrijgesteld van de arbeidsverplichting door de uitkerende instantie, zijn niet onderbouwd met stukken.
Voorts heeft Van der Vleuten & Van Hooff zich op het standpunt gesteld dat de betalingsregeling, gezien de afloscapaciteit van verzoekster, voldaan moet worden ondanks dat verzoekster is aangemeld voor schuldhulpverlening.
Hoewel behoorlijk opgeroepen heeft Van der Vleuten & Van Hooff geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid haar standpunten ter zitting toe te lichten.

4..De beoordeling

Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat 100% van zijn vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan de volledige vordering, staat het belang van Van der Vleuten & Van Hooff bij haar weigering vast.
De rechtbank ziet zich gesteld voor het beantwoorden van de vraag of Van der Vleuten & Van Hooff in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij heeft bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoekster of de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad.
Van der Vleuten & Van Hooff heeft, middels diverse beslagen, thans nog een vordering van € 280,= op verzoekster (in plaats van € 1.296,79). De rechtbank stelt vast dat de totale schuldenlast thans € 7.652,48 bedraagt. Gelet op hetgeen schuldhulpverlening hierover ter zitting heeft verklaard staat vast dat het aangeboden krediet beschikbaar blijft voor de schuldeisers. Dit heeft tot gevolg dat door verlaging van de totale schuldenlast het aan de schuldeisers uit te keren percentage zal stijgen (indien er een gedwongen schuldregeling in de vorm van een saneringskrediet tot stand komt).
De rechtbank stelt voorts vast dat de vordering van Van der Vleuten & Van Hooff een gering aandeel vormt in de totale schuldenlast van 3,7%. Daar komt bij dat alle overige schuldeisers met de aangeboden regeling akkoord zijn gegaan.
Ook stelt de rechtbank vast dat het voorstel is getoetst door een deskundige en onafhankelijke partij, te weten de gemeente Nissewaard. Voorts is het voorstel naar het oordeel van de rechtbank goed en controleerbaar gedocumenteerd.
De rechtbank is van oordeel dat het voorstel het uiterste is waartoe verzoekster in staat moet worden geacht.
Uit het verzoekschrift en het verhandelde ter zitting is gebleken dat verzoekster niet beschikt over betaald werk. Verzoekster is op 10 augustus 2021 voor zes maanden vrijgesteld van haar arbeidsverplichting door de uitkerende instantie. Gelet op hetgeen schuldhulpverlening en verzoekster ter zitting hebben verklaard is het voldoende aannemelijk geworden dat zij in de komende jaren geen inkomen zal kunnen verwerven dat hoger is dan haar huidige inkomen.
Gelet op de bevestigingen van verzoekster ten aanzien van de kinderopvangtoeslagschuld en nu er verder geen aanwijzingen zijn dat verzoekster gedupeerde is van de kinderopvangtoeslagaffaire, ziet de rechtbank hierin ook geen aanleiding om schuldhulpverlening te laten onderzoeken of verzoekster aangemerkt kan worden als gedupeerde van de kinderopvangtoeslagaffaire bij de Belastingdienst.
Naar verwachting zal de uitwerking van het voorstel een gunstiger resultaat hebben voor de schuldeisers dan in de situatie dat de schuldsaneringsregeling op verzoekster van toepassing zou zijn, zoals subsidiair verzocht.
Immers, de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling zal aanzienlijke kosten met zich brengen, bestaande uit salaris voor de bewindvoerder en griffierecht, die in mindering komen op hetgeen verzoekster zou kunnen afdragen in de schuldsaneringsregeling. Dat betekent dat toepassing van de schuldsaneringsregeling de schuldeisers minder zou opleveren dan bij het akkoord wordt aangeboden.
Daar komt nog bij dat een eventuele bate voor de schuldeisers pas aan het einde van de schuldsaneringsregeling wordt uitgekeerd, terwijl de aangeboden regeling erin voorziet dat het aangeboden bedrag ineens en op korte termijn betaalbaar wordt gesteld.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank dan ook tot het oordeel dat de belangen van verzoekster die vanuit een stabiele situatie haar schuldenproblematiek wil oplossen en van de overige schuldeisers die hebben ingestemd met het aanbod, zwaarder wegen dan die van Van der Vleuten & Van Hooff, die geweigerd heeft in te stemmen.
Het verzoek om Van der Vleuten & Van Hooff te bevelen in te stemmen met de schuldregeling wordt daarom toegewezen.
Van der Vleuten & Van Hooff zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Nu voor het onderhavige verzoekschrift geen griffierecht verschuldigd is en verzoekster niet is bijgestaan door een advocaat, worden de kosten begroot op nihil.
De rechtbank stelt vast dat er thans een gedwongen schuldregeling is afgekondigd, die in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers. Hieruit volgt dat verzoekster zal kunnen voortgaan met het betalen van haar schulden en dat zij niet verkeert in de toestand dat zij heeft opgehouden te betalen, zodat het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling zal worden afgewezen.

5..De beslissing

De rechtbank:
- beveelt Van der Vleuten & Van Hooff om in te stemmen met de door verzoekster aangeboden schuldregeling;
- veroordeelt Van der Vleuten & Van Hooff in de kosten van deze procedure, aan de zijde van verzoekster begroot op nihil;
- bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming;
- wijst het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling af;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.A. Cnossen, rechter, en in aanwezigheid van mr. K. de Ridder, griffier, in het openbaar uitgesproken op 29 november 2021. [1]
De griffier is niet in staat dit vonnis
mede te ondertekenen

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.