Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1..De procedure
- verzoeker;
- de heer [persoon A] , werkzaam bij de Kredietbank Rotterdam (hierna: schuldhulpverlening).
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft verzoeker op 1 oktober 2021 een verzoek ingediend om de gemeente Rotterdam te bevelen in te stemmen met een door hem aangeboden schuldregeling. Dit verzoek werd gedaan in het kader van de schuldsaneringsregeling, waarbij verzoeker negen schuldeisers heeft, waaronder de gemeente Rotterdam. De gemeente Rotterdam weigerde echter in te stemmen met de regeling, omdat de vorderingen die zij had, een boete- of fraudevordering betroffen die na 1 januari 2013 was ontstaan. Tijdens de zitting op 15 november 2021 werd de gemeente Rotterdam niet vertegenwoordigd, maar had zij wel een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft de situatie beoordeeld en vastgesteld dat de vorderingen van de gemeente Rotterdam slechts 8,8% van de totale schuldenlast uitmaken. Acht van de negen schuldeisers stemden in met de aangeboden regeling, die was gebaseerd op de NVVK-norm. De rechtbank oordeelde dat de gemeente Rotterdam in redelijkheid niet kon weigeren in te stemmen met de regeling, gezien de belangenafweging tussen de gemeente en de overige schuldeisers. De rechtbank concludeerde dat de aangeboden regeling het uiterste was wat verzoeker kon bieden, gezien zijn financiële situatie en de medische omstandigheden die hem belemmerden om betaald werk te vinden.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek van verzoeker toegewezen en de gemeente Rotterdam bevolen in te stemmen met de schuldregeling. De gemeente werd ook veroordeeld in de kosten van de procedure, die op nihil werden begroot, aangezien verzoeker niet door een advocaat was bijgestaan. De rechtbank verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wees het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling af.