ECLI:NL:RBROT:2021:12234

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 december 2021
Publicatiedatum
13 december 2021
Zaaknummer
10/680210-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor seksueel binnendringen, bewezenverklaring ontuchtige handelingen met minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 8 december 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van seksueel binnendringen van een minderjarige en het verrichten van ontuchtige handelingen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het primair ten laste gelegde feit van seksueel binnendringen, omdat dit niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. Echter, de rechtbank achtte het subsidiair ten laste gelegde feit, het verrichten van ontuchtige handelingen met een minderjarige, wel bewezen. De verdachte had op 1 januari 2019 ontuchtige handelingen gepleegd met een meisje dat op dat moment veertien jaar oud was. De rechtbank oordeelde dat de handelingen in strijd waren met de sociaal-ethische normen en dat de instemming van de minderjarige het ontuchtige karakter van de handelingen niet wegnam. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren, met aftrek van voorarrest. Daarnaast diende de verdachte een schadevergoeding van € 1.000,- te betalen aan de benadeelde partij, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die niet eerder met justitie in aanraking was gekomen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/680210-19
Datum uitspraak: 8 december 2021
Tegenspraak
Vonnis van meervoudige kamer in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte], ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres: [adres verdachte].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de zitting van
24 november 2021.
Advocaat van de verdachte: mr. S.A. van den Boom, advocaat te Rotterdam.
Officier van justitie: mr. J.M. Bonnes.
Inhoudsopgave van dit vonnis
De verdachte wordt beschuldigd van het seksueel binnendringen van het lichaam van het minderjarige slachtoffer of het verrichten van ontuchtige handelingen met haar. De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in hoofdstuk 1 van dit vonnis.
De rechtbank spreekt de verdachte vrij van het seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer en acht het verrichten van ontuchtige handelingen met het slachtoffer bewezen. De bewezenverklaring en de bewijsmotivering worden in hoofdstuk 2 van dit vonnis besproken. Het overzicht van de bewijsmiddelen is in hoofdstuk 3 van dit vonnis opgenomen.
Het bewezen verklaarde feit is volgens de wet een verboden gedraging. Welke dat is, is omschreven in hoofdstuk 4 van dit vonnis. In dat hoofdstuk worden ook de strafbaarheid van het feit en de strafbaarheid van de verdachte besproken.
De rechtbank komt tot een taakstraf voor de duur van 120 uren, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Hoofdstuk 5 van dit vonnis vermeldt de overwegingen van de rechtbank die tot deze straf hebben geleid.
De benadeelde partij heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend. In hoofdstuk 6 is deze beslissing uitgewerkt.
Hoofdstuk 7 sluit dit vonnis af met een korte weergave van alle beslissingen en de ondertekening door de rechters en de griffier.

1..De beschuldiging in de gewijzigde tenlastelegging

Primair
hij op of omstreeks 01 januari 2019 te [plaatsnaam] met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien had bereikt, te weten met [naam slachtoffer] (geboren op [geboortedatum slachtoffer] 2004), buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, namelijk het plaatsen en/of houden en/of op en neer bewegen van zijn, verdachtes, penis in de mond en/of vagina van die [naam slachtoffer];
Subsidiair
hij op of omstreeks 01 januari 2019 te [plaatsnaam], met [naam slachtoffer], geboren op [geboortedatum slachtoffer] 2004, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
  • het betasten van die [naam slachtoffer] aan haar borsten en/of trekken aan haar haren en/of
  • het klaarkomen in/tegen het gezicht en/of op de borsten althans de borstkas van die [naam slachtoffer], althans het deponeren van zijn, verdachte’s, sperma op de borsten/borstkas en/of het gezicht van die [naam slachtoffer] en/of
  • het zich laten aftrekken door die [naam slachtoffer], althans het door die [naam slachtoffer] laten betasten van zijn, verdachte’s, penis en/of
  • het betalen/geven van €50 (althans een geldbedrag) aan die [naam slachtoffer] (als betaling voor die handelingen).

2..De beslissingen over het bewijs

Vrijspraak seksueel binnendringen
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het seksueel binnendringen, zoals onder 1 primair ten laste is gelegd niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
Bewijsverweer verrichten van ontuchtige handelingen
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het plegen van ontuchtige handelingen, zoals subsidiair ten laste is gelegd niet bewezen kan worden verklaard en dat de verdachte daarvan moet worden vrijgesproken. Aangevoerd is dat de handelingen niet als ontuchtig kunnen worden gekwalificeerd. Volgens de verdediging was er sprake van vrijwilligheid aan de zijde van [naam slachtoffer]. Dit is onder andere gebaseerd op de verklaringen van de getuigen [naam getuige 1] en [naam getuige 2] die onder meer hebben verklaard dat [naam slachtoffer] het vrijwillig heeft gedaan en dat zij hierna met een glimlach bij [naam getuige 1] en [naam getuige 2] beneden terug kwam. Daarnaast heeft [naam slachtoffer] na de handelingen vijftig euro uit de jaszak van de verdachte gepakt. Voorts was er sprake van een gering leeftijdsverschil, de verdachte was op dat moment net achttien jaar en [naam slachtoffer] was bijna vijftien jaar. Tot slot beschouwden de andere aanwezigen op dat moment de handelingen als normaal.
Beoordeling
De verklaringen van [naam slachtoffer] omtrent de ontuchtige handelingen zijn betrouwbaar. Zij zijn op wezenlijke punten gedetailleerd en consistent en vinden ook voldoende steun in de verklaring van de verdachte op zitting. De handelingen van de verdachte, te weten het betasten van de borsten van [naam slachtoffer], het zich laten aftrekken door [naam slachtoffer] en het klaarkomen op [naam slachtoffer], kunnen als ontuchtig worden gekwalificeerd. Het is in strijd met de sociaal ethische norm om dergelijke seksuele handelingen te plegen met een minderjarige jonger dan 16 jaar, waarbij de eventuele instemming van de minderjarige het ontuchtig karakter niet wegneemt. Evenmin verdwijnt het ontuchtig karakter door het feit dat de andere aanwezigen het gebeuren als normaal beschouwden. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat er tussen de verdachte en [naam slachtoffer] een leeftijdsverschil bestond en zij elkaar in het geheel niet kenden en zij elkaar pas kort voor het gebeuren die dag voor het eerst ontmoet hadden. Daar komt bij dat de verdachte heeft geaccepteerd dat [naam slachtoffer] in ruil voor de gepleegde handelingen een geldbedrag van vijftig euro heeft aangenomen van hem.
Conclusie
Het verweer wordt verworpen.
Bewezenverklaring
De rechtbank vindt dat wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan op de volgende manier:
hij op 1 januari 2019 te [plaatsnaam], met [naam slachtoffer], geboren op [geboortedatum slachtoffer] 2004, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
  • het betasten van die [naam slachtoffer] aan haar borsten en
  • het klaarkomen in/tegen het gezicht en op de borsten van die [naam slachtoffer] en
  • het zich laten aftrekken door die [naam slachtoffer].
Bewijsmotivering
De bewezenverklaring en de bewijsoverwegingen zijn gegrond op de in hoofdstuk 3 opgenomen inhoud van de bewijsmiddelen.

3..De bewijsmiddelen

Bewijsmiddelen
1.
De verklaring van de verdachte op de zitting van 24 november 2021:
Op 1 januari 2019 heeft [naam slachtoffer] mij afgetrokken in haar huis in [plaatsnaam]. Ik ben klaargekomen op haar borst. Toen wij tegen elkaar aan stonden, had ik één hand aan de onderkant van haar rug en één hand op haar borst.
2.
Onderzoek van de politie, verklaring [naam slachtoffer] van 7 januari 2019: [1]
Vorige week in [plaatsnaam] ging [naam verdachte] met zijn handen over mijn kleding aan mijn lichaam zitten en ging in mijn borsten knijpen. Hij spoot op mijn borsten en een stuk in mijn gezicht. Toen hij klaar was zei ie: ‘hier’ en toen drukte hij me 50 euro in mijn handen.

4..De verboden gedraging en de strafbaarheid

Kwalificatie
Het bewezen feit levert op:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen.
Strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is strafbaar.

5..Motivering van de straf

Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich op 1 januari 2019 ontuchtig handelingen gepleegd bij een meisje dat op die datum veertien jaar oud was. De verdachte heeft zich kennelijk laten leiden door zijn lustgevoelens. De verdachte heeft met zijn handelen een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer en hij heeft haar seksuele ontwikkeling verstoord. Het is algemeen bekend dat slachtoffers van seksueel misbruik nog gedurende langere tijd nadelige psychische gevolgen daarvan kunnen ondervinden. De rechtbank rekent dit de verdachte ernstig aan.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Strafblad
Uit een uittreksel uit de justitiële documentatie van 28 oktober 2021 blijkt dat de verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen voor een strafbaar feit.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft een voorwaardelijke gevangenisstraf geëist van zes maanden met een proeftijd van twee jaar en een taakstraf voor de duur van 240 uren met aftrek van voorarrest.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair verzocht de verdachte vrij te spreken en subsidiair over te gaan tot toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
Beoordeling
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een forse taakstraf. Bij de bepaling daarvan heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. In strafmatigende zin wordt rekening gehouden met het tijdsverloop dat sinds de pleegdatum is verstreken.
Conclusie
Alles afwegend acht de rechtbank een taakstraf voor de duur van 120 uren, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht passend en geboden.
Wettelijke voorschriften
Gelet is op de artikelen 9, 22c, 22d, 36f en 247 van het Wetboek van Strafrecht.

6..De vordering van de benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

Vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [naam benadeelde] ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 5.000,- aan immateriële schade.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij ten aanzien van de immateriële schade tot een bedrag van € 2.500,- te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voor het overige dient deze vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard en subsidiair dat de vordering afgewezen dient te worden.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht, zal deze vordering deels worden toegewezen, namelijk tot een bedrag van € 1.000,-. Voor het overige zal de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 1 januari 2019.
Nu de vordering van de benadeelde partij deels zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 1.000,- vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

7..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
116 (honderdzestien) urente verrichten taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
58 (achtenvijftig) dagen;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde], te betalen een bedrag van
€ 1.000,- (zegge: duizend euro)aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf
1 januari 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [naam benadeelde] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de
maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 1.000,- (zegge: duizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 1.000,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
20 (twintig) dagen;
de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.H. Janssen, voorzitter,
en mrs. S.E.C. Debets en M.J.C. Spoormaker, rechters
in tegenwoordigheid van mr. Y. Ouarssani, griffier,
en uitgesproken op de zitting van deze rechtbank op 8 december 2021.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het proces-verbaal van politie nummer [procesverbaalnummer], onderzoek Honduras, pagina’s 30, 34 en 42.