Op 24 november 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan de invoer van bijna 25 kilo hasjiesj in Nederland. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk binnenbrengen van een grote hoeveelheid hasjiesj, wat in strijd is met de Opiumwet. Tijdens de zitting op dezelfde datum werd het ten laste gelegde feit bewezen verklaard, waarbij de verdachte zelf heeft bekend. De rechtbank oordeelde dat er geen feiten of omstandigheden waren die de strafbaarheid van de verdachte uitsloten.
De rechtbank legde een gevangenisstraf op van vier maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. De officier van justitie had een hogere straf geëist, maar de rechtbank vond een straf van vier maanden passend, gezien de omstandigheden van de zaak en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank benadrukte de ernst van de invoer van drugs en de negatieve impact daarvan op de samenleving.
De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar gemaakt op 13 december 2021. De zaak is geregistreerd onder parketnummer 10/215215-21. De verdediging had verzocht om een straf gelijk aan het voorarrest, maar de rechtbank oordeelde dat een gevangenisstraf noodzakelijk was om het strafdoel te bereiken.