ECLI:NL:RBROT:2021:12211

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 december 2021
Publicatiedatum
13 december 2021
Zaaknummer
10/224260-20, 10/066126-21, 10/105839-21 (en 10/145186-21 en 10/116238-21 eerder gevoegd) TUL: 22-002850-15 (behorende bij 10-066126-21)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal, witwassen, mishandeling van een ambtenaar, poging zware mishandeling en lokaalvredebreuk

Op 2 december 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder diefstal in vereniging, witwassen, mishandeling van een ambtenaar, poging tot zware mishandeling en lokaalvredebreuk. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 360 dagen, waarvan 253 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar en bijzondere voorwaarden. De zaak omvatte verschillende parketnummers, waaronder 10/224260-20, 10/066126-21, 10/105839-21, 10/145186-21 en 10/116238-21. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met anderen een aanzienlijk geldbedrag had gestolen en dit had gewitwassen. Daarnaast werd de verdachte schuldig bevonden aan het mishandelen van een ambtenaar en het beledigen van meerdere verbalisanten. De rechtbank achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen, ondanks de ontkenning van de verdachte. De rechtbank nam in haar overwegingen de ernst van de feiten, de impact op de slachtoffers en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte mee. De verdachte had een strafblad en was eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten. De rechtbank besloot om de verdachte een laatste kans te geven om zijn leven op orde te krijgen, maar legde strenge voorwaarden op om herhaling te voorkomen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummers: 10/224260-20, 10/066126-21, 10/105839-21 (en 10/145186-21 en
10/116238-21 eerder gevoegd)
Parketnummer TUL: 22-002850-15 (behorende bij 10-066126-21)
Datum uitspraak: 2 december 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren op [geboortedatum verdachte] te [geboorteplaats verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres verdachte]
,
raadsman mr. J.N. Hoek, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 18 november 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. A.H.A. de Bruijne heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het primair ten laste gelegde op de dagvaarding met parketnummer 10/145186-21 (poging toebrengen zwaar lichamelijk letsel) en vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde op de dagvaarding met parketnummer 10/116238-21 (vernieling van een hek);
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde op de dagvaarding met parketnummer 10/224260-20 (diefstal in vereniging van 24.500 euro en witwassen van 24.000 euro);
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde op de dagvaarding met parketnummer 10/066126-21;
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op de dagvaarding met parketnummer 10/105839-21;
  • bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde op de dagvaarding met parketnummer 10/145186-21;
  • bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde op de dagvaarding met parketnummer 10/116238-21;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 360 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 253 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar, onder de bijzondere voorwaarden zoals opgenomen in het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis, alsmede de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden;
  • toewijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 22-002850-15, in totaal een gevangenisstraf van 3 maanden.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak feit 2 op de dagvaarding met parketnummer 10/116238-21
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 2 ten laste gelegde feit op de dagvaarding met parketnummer 10/116238-21 niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering feiten op de dagvaarding met parketnummer 10/224260-20
4.2.1.
Standpunt verdediging
De verdachte ontkent dat hij het geld van de aangever heeft gestolen. De aangever heeft het geld verloren bij een potje poker, was dit geld aan de verdachte verschuldigd en heeft het aan hem overgemaakt. De verdachte dient te worden vrijgesproken nu het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening ontbreekt. Vrijspraak van de onder 1 ten laste gelegde diefstal impliceert eveneens de vrijspraak van het onder 2 tenlastegelegde witwassen aangezien het geld niet van enig misdrijf afkomstig is.
4.2.2.
Beoordeling
De volgende feiten en omstandigheden kunnen op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten hebben op de terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de beoordeling van de bewijsvraag.
Van de bankrekening van de aangever zijn grote geldbedragen afgehaald door middel van overschrijvingen en pintransacties. Zo wordt in de vroege ochtend van 9 februari 2020 van de studentenrekening van de aangever een bedrag van in totaal 24.000 euro overgemaakt naar de rekening van de verdachte.
Vervolgens werd dit geld binnen een kort tijdsbestek doorgestort naar rekeningen van bekenden van de verdachte.
Met de bankpas van de aangever wordt diezelfde dag in een korte tijd, namelijk tussen 06.56 uur en 07.59 uur, ook nog in totaal negen keer gepind. De pintransacties voor een totaalbedrag van 10.400 euro vinden kort achter elkaar plaats, bij geldautomaten op verschillende locaties, waaronder zes pintransacties (in totaal 9.500 euro) binnen een tijdsbestek van veertien minuten (namelijk tussen 07.45 en 07.59 uur) bij een geldautomaat in Rhoon.
De verdachte heeft verklaard dat hij die avond met vrienden in de woning van de aangever was en dat zij daar hebben gepokerd. Aangever had daarbij verloren en moest vanwege een aldus ontstane schuld bij de verdachte het geld aan de verdachte overmaken.
De rechtbank acht de verklaring van de verdachte niet aannemelijk en strijdig met de bevindingen in het dossier. Aangever heeft verklaard dat zonder zijn toestemming geld van zijn rekening is opgenomen en dat hij, nadat de verdachte en diens vrienden zijn woning hadden verlaten, constateerde dat zijn telefoon, pinpas en e-dentifier gestolen waren.
Dat het geld met instemming van de verdachte is opgenomen, strookt niet met de gang van zaken die nacht, aangezien er bij meerdere geldautomaten buiten Rotterdam binnen een kort tijdsbestek grote maar ook uiteenlopende geldbedragen zijn gepind, zoals hiervoor omschreven. Verder blijkt uit camerabeelden dat er met de pinpas van aangever is gepind door of in aanwezigheid van de verdachte en/of anderen, die daarbij hun gezichten afwenden of bedekken - kennelijk om herkenning te voorkomen, en op welke beelden de aangever niet te zien is. Dit past niet bij het met instemming van de aangever ontvangen van geld (zoals door de verdachte gesteld), maar veel meer bij het - tegen de wil van de aangever in - wegnemen van geld, zoals door de aangever beschreven. Het hebben van een pokerschuld is geen overtuigende verklaring voor dit ongewone gedrag waarbij kennelijk buiten de aangever om over diens geld werd beschikt. Hetzelfde geldt voor het doorsluizen van door de verdachte op zijn rekening van de aangever ontvangen gelden in grote bedragen van vier tot tien duizend euro naar drie verschillende anderen uit de kennissenkring van de verdachte.
Alles afwegende kunnen beide feiten wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.
4.3.
Bewijswaardering feiten op de dagvaarding met parketnummer 10/066126-21
4.3.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van de onder 1 ten laste gelegde mishandeling. De verdachte ontkent en stelt dat hij is mishandeld door de verbalisanten; hij heeft mogelijk vanuit zijn benarde situatie de verbalisant een duw gegeven in reactie op wat hem was overkomen. Daarom is er geen sprake van opzet, ook niet in voorwaardelijke zin.
Ten aanzien van de onder 2 en 3 ten laste gelegde wederspannigheid en belediging heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3.2.
Beoordeling
Op basis van de bewijsmiddelen acht de rechtbank de drie feiten wettig en overtuigend bewezen.
De verdachte werd door de verbalisant gevorderd zijn legitimatiebewijs te tonen en toen hij dit weigerde werd hij aangehouden. Onderweg naar het politiebureau en tot zijn insluiting heeft de verdachte vier verbalisanten beledigd door hen zeer nare verwensingen toe te roepen.
Vervolgens heeft de verdachte, zoals blijkt uit de verklaring van de aangever, met zijn vuist en met kracht de aangever tegen de linkerzijde van zijn kaak geslagen. Dit wordt ondersteund door de eensluidende verklaringen van twee arrestantenverzorgers. Ook uit de verklaring van de verdachte zelf volgt dat hij vanaf zijn aanhouding tot aan zijn insluiting op het politiebureau de agressor was.
4.4.
Bewijswaardering feit op de dagvaarding met parketnummer 10/105839-21
4.4.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit aangezien de wederrechtelijkheid niet vaststaat en ook niet vaststaat dat de verdachte zich niet wilde verwijderen. De verdachte heeft na de vordering weg te gaan enkel de gang terug gemaakt naar de hotelkamer om zijn telefoon op te halen.
4.4.2.
Beoordeling
Gelet op de bewijsmiddelen acht de rechtbank dit feit wettig en overtuigend bewezen.
De verdachte was eerst door medewerkers van het hotel en daarna nogmaals door verbalisanten duidelijk te verstaan gegeven dat hij zich uit de hotelkamer en van het hotelcomplex moest verwijderen. De verdachte is weliswaar weggegaan, maar is kort daarna toch teruggegaan naar de hotelkamer om zijn telefoon op te halen.
Dat hij daarvoor, naar eigen zeggen, toestemming had van de receptionist is uit het dossier niet gebleken. Aldus heeft de verdachte wederrechtelijk in het hotel vertoeft en heeft hij niet voldaan aan de vordering zich te verwijderen.
4.5.
Bewijswaardering feit op de dagvaarding met parketnummer 10/145186-21
4.5.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. De verdachte ontkent de dader te zijn geweest en bij gebrek aan bewijs kan niet bewezen worden verklaard dat het de verdachte was die aangever in het gezicht heeft geslagen. De verdachte heeft verklaard dat hij op het moment van de mishandeling bij zijn vriendin was, die daarover ook bij de rechter-commissaris heeft verklaard.
De herkenning van de verdachte door de aangever en de getuige vond plaats op basis van een enkelvoudige fotoconfrontatie en is daarom onbetrouwbaar.
Mocht de rechtbank van oordeel zijn dat de verdachte wel op de plaats delict was, dan ontbreekt het opzet, ook in voorwaardelijke zin, om de aangever zwaar lichamelijk letsel of enig letsel toe te brengen.
4.5.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van de primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling en bewezenverklaring van de subsidiair ten laste gelegde mishandeling.
4.5.3.
Beoordeling
Vaststaat dat op 9 april 2021 een verkeersruzie heeft plaatsgevonden waarbij de aangever een vuistslag op zijn neus kreeg van een man die uit een grijze Ford Focus met kenteken [kentekennummer] (hierna: de Ford) stapte. De aangever heeft daarbij onder meer een gebroken neus opgelopen. De verdachte is in beeld gekomen in het onderzoek door een combinatie van het door meerdere getuigen opgegeven signalement van de dader en de betrokken Ford. De verdachte ontkent bij het incident betrokken te zijn geweest. De rechtbank ziet zich aldus voor de vraag gesteld of de verdachte de geweldpleger is.
De Ford waar de dader uitstapte, is op naam gesteld van [naam 1] . Uit de politiesystemen blijkt dat [naam 1] vaak wordt gezien en gecontroleerd in de Ford. De verdachte heeft ter zitting verklaard dat [naam 1] een vriend van hem is, die twee straten verderop woont. Uit de vele politieregistraties, 36 keer in totaal, waarbij de verdachte en [naam 1] samen worden gezien, blijkt dat de verdachte regelmatig in het gezelschap is van [naam 1] zoals bijvoorbeeld bij de hiervoor in paragraaf 4.2.2 genoemde pintransactie. Uit een registratie op 12 april 2021 - en dus enkele dagen na het ten laste gelegde feit – volgt dat de verdachte, die ontkend heeft dat dit ooit het geval was, dan als bijrijder van de Ford wordt gecontroleerd en aangehouden op verdenking van meerdere strafbare feiten.
Door verschillende getuigen worden onder meer de volgende kenmerken van de dader gegeven: een donkere huidskleur, Antilliaanse/Surinaamse afkomst, leeftijd 22- 25 jaar oud en een lengte van 180-185 cm. Vastgesteld is dat de verdachte aan deze kenmerken voldoet en dus past in het signalement van de dader. Dat in onderlinge samenhang bezien met de bevindingen ten aanzien van de Ford en de relatie tussen de verdachte en [naam 1] , maakt dat de rechtbank van oordeel is dat het de verdachte is geweest die de aangever heeft geslagen. Dit oordeel wordt voorts ondersteund door de nadrukkelijke herkenningen van de verdachte als de dader van de mishandeling, door zowel de aangever als een getuige.
De verklaring van de verdachte dat hij ten tijde van het ten laste gelegde feit thuis was en dus niet betrokken was bij de mishandeling van de aangever, acht de rechtbank gezien het voorgaande dan ook onaannemelijk.
Het is een feit van algemene bekendheid dat het hoofd een kwetsbaar lichaamsdeel is. Door met gebalde vuist tegen de neus te slaan, met zodanige kracht dat de aangever daarbij een gebroken neus en een hersenschudding heeft opgelopen, heeft de verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Dat de aangever niet nog ernstiger gewond is geraakt, is geenszins aan de verdachte te danken.
De rechtbank acht de primair ten laste gelegde poging zware mishandeling wettig en overtuigend bewezen.
4.6.
Bewijswaardering feit 1 op de dagvaarding met parketnummer 10/116238-21
4.6.1.
Beoordeling
De rechtbank acht dit feit, gelet op de verklaring van de verdachte en de inhoud van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen. De verdachte is midden in de nacht aangehouden op een met hekken en slagbomen afgesloten haventerrein. Dat hij wist dat hij daar niet mocht zijn blijkt alleen al uit het feit dat hij het terrein is opgekomen door onder een hek door te kruipen. De verdachte heeft zich aldus zonder daartoe gerechtigd te zijn op dit terrein bevonden.
4.7.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen,
houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is
wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte
  • het onder 1 en 2 ten laste gelegde op de dagvaarding met parketnummer 10/224260-20;
  • het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde op de dagvaarding met parketnummer
10/066126-21;
  • het ten laste gelegde feit op de dagvaarding met parketnummer 10/105839-21;
  • het primair ten laste gelegde op de dagvaarding met parketnummer 10/145186-21 en
  • het onder 1 ten laste gelegde op de dagvaarding met parketnummer 10/116238-21
heeft begaan op die wijze dat:
Parketnummer 10/224260-20
1
hij op 9 februari 2020 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
vierentwintigduizend vijfhonderd (24.500,00) euro, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) dat weg te nemen geldbedrag onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een bankpas tot het gebruik waarvan hij, verdachte niet bevoegd was, door voornoemd geldbedrag van de bankrekening van [naam slachtoffer 1] over te boeken op zijn, verdachtes bankrekening;
2
hij op 9 februari 2020, te Rotterdam, althans in Nederland,
van een voorwerp, te weten een geldbedrag van vierentwintigduizend (24.000,00) euro, voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
Parketnummer 10/066126-21
1
hij op 9 maart 2021 te Rotterdam,
een ambtenaar, [naam agent 1] (hoofdagent van politie Eenheid Rotterdam),
gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening heeft mishandeld door hem in het gezicht te slaan;
2
hij op 9 maart 2021 te Rotterdam,
opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel of een vordering, krachtens enig wettelijk voorschrift, te weten artikel 2 van de Wet op de identificatieplicht, gedaan door een ambtenaar, te weten, [naam agent 1] (hoofdagent van politie Eenheid Rotterdam), belast met de uitoefening van enig toezicht en/of belast met en/of bevoegd verklaard tot het opsporen en/of onderzoeken van strafbare feiten, door, nadat deze ambtenaar hem had bevolen of van hem had gevorderd zijn identificatiebewijs ter inzage aan te bieden, hieraan geen gevolg te geven;
3
hij, op 9 maart 2021 te Rotterdam,
opzettelijk ambtenaren, te weten [naam agent 1] , [naam agent 2] , [naam agent 3] en/of [naam agent 4] (
allenhoofdagent van politie Eenheid Rotterdam), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, in hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd,
door hen de woorden toe te voegen: "Kankerhomo", "kankerslet", "kankerflikkers", "jullie kankermoeders", "ik ga jullie kankermoeders neuken", "ik ga jullie kankerhard slaan", en/of "Jij was erbij op straat vieze kankerlijer",
althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
Parketnummer 10/105839-21
hij, in de periode van 10 maart 2021 tot en met 11 maart 2021 te Dordrecht
in het besloten lokaal gelegen aan de [adres] bij [naam hotel] , wederrechtelijk aldaar vertoevende zich niet op de vordering van of vanwege de rechthebbende aanstonds heeft verwijderd;
Parketnummer 10/145186-21
primair
hij op 9 april 2021 te Rotterdam
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [naam slachtoffer 2]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen die [naam slachtoffer 2] met kracht in het gezicht heeft gestompt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Parketnummer 10/116238-21
1
hij op 30 april 2021 te Maasvlakte Rotterdam , gemeente Rotterdam
zonder daartoe gerechtigd te zijn zich heeft bevonden op/aan de [straatnaam] , zijnde grond toebehorende aan de [naam bedrijf] , van welke grond de toegang op een voor verdachte blijkbare wijze door de rechthebbende was verboden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Parketnummer 10/224260-20
1. Diefstal door twee of meer personen, terwijl de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, meermalen gepleegd;
2. Witwassen.
Parketnummer 10/066126-21
1. Mishandeling, terwijl het feit wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
2. Opzettelijk niet voldoen aan een bevel of vordering krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast of bevoegd verklaard tot het opsporen of onderzoeken van strafbare feiten;
3. Eenvoudige belediging van een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd.
Parketnummer 10/105839-21
Het wederrechtelijk in een besloten lokaal vertoevende zich niet op de vordering van of vanwege de rechthebbende aanstonds verwijderen.
Parketnummer 10/145186-21
Poging tot zware mishandeling.
Parketnummer 10/116238-21
1. Zonder daartoe gerechtigd te zijn, zich op andermans grond waarvan de toegang op een voor hem kenbare wijze door de rechthebbende is verboden, bevinden.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan de diefstal van een groot geldbedrag van de rekening van het slachtoffer. Dit feit veroorzaakte bij het slachtoffer gevoelens van angst en boosheid en bezorgde hem groot financieel nadeel.
Vervolgens heeft de verdachte dat geld witgewassen door het door te sluizen naar rekeningen van bekenden van hem.
Door witwassen wordt de integriteit van het financiële en economische verkeer aangetast en het draagt bij aan de instandhouding van criminaliteit. Witwassen dekt namelijk onderliggende strafbare feiten af en realiseert de mogelijkheid van een geldelijke beloning voor die strafbare feiten.
Ook heeft de verdachte geen gevolg gegeven aan de vordering van een verbalisant om zijn legitimatiebewijs te laten zien. Vervolgens is hij aangehouden en heeft hij meerdere verbalisanten beledigd. Hiermee heeft hij het gezag van de verbalisanten aangetast. Daarna heeft hij ook nog een verbalisant mishandeld door hem in zijn gezicht te slaan. Hij heeft daarmee op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van deze verbalisant.
Het gedrag van de verdachte getuigt van een ernstig gebrek aan respect voor de politie, die tot taak heeft de openbare orde te handhaven en de veiligheid op straat te bewaren.
Tevens heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan lokaalvredebreuk. De verdachte was gevorderd zich te verwijderen uit het Van der Valk hotel waar hij zich tijdens de lockdown samen met vrienden in een hotelkamer ernstig had misdragen en overlast heeft veroorzaakt. Tegen de vorderingen van het hotelpersoneel en de politie in is hij toch opnieuw naar binnen gegaan bij het hotel.
Ook heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling. In een verkeersituatie heeft de verdachte een andere verkeersdeelnemer zodanig hard in het gezicht gestompt dat deze daardoor ernstig letsel heeft opgelopen.
Dit handelen van de verdachte vormt een ernstige inbreuk op de lichamelijke en psychische integriteit van de aangever. Dergelijke feiten hebben in het algemeen grote nadelige gevolgen voor de slachtoffers, bij wie het geweld veelal gevoelens van angst en onveiligheid teweegbrengt. De rechtbank tilt zwaar aan dit feit. Uit de bij de ingediende vordering tot schadevergoeding gevoegde schriftelijke slachtofferverklaring en de door de aangever ter zitting afgelegde verklaring maakt de rechtbank op dat het feit een enorme impact op hem heeft gehad en dat hij ook op dit moment nog dagelijks de nadelige gevolgen ervan ondervindt. Het letsel aan zijn neus is nog niet genezen en hij is nog steeds onder behandeling in het ziekenhuis.
Tenslotte heeft de verdachte zich op verboden terrein bevonden. Hij is onder een hekwerk doorgekropen en heeft vervolgens op het terrein van een containerterminal op de Maasvlakte rondgelopen.
Door zich zonder toestemming op het terrein van de rechthebbende te bevinden, heeft hij inbreuk gemaakt op het recht van de rechthebbende om te bepalen wie zijn terrein betreedt.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 8 oktober 2021, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft over de verdachte gerapporteerd, laatstelijk op 3 augustus 2021. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
De verdachte is vanaf 2012 veroordeeld tot diverse straffen wegens verschillende strafbare feiten. Hij valt onder de High Impact Target aanpak en heeft het kenmerk pre-ISD (Intensieve Stelselmatige Daderaanpak). De verdachte is een stellig ontkennende verdachte ten aanzien van alle feiten.
Op basis van zijn delictverleden worden huisvesting (hij woont in Rotterdam-Zuid, waar veel criminaliteit voorkomt), het ontbreken van een zinvolle dagbesteding, een deels pro-crimineel sociaal netwerk, alcoholgebruik, waardoor hij eerder ontremd gedrag vertoont, zijn verstandelijke beperking en psychische problematiek aangemerkt als risicofactoren. Het is positief dat de verdachte bereid is om mee te blijven werken aan het reclasseringstoezicht. Verder dan het af en toe in gesprek gaan met de toezichthouder, waarbij hij niet het achterste van zijn tong laat zien, komt het echter niet. De reclassering vindt het een en ander erg zorgelijk, vooral ook omdat hij zichzelf opstelt als een slachtoffer en de mening is toegedaan dat hij steeds onschuldig wordt aangehouden en wordt veroordeeld.
Ondanks dat de reclassering twijfels heeft over de concrete toegevoegde waarde worden een meldplicht en diverse andere bijzondere voorwaarden geadviseerd, waaronder een locatieverbod/gebod met elektronisch toezicht, in het kader van een (deels) forse voorwaardelijke gevangenisstraf en de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Gelet op de documentatie van de verdachte en de hoeveelheid aan strafbare feiten in de afgelopen jaren is hij hard op weg naar het verkrijgen van een ISD-status.
De voorlopige hechtenis van de verdachte is in september 2021 geschorst, maar werd weer opgeheven omdat hij zich kort daarna wederom onbevoegd op een haventerrein bevond.
Omdat de reclassering hem nog een kans wilde geven en de verdachte aangaf mee te willen werken aan toezicht en alle voorwaarden, is de voorlopige hechtenis begin oktober nogmaals geschorst.
In navolging van de reclassering en de officier van justitie, zal de rechtbank de verdachte nog een allerlaatste kans geven om te laten zien dat het hem ernst is en dat hij zijn leven op orde kan krijgen en uit handen van justitie kan blijven.
De rechtbank zal daarom een groot deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zullen de op te leggen bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
Ten aanzien van de bewezen verklaarde overtreding op de dagvaarding met parketnummer 10/116238-21, waarvoor een afzonderlijke straf dient te worden bepaald, zal de rechtbank een geldboete van na te noemen hoogte opleggen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

8..Vorderingen benadeelde partij / schadevergoedingsmaatregelen

8.1.
De vordering van de benadeelde [naam benadeelde 1] (10/224260-20)
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [naam benadeelde 1] , ter zake van de feiten op de dagvaarding met parketnummer 10/224260-20. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 34.400,- aan materiële schade en een vergoeding van € 3.000,- aan immateriële schade.
Standpunten officier van justitie en verdediging
Zowel de officier van justitie als de verdediging hebben zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard omdat de vordering onvoldoende (met stukken) is onderbouwd.
Beoordeling
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. De vordering is onvoldoende (met stukken) onderbouwd. De behandeling van de vordering van de benadeelde partij levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
8.2.
De vordering van de benadeelde [naam benadeelde 2] (10/066126-21)
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [naam benadeelde 2] , via de gemachtigde
van politie Rotterdam Rijnmond, ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit op de dagvaarding met parketnummer 10/066126-21.
De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 350,- aan immateriële schade.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft toewijzing van de vordering bepleit, met wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in de vordering bepleit, aangezien een verbalisant getraind en opgeleid is om te werken met mensen die niet meewerken. Subsidiair is bepleit de vordering te matigen.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks schade is toegebracht en dat de vordering genoegzaam is onderbouwd. De vordering zal, ondanks de betwisting door de verdachte, worden toegewezen.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 9 maart 2021.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
8.3.
De vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde 3] (10/145186-21)
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd de heer [naam benadeelde 3] , bij zijn gemachtigde mr. Y.L. Zandbergen, ter zake van het feit op de dagvaarding met parketnummer 10/145186-21. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 41,99 aan materiële schade en een vergoeding van € 1.000,- aan immateriële schade.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft toewijzing van de vordering bepleit, met wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen gelet op de bepleite vrijspraak, subsidiair is bepleit dat de vordering te complex is voor behandeling in deze strafzaak.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële en immateriële schade is toegebracht. De vordering is genoegzaam onderbouwd en zal, ondanks de betwisting door de verdachte, worden toegewezen.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 9 april 2021.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9..Vordering tenuitvoerlegging

9.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij arrest van het gerechtshof Den Haag van 30 maart 2017 is de verdachte ter zake van feitelijke aanranding van de eerbaarheid, openlijke geweldpleging, gekwalificeerde diefstal en een diefstal met geweld veroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf van 13 maanden, waarvan een gedeelte groot 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
De proeftijd is ingegaan op 24 april 2018 en loopt tot 4 oktober 2021.
9.2.
Standpunt officier van justitie en standpunt verdediging
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gehele toewijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging.
De raadsman heeft verzocht de verdachte een allerlaatste kans te geven en de gevangenisstraf niet ten uitvoer te leggen, maar in plaats daarvan een werkstraf op te leggen of slechts voor een deel van de straf ten uitvoer te leggen.
9.3.
Beoordeling
Uit de documentatie van de verdachte van 8 oktober 2021 blijkt dat bij beslissing van het gerechtshof Den Haag van 30 juni 2021 de tenuitvoerlegging van dit voorwaardelijk strafdeel al geheel is toegewezen. De rechtbank zal de vordering daarom afwijzen.

10.. Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24c, 36f, 45, 57, 62, 138, 184, 266, 267, 300, 302, 304, 311, 420bis en 461 van het Wetboek van Strafrecht.

11.. Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.. Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde op de dagvaarding
met parketnummer 10/116238-21 heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte:
- het onder 1 en 2 ten laste gelegde op de dagvaarding met parketnummer 10/224260-20;
- het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde op de dagvaarding met parketnummer 10/066126-21;
- het ten laste gelegde feit op de dagvaarding met parketnummer 10/105839-21;
- het primair ten laste gelegde op de dagvaarding met parketnummer 10/145186-21; en
- het onder 1 ten laste gelegde op de dagvaarding met parketnummer 10/116238-21,
zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
ten aanzien van feiten 1 en 2 op de dagvaarding met parketnummer 10/224260-20, feiten 1,
2 en 3 op de dagvaarding met parketnummer 10/066126-21, het feit op de dagvaarding met
parketnummer 10/105839-21, het primaire feit op de dagvaarding met parketnummer
10/145186-21:
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 360 (driehonderdzestig) dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
253 (tweehonderddrieënvijftig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
3 (drie) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. De veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, zolang en frequent als
die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
2. De veroordeelde zal bij wijziging van zijn adres het nieuwe adres schriftelijk
doorgeven aan de officier van justitie;
3. De veroordeelde werkt mee aan een diagnostisch- en aan een intelligentieonderzoek en laat zich behandelen door de Waag of soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de
aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van
medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling.
4. De veroordeelde bevindt zich niet in of rond de volgende gebieden:
- Tweede Maasvlakte ;
- Waalhaven ;
- Pernis ;
- [naam hotel] ;
- Europoort Rotterdam ;
- Botlek Rotterdam .
De verboden gebieden worden gehanteerd zoals weergegeven op de bijlage bij het reclasseringsrapport van 3 augustus 2021.
De veroordeelde werkt mee aan Elektronische Monitoring op dit locatieverbod.
De veroordeelde gaat niet naar het buitenland zonder toestemming van de reclassering, omdat het voor de Elektronische Monitoring nodig is dat de veroordeelde in Nederland blijft. Het Openbaar Ministerie kan op verzoek van de reclassering dit locatieverbod (deels) laten vervallen;
5. De veroordeelde is op vooraf vastgestelde tijdstippen aanwezig op het verblijfadres,
[adres verdachte] . Een ander adres is alleen mogelijk als de
reclassering daarvoor voorafgaand toestemming geeft.
De reclassering stelt de precieze tijdstippen vast, in overleg met de veroordeelde en mede afhankelijk van de dagbesteding. Bij de start hoeft de veroordeelde op doordeweekse dagen met dagbesteding een aaneengesloten blok van 12 uur niet op het verblijfadres te zijn. Op dagen zonder opleiding, (vrijwilligers)werk of behandeling kan dat beperkt worden tot 2 uur, indien de reclassering dit noodzakelijk acht.
In de weekenden heeft de veroordeelde een aaneengesloten blok van 4 uur per dag vrij te besteden. De verdachte werkt mee aan Elektronische Monitoring op dit locatiegebod.
Het Openbaar Ministerie kan op verzoek van de reclassering de genoemde
bloktijden veranderen of het locatiegebod laten vervallen;
6. De veroordeelde werkt mee aan controle van het gebruik van alcohol om het
middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en
ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe
vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
7. De veroordeelde werkt mee aan het vinden van een zinvolle dagbesteding middels (vrijwilligers-)werk of opleiding voor tenminste 26 uur per week.
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de onder nummers 1 t/m 7 genoemde bijzondere voorwaarden en het aan genoemde reclasseringsinstelling opgedragen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
ten aanzien van feit 1 op de dagvaarding met parketnummer 10/116238-21:
veroordeelt de verdachte tot een
geldboete van € 100,00 (honderd euro), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door
2 dagen hechtenis;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte onder parketnummer 10/145186-21, die bij eerdere beslissing is geschorst;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf;
verklaart
de benadeelde partij [naam benadeelde 1]niet-ontvankelijk in de vordering; bepaalt dat de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan
de benadeelde partij [naam benadeelde 2], bij zijn gemachtigde van politie Rotterdam Rijnmond, te betalen een bedrag van
€ 350,- (zegge: driehonderdvijftig euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 9 maart 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van
[naam benadeelde 2], bij zijn gemachtigde [naam 2] / [naam 3] / [naam 4] van politie Rotterdam Rijnmond, te betalen
€ 350,- (zegge: driehonderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 maart 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 350,- niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van
7 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan
de benadeelde partij [naam benadeelde 3], bij zijn gemachtigde mr. Y.L. Zandbergen, te betalen een bedrag van
€ 1.041,99 (zegge: éénduizendéénenveertig euro en negenennegentig cent), bestaande uit € 41,99 aan materiële schade en € 1.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 9 april 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van
[naam benadeelde 3], bij zijn gemachtigde mr. Y.L. Zandbergen, te betalen
€ 1041,99 (zegge: éénduizendéénenveertig euro en negenennegentig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 april 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 1041,99 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
20 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging van de bij arrest van het Gerechtshof Den Haag van 30 maart 2017 aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.J. Bade, voorzitter,
en mrs. L.J.M. Janssen en G.A.J.M. van Vugt, rechters,
in tegenwoordigheid van M.J. Grootendorst, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Parketnummer 10/224260-20
1
hij op of omstreeks 9 februari 2020 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
vierendertigduizend (34.000,00) euro, althans een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat weg te nemen geldbedrag onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een bankpas tot het gebruik waarvan hij, verdachte niet bevoegd was, door voornoemd geldbedrag van de bankrekening van [naam slachtoffer 1] over te boeken op zijn, verdachtes bankrekening;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht)
2
hij op of omstreeks 9 februari 2020, te Rotterdam, althans in Nederland,
van een voorwerp, te weten een geldbedrag van vierendertigduizend (34.000,00) euro, althans een geldbedrag, de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op een voorwerp, te weten een geldbedrag van vierendertigduizend (34.000,00) euro, althans een geldbedrag, was, en/of
heeft verborgen en/of verhuld wie een voorwerp, te weten vierendertigduizend (34.000,00) euro, althans een geldbedrag, voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
(art 420bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht)
Parketnummer 10/066126-21
1
hij op of omstreeks 9 maart 2021 te Rotterdam, althans in Nederland,
een ambtenaar, [naam agent 1] (hoofdagent van politie Eenheid Rotterdam),
gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening heeft mishandeld door hem in het gezicht, althans tegen het lichaam, te slaan;
(art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 304 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht)
2
hij op of omstreeks 9 maart 2021 te Rotterdam, althans in Nederland,
opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel of een vordering, krachtens enig wettelijk voorschrift, te weten artikel 2 van de Wet op de identificatieplicht,
gedaan door een ambtenaar, te weten, [naam agent 1] (hoofdagent van politie Eenheid Rotterdam), belast met de uitoefening van enig toezicht en/of belast met en/of bevoegd verklaard tot het opsporen en/of onderzoeken van strafbare feiten,
door, nadat deze ambtenaar hem had bevolen of van hem had gevorderd zijn identificatiebewijs ter inzage aan te bieden, hieraan geen gevolg te geven;
(art 184 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
3
hij, op of omstreeks 9 maart 2021 te Rotterdam, althans in Nederland,
opzettelijk (een) ambtenaren, te weten [naam agent 1] , [naam agent 2] , [naam agent 3] en/of [naam agent 4] (allemaal hoofdagent van politie Eenheid Rotterdam), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, in zijn/haar/hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd,
door hem/haar/hen de woorden toe te voegen: "Kankerhomo", "kankerslet", "kankerflikkers", "jullie kankermoeders", "ik ga jullie kankermoeders neuken", "ik ga jullie kankerhard slaan", en/of "Jij was erbij op straat vieze kankerlijer",
althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
(art 266 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 267 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht)
Parketnummer 10/105839-21
hij, in of omstreeks de periode van 10 maart 2021 tot en met 11 maart 2021 te Dordrecht
in het besloten lokaal en/of het besloten erf gelegen aan de [adres] bij [naam hotel] , althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, in gebruik wederrechtelijk aldaar vertoevende zich niet op de vordering van of vanwege de rechthebbende aanstonds heeft verwijderd;
(art 138 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
Parketnummer 10/145186-21
hij op of omstreeks 9 april 2021 te Rotterdam
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [naam slachtoffer 2]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
een blikje drinken naar het hoofd van die [naam slachtoffer 2] heeft gegooid en/of die [naam slachtoffer 2] meermalen, althans eenmaal, (telkens) (met kracht) in het gezicht heeft geslagen en/of gestompt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 9 april 2021 te Rotterdam
[naam slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [naam slachtoffer 2] meermalen, althans eenmaal,
(telkens) (met kracht) in het gezicht te slaan en/of te stompen;
(art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
Parketnummer 10/116238-21
1
hij op of omstreeks 30 april 2021 te Maasvlakte Rotterdam , gemeente Rotterdam
zonder daartoe gerechtigd te zijn zich heeft bevonden op/aan de [straatnaam] , zijnde grond toebehorende aan de [naam bedrijf] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, van welke grond de toegang op een voor verdachte blijkbare wijze door de rechthebbende was verboden;
(art 461 Wetboek van Strafrecht)
2
hij op of omstreeks 30 april 2021 te Maasvlakte Rotterdam , gemeente Rotterdam
opzettelijk en wederrechtelijk een hek, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam bedrijf] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
(art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht)