ECLI:NL:RBROT:2021:12210

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 december 2021
Publicatiedatum
13 december 2021
Zaaknummer
10/750290-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervalsing van diploma's en oplichting in de zorgsector

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 2 december 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrifte en oplichting. De verdachte heeft tussen 2015 en 2018 zich meermalen voorgedaan als bevoegd Verzorgende IG door gebruik te maken van vervalste diploma's en cijferlijsten. Dit deed zij bij zes zorginstellingen en intermediairs om als zelfstandige zorgverlener opdrachten te verkrijgen. Bij vier van deze organisaties heeft zij daadwerkelijk werkzaamheden verricht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valse documenten, wat heeft geleid tot een veroordeling tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden, een taakstraf van 150 uur en een beroepsverbod voor vijf jaar in de zorgsector.

De rechtbank heeft in haar overwegingen de ernst van de feiten benadrukt, vooral gezien het feit dat de verdachte in de gezondheidszorg werkzaam was, waar bekwaamheid en betrouwbaarheid van levensbelang zijn. De verdachte heeft verklaard nooit verpleegtechnische handelingen te hebben verricht, maar de rechtbank achtte dit onaannemelijk. De verdachte heeft haar gedrag herhaaldelijk voortgezet, zelfs nadat zij eerder was betrapt, wat haar gedrag extra laakbaar maakt. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar recente moederschap en de impact van detentie op haar kind.

De rechtbank heeft uiteindelijk besloten om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf achterwege te laten, maar heeft wel een forse taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd, met als doel de verdachte te ontmoedigen om opnieuw in de fout te gaan. De rechtbank heeft de verdachte ook een beroepsverbod opgelegd, wat de kans op herhaling moet verkleinen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/750290-19
Datum uitspraak: 2 december 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres verdachte]
,
raadsman mr. T.P. van der Eerden, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 18 november 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd door het aanvullen van de tenlastelegging met een ad informandum gevoegd feit.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. A. de Beer heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar, een taakstraf voor de duur van 150 uur, subsidiair 75 dagen hechtenis, alsmede een beroepsverbod voor het werken in de thuiszorg voor de duur van 5 jaren.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring
Het onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen, gelet op die verklaring en de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen, zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
zij in de periode van 12 februari 2016 tot en met 30 maart 2018
te Dordrecht en/of Krimpen aan den IJssel,
meermalen, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vals diploma (waarop o.a. staat vermeld: Verzorgende IG d.d. 12 februari 2016) en een cijferlijst, zijnde die stukken geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen als waren die geschriften echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat zij, verdachte, dat diploma en/of cijferlijst heeft verstrekt en/of getoond aan
- [naam 1] en/of (een medewerker van) [naam instelling 1] ter verkrijging van een overeenkomst van opdracht en/of
- [naam 2] en/of een medewerker van) [naam instelling 2] ter verkrijging van een overeenkomst van opdracht
en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat
- in strijd met de waarheid op voornoemd diploma een format van de [naam academie] staat vermeld, terwijl voornoemd diploma en cijferlijst niet aan verdachte is uitgegeven en/of opgesteld door de [naam academie] en
- in strijd met de waarheid op voornoemd diploma gebruik is gemaakt van het logo en de gegevens van de [naam academie] en
- in strijd met de waarheid op voornoemd diploma gebruik is gemaakt van een foutieve tenaamstelling ([naam 3] in plaats van [naam academie]) en
- in strijd met de waarheid op voornoemd diploma gebruik is gemaakt van een naam en handtekening van een persoon ([naam 4]) die geen tekenbevoegdheid heeft;
2.
zij in de periode van 12 februari 2016 tot en met 4 juli 2018
te Capelle aan den IJssel en/of Amersfoort en/of 's-Gravenhage,
meermalen, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vals diploma (waarop o.a. staat vermeld: verzorgende IG d.d. 12 februari 2016) en een cijferlijst, zijnde die stukken geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen als waren die geschriften echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat zij, verdachte, dat diploma en/of cijferlijst heeft verstrekt en/of getoond aan
- een medewerker van [naam instelling 3] ter verkrijging van een overeenkomst van opdracht en/of
- een medewerker van [naam instelling 4] ter verkrijging van een overeenkomst van opdracht
en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat
- in strijd met de waarheid op voornoemd diploma een format van de [naam academie] staat vermeld, terwijl voornoemd diploma en/of cijferlijst niet aan verdachte is uitgegeven en/of opgesteld door de [naam academie] en
- in strijd met de waarheid op voornoemd diploma gebruik is gemaakt van het logo en de gegevens van de [naam academie] en
- in strijd met de waarheid op voornoemd diploma gebruik is gemaakt van een foutieve tenaamstelling ([naam 3] in plaats van [naam academie]) en
- in strijd met de waarheid op voornoemd diploma gebruik is gemaakt van een naam en handtekening van een persoon ([naam 4]) die geen tekenbevoegdheid heeft;
3.
zij in of omstreeks de periode van 12 februari 2015 tot en met 1 oktober 2015
te Rotterdam, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vals diploma (waarop o.a. staat vermeld: verzorgende IG d.d. 12 februari 2015) en een cijferlijst, zijnde die stukken geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen als waren die geschriften echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat zij, verdachte, dat diploma en/of cijferlijst heeft verstrekt en/of getoond aan
- een medewerker van [naam instelling 5] ter verkrijging van een overeenkomst van opdracht
en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat
- in strijd met de waarheid op voornoemd diploma een format van het Scholingsinstituut Nederland staat vermeld, terwijl voornoemd diploma en/of cijferlijst niet aan verdachte is uitgegeven en/of opgesteld door het Scholingsinstituut Nederland en
- in strijd met de waarheid gebruik is gemaakt van het logo en de gegevens van het Scholingsinstituut Nederland en
- in strijd met de waarheid gebruik is gemaakt van een registratienummer en/of crebonummer welke niet bestaat en/of op haar naam staat en
- in strijd met de waarheid gebruik is gemaakt van een handtekening van een persoon ([naam 5]) die op dat moment directeur van het Scholingsinstituut Nederland was;
4.
zij in de periode van 1 juli 2015 tot en met 12 december 2017
te Rotterdam, telkens, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, diverse zorginstellingen, te weten [naam instelling 5] en [naam instelling 6], heeft bewogen tot afgifte van een geldbedrag te weten 2.532,59 EUR of 1.176,49 EUR en/of toegang tot het zorgverleners dossier, hebbende telkens met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven- valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- zich voorgedaan als ware zij een verzorgende IG door het overleggen van een valselijk opgemaakt diploma van het Scholingsinstituut Nederland en/of
- zich voorgedaan als ware zij een verzorgende IG/verpleegkundige door het overleggen van een valselijk opgemaakt diploma van het Scholingsinstituut Nederland en/of
- terwijl verdachte daartoe niet bevoegd en/of bekwaam was, meermalen opgetreden als verzorgende IG en
- zich bij sollicitatiegesprekken en/of brieven voorgedaan als verzorgende IG en/of verpleegkundige waardoor [naam instelling 5] en/of [naam instelling 6] telkens werden bewogen tot bovenomschreven afgifte;
5.
zij in de periode van 20 juni 2017 tot en met 4 juli 2018
te Capelle aan den IJssel en/of Amersfoort, telkens, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, diverse bedrijven en/of zorginstellingen, te weten [naam instelling 3] en [naam instelling 4], heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag, te weten 200 EUR of 2.200 EUR, hebbende telkens met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- zich voorgedaan als ware zij een verzorgende IG door het overleggen van een valselijk opgemaakt diploma van de [naam academie] en
- terwijl verdachte daartoe niet bevoegd en/of bekwaam was, meermalen opgetreden als verzorgende IG en
- zich bij sollicitatiegesprekken en/of brieven voorgedaan als verzorgende IG waardoor [naam instelling 3] en/of [naam instelling 4] telkens werden bewogen tot bovenomschreven afgifte;
6.
zij in de periode van 7 december 2017 tot en met 9 april 2018
te Rotterdam en/of Dordrecht,
ter uitvoering van het voornemen om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
diverse zorginstellingen, te weten [naam instelling 1] en [naam instelling 2], te bewegen tot de afgifte van een geldbedrag en/of het verlenen van toegang tot het zorgverleners dossiers, een dienst, hebbende telkens met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- zich voorgedaan als ware zij een verzorgende IG door het overleggen van een valselijk opgemaakt diploma van de [naam academie] en
- terwijl verdachte daartoe niet bevoegd en/of bekwaam was, zou optreden als verzorgende IG en
- zich bij sollicitatiegesprekken en/of brieven voorgedaan als verzorgende IG en/of verpleegkundige, terwijl de uitvoering van dat voornemen niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1. opzettelijk gebruik maken van een vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd;
2. opzettelijk gebruik maken van een vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd;
3. opzettelijk gebruik maken van een vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd;
4. oplichting, meermalen gepleegd;
5. oplichting, meermalen gepleegd;
6. poging tot oplichting, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich meermaals schuldig gemaakt aan valsheid in geschrifte en oplichting, door zich met behulp van vervalste diploma’s en cijferlijsten voor te doen als bevoegd Verzorgende IG. Tussen 2015 en 2018 heeft zij zich in die hoedanigheid bij zes zorginstellingen en intermediairs gemeld om als zzp’er opdrachten te verkrijgen. Bij vier organisaties heeft zij ook daadwerkelijk werkzaamheden verricht.
De verdachte heeft zich hoofdzakelijk beziggehouden met thuiszorg, onder andere voor terminale patiënten. Daarbij werkte zij regelmatig zelfstandig. Tot de verantwoordelijkheden van een Verzorgende IG behoort onder andere het verrichten van bepaalde verpleegtechnische handelingen, zoals injecteren en het toedienen van medicijnen, waarvoor de verdachte niet was opgeleid en waartoe zij dus ook niet bevoegd was. De verdachte heeft ter zitting verklaard dat zij nooit dergelijke handelingen heeft verricht, maar dit acht de rechtbank onaannemelijk omdat dit haar inzetbaarheid praktisch te zeer zou beperken. Dit zou immers feitelijk betekenen dat de verdachte werd ingeschakeld in de hoedanigheid van Verzorgende IG en zij het daarbij behorende tarief in rekening kon brengen, terwijl zij slechts de taken vervulde van een reguliere, ongekwalificeerde verzorgende.
Het feit dat de verdachte werkzaam was in de gezondheidszorg, maakt haar gedrag extra laakbaar. Bekwaamheid, bevoegdheid en betrouwbaarheid zijn immers juist in de zorg van levensbelang. Patiënten moeten erop kunnen vertrouwen dat zij worden geholpen door personen die over de juiste kennis en kwalificaties beschikken. De verdachte lijkt hiervoor in het geheel geen oog te hebben gehad. Haar handelen werd uitsluitend gemotiveerd door winstbejag: als zelfstandig Verzorgende IG kon zij immers substantieel meer verdienen dan als reguliere verzorgende.
De rechtbank rekent het de verdachte verder zwaar aan dat zij haar gedrag tot twee keer toe heeft hervat nadat zij was betrapt. Na de aangifte van [naam instelling 5] in 2015 ging de verdachte in 2017 immers opnieuw ongekwalificeerd aan de slag en ter zitting heeft zij erkend dat zij medio 2019 nogmaals met een vals diploma heeft gesolliciteerd bij [naam instelling 7], terwijl het onderzoek naar de ten laste gelegde feiten al in volle gang was en zij daarover al verschillende malen door de politie was gehoord.
Het laatstgenoemde feit is op de dagvaarding kort omschreven. De verdachte heeft dit feit, zoals vermeld, op de terechtzitting erkend. De officier van justitie heeft te kennen gegeven dat dit feit verder niet afzonderlijk zal worden vervolgd. Met dit feit wordt bij de strafoplegging rekening gehouden.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 22 oktober 2021, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 10 november 2021. Dit rapport houdt het volgende in.
De verdachte komt intelligent genoeg over om de gevolgen van haar gedrag te overzien. Ze lijkt te hebben gekozen voor de makkelijke en snelle weg (impulsief) en enkel te hebben gedacht aan het voordeel dat ze kon behalen. Verdachte wist dat ze strafbaar handelde, maar heeft toch het risico genomen daar ze niet verwacht had dat ze door de mand zou vallen en wat de gevolgen hiervan zouden zijn. Bovendien is ze meerdere malen in de gelegenheid geweest om te stoppen/zich te bedenken, maar dit heeft ze niet gedaan. Hetgeen de reclassering zich doet afvragen in hoeverre ze haar gedrag daadwerkelijk afkeurt dan wel het afkeurt nu ze strafrechtelijk wordt vervolgd (de negatieve consequenties hiervan ondervindt). Er lijkt naar de mening van de reclassering dan ook sprake te zijn geweest van berekenend en bewust delictgedrag voor financieel gewin.
Het risico op recidive wordt ingeschat als laag/gemiddeld. De consequenties die de onderhavige zaak meebrengt en het feit dat zij moeder is geworden, lijken de verdachte af te schrikken en bij te dragen aan het willen voorkomen van justitiecontacten in de toekomst. Daarnaast acht de reclassering de verdachte voldoende in staat om op een delict-vrije manier haar leven in te richten en te onderhouden. Derhalve ziet de reclassering op dit moment geen noodzaak voor toezicht en/of interventies
Een gevangenisstraf zal niet bijdragen aan het verminderen van recidive. Tevens kan dit een negatief effect hebben op het emotionele welzijn van de verdachte. Ze is bekend met PTSS en zal niet voor haar kind kunnen zorgen als ze in detentie terechtkomt, hetgeen ze als traumatisch kan ervaren. Ook voor het kind kan het negatieve gevolgen hebben in verband met de hechting en de verdachte geeft nog borstvoeding. Het kind is nog heel afhankelijk van de verdachte.
Bij een veroordeling adviseert de reclassering een beroepsverbod op grond van artikel 28 van het Wetboek van Strafrecht, waarbij de verdachte 5 jaren niet mag werken in de zorg.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank zal echter afzien van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, mede gelet op de ouderdom van de feiten en de omstandigheid dat de verdachte zeer recent moeder is geworden. In plaats daarvan wordt een forse taakstraf opgelegd en een voorwaardelijke gevangenisstraf met een lange proeftijd.
De rechtbank heeft overwogen of het in deze zaak aangewezen is om de verdachte daarnaast een beroepsverbod op te leggen. Zij ziet in de hiervoor genoemde op te leggen straffen (inclusief proeftijd) en het waarschuwend effect dat daarvan uitgaat voldoende waarborg dat de verdachte niet opnieuw de fout in zal gaan. Daarbij neemt de rechtbank ook in ogenschouw dat deze veroordeling het op zichzelf al moeilijker zal maken voor de verdachte om opnieuw werk te vinden in de zorg en naar verwachting zal leiden tot verscherpt toezicht vanuit bijvoorbeeld de Inspectie Gezondheidszorg.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 45, 57, 225 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van twee (2) maanden;
bepaalt dat deze gevangenisstraf
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzijde rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
3 (drie) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig zal maken;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
honderdvijftig (150) uren,waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
vijfenzeventig (75) dagen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.J. Bade, voorzitter,
en mrs. L.J.M. Janssen en J.L. Luiten, rechters,
in tegenwoordigheid van M.J. Grootendorst, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging, inhoudende aanvulling met ai-feit.
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
zij in of omstreeks de periode van 12 februari 2016 tot en met 30 maart 2018
te Dordrecht en/of Krimpen aan den IJssel, althans in Nederland,
meermalen, althans eenmaal, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vals diploma (waarop o.a. staat vermeld: Verzorgende IG d.d. 12 februari 2016) en/of een cijferlijst, zijnde die stukken geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen als waren die geschriften echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat zij, verdachte, dat diploma en/of cijferlijst heeft verstrekt en/of getoond aan
- [naam 1] en/of (een medewerker van) [naam instelling 1] ter
verkrijging van een overeenkomst van opdracht en/of
- [naam 2] en/of een medewerker van) [naam instelling 2] ter verkrijging
van een overeenkomst van opdracht
en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat
- in strijd met de waarheid op voornoemd diploma een format van de [naam academie]
staat vermeld, terwijl voornoemd diploma en/of cijferlijst
niet aan verdachte is uitgegeven en/of opgesteld door de [naam academie]
en/of
- in strijd met de waarheid op voornoemd diploma gebruik is gemaakt van het
logo en de gegevens van de [naam academie] en/of
- in strijd met de waarheid op voornoemd diploma gebruik is gemaakt van een
foutieve tenaamstelling ([naam 3] in plaats van [naam academie]) en/of
- in strijd met de waarheid op voornoemd diploma gebruik is gemaakt van een
naam en handtekening van een persoon ([naam 4]) die geen
tekenbevoegdheid heeft;
art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
zij in of omstreeks de periode van 12 februari 2016 tot en met 4 juli 2018
te Capelle aan den IJssel en/of Amersfoort en/of 's-Gravenhage, althans in Nederland,
meermalen, althans eenmaal, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vals diploma (waarop o.a. staat vermeld: verzorgende IG d.d. 12 februari 2016) en/of een cijferlijst, zijnde die stukken geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen als waren die geschriften echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat zij, verdachte, dat diploma en/of cijferlijst heeft verstrekt en/of getoond aan
- een medewerker van [naam instelling 3] ter verkrijging van een overeenkomst van opdracht en/of
- een medewerker van [naam instelling 4] ter verkrijging van een overeenkomst van opdracht
en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat
- in strijd met de waarheid op voornoemd diploma een format van de [naam academie]
staat vermeld, terwijl voornoemd diploma en/of cijferlijst
niet aan verdachte is uitgegeven en/of opgesteld door de [naam academie]
en/of
- in strijd met de waarheid op voornoemd diploma gebruik is gemaakt van het
logo en de gegevens van de [naam academie] en/of
- in strijd met de waarheid op voornoemd diploma gebruik is gemaakt van een
foutieve tenaamstelling ([naam 3] in plaats van [naam academie]) en/of
- in strijd met de waarheid op voornoemd diploma gebruik is gemaakt van een
naam en handtekening van een persoon ([naam 4]) die geen
tekenbevoegdheid heeft;
art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
zij in of omstreeks de periode van 12 februari 2015 tot en met 1 oktober 2015
te Rotterdam, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vals diploma (waarop o.a. staat vermeld: verzorgende IG d.d. 12 februari 2015) en/of een cijferlijst, zijnde die stukken geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen als waren die geschriften echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat zij, verdachte, dat diploma en/of cijferlijst heeft verstrekt en/of getoond aan
- een medewerker van [naam instelling 5] ter verkrijging van een overeenkomst van opdracht
en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat
- in strijd met de waarheid op voornoemd diploma een format van het
Scholingsinstituut Nederland staat vermeld, terwijl voornoemd diploma en/of
cijferlijst niet aan verdachte is uitgegeven en/of opgesteld door het
Scholingsinstituut Nederland en/of
- in strijd met de waarheid gebruik is gemaakt van het logo en de gegevens van
het Scholingsinstituut Nederland en/of
- in strijd met de waarheid gebruik is gemaakt van een registratienummer en/of
crebonummer welke niet bestaat en/of op haar naam staat en/of
- in strijd met de waarheid gebruik is gemaakt van een handtekening van een
persoon ([naam 5]) die op dat moment directeur van het
Scholingsinstituut Nederland was;
art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht
4.
zij in of omstreeks de periode van 1 juli 2015 tot en met 12 december 2017
te Rotterdam, althans in Nederland, telkens, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige
kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, diverse zorginstellingen, te weten [naam instelling 5] en/of [naam instelling 6], heeft bewogen tot afgifte van (een) geldbedrag(en) te weten 2.532,59 EUR en/of 1.176,49 EUR en/of toegang tot het zorgverleners dossier, althans enig goed, hebbende telkens met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven- valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- zich voorgedaan als ware zij een verzorgende IG door het overleggen van een
valselijk opgemaakt diploma van het Scholingsinstituut Nederland en/of
- zich voorgedaan als ware zij een verzorgende IG/verpleegkundige door het
overleggen van een valselijk opgemaakt diploma van het Scholingsinstituut
Nederland en/of
- terwijl verdachte daartoe niet bevoegd en/of bekwaam was, meermalen
opgetreden als verzorgende IG en/of
- zich bij sollicitatiegesprekken en/of brieven voorgedaan als verzorgende IG
en/of verpleegkundige waardoor [naam instelling 5] en/of [naam instelling 6] telkens
werden bewogen tot bovenomschreven afgifte;
art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht
5.
zij in of omstreeks de periode van 20 juni 2017 tot en met 4 juli 2018
te Capelle aan den IJssel en/of Amersfoort, althans in Nederland, telkens, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, diverse bedrijven en/of zorginstellingen, te weten [naam instelling 3] en/of [naam instelling 4]
, heeft bewogen tot de afgifte van (een)
geldbedrag(en), te weten 200 EUR en/of 2.200 EUR, althans enig goed, hebbende telkens met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- zich voorgedaan als ware zij een verzorgende IG door het overleggen van een
valselijk opgemaakt diploma van de [naam academie] en/of
- terwijl verdachte daartoe niet bevoegd en/of bekwaam was, meermalen
opgetreden als verzorgende IG en/of
- zich bij sollicitatiegesprekken en/of brieven voorgedaan als verzorgende IG
waardoor [naam instelling 3] en/of [naam instelling 4]
telkens werden bewogen tot bovenomschreven afgifte;
art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht
6.
zij in of omstreeks de periode van 7 december 2017 tot en met 9 april 2018
te Rotterdam en/of Dordrecht, althans in Nederland
ter uitvoering van het voornemen om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
diverse zorginstellingen, te weten [naam instelling 1] en/of [naam instelling 2], te bewegen tot de afgifte van (een) geldbedrag(en) en/of het verlenen van toegang tot het zorgverleners dossiers, een dienst, althans enig goed, hebbende telkens met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- zich voorgedaan als ware zij een verzorgende IG door het overleggen van een
valselijk opgemaakt diploma van de [naam academie] en/of
- terwijl verdachte daartoe niet bevoegd en/of bekwaam was, zou optreden als
verzorgende IG en/of
- zich bij sollicitatiegesprekken en/of brieven voorgedaan als verzorgende IG
en/of verpleegkundige, terwijl de uitvoering van dat voornemen niet is voltooid.
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Ad informandum gevoegd feit.
01 nov 2019-20 juli 2020 Laurenszorg: vals diploma en cijferlijst en zich
voordoen als VIG