ECLI:NL:RBROT:2021:1217

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 februari 2021
Publicatiedatum
17 februari 2021
Zaaknummer
10/270555-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot doodslag met een mes in Dordrecht

Op 15 februari 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van poging tot doodslag. De verdachte, geboren in [geboorteplaats verdachte], was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Dordrecht. De officier van justitie, mr. L. Verhoeven, eiste een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, voor de poging tot zware mishandeling. De rechtbank oordeelde dat de verdachte met een mes in het gezicht van de aangever had gestoken, wat een aanmerkelijke kans op dodelijk letsel met zich meebracht. De verdediging voerde aan dat er geen bewijs was voor de poging tot doodslag en dat de verdachte vrijgesproken moest worden. De rechtbank verwierp dit standpunt en oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de poging tot doodslag. De rechtbank overwoog dat de verdachte de confrontatie had opgezocht en dat er geen sprake was van een noodweersituatie. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De benadeelde partij, [naam slachtoffer], werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat de schade mede het gevolg was van zijn eigen gedragingen. De rechtbank baseerde haar beslissing op de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een eerder strafblad.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/270555-20
Datum uitspraak: 15 februari 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Dordrecht,
raadsvrouw mr. E.P.N. Pieterse, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 1 februari 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie, mr. L. Verhoeven, heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit, te weten poging tot zware mishandeling;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering(ten aanzien van het primair ten laste gelegde)
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte aangever met een mes in het gezicht heeft gestoken, wat moet worden aangemerkt als poging tot zware mishandeling. Door met een mes in het gezicht van aangever te steken, heeft de verdachte de aanmerkelijke kans aanvaard dat aangever zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Voor poging tot doodslag ontbreekt bewijs, omdat de steekverwonding in het gezicht van de aangever niet als potentieel dodelijk letsel kan worden geduid.
4.1.2.
Standpunt verdediging
Door de verdediging is aangevoerd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken. Over het ontstaan van het letsel/de aanval biedt geen van de getuigenverklaringen uitkomst. Niet vastgesteld kan worden hoe en wanneer het bij aangever geconstateerde letsel is ontstaan. Meerdere scenario’s zijn denkbaar. Voor zover de rechtbank meent dat steunbewijs aanwezig is voor één van de tenlastegelegde varianten dan meent de verdediging dat gezien de omstandigheden geen sprake is van een poging tot doodslag, omdat geen handelingen van de verdachte zijn aan te wijzen waaruit de gerichtheid op de dood is af te leiden. Ook niet in voorwaardelijke zin.
4.1.3.
Beoordeling
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte aangever met een mes in het gezicht heeft gestoken. Aangever en de verdachte hebben beiden verklaard dat er tussen hen een confrontatie was bij het Inloophuis De Hoop aan de Spuistraat te Dordrecht. De verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij met het (door de medeverdachte [naam medeverdachte] aangereikte) mes heeft staan zwaaien en er ook stekende bewegingen mee heeft gemaakt in de richting van aangever. Aangever heeft verklaard dat hij door verdachte in zijn lip is gestoken. Bij hem is ook een steekwond onder zijn lip van ca 1 cm breed, aangetroffen. Er zijn geen aanwijzingen dat het letsel van aangever door een andere handeling is toegebracht dan door een steek van de verdachte.
Door in een handgemeen met de aangever, waarbij zij, bewegend, dicht tegenover elkaar stonden, met een mes in de richting van aangevers hoofd/gezicht te steken, was er een aanmerkelijke kans op dodelijk letsel bij de aangever. Immers had de verdachte gemakkelijk vitale delen kunnen raken, zoals de halsslagaders of achter de ogen gelegen hersendelen.
Uit de uiterlijke verschijning van het handelen van de verdachte maakt de rechtbank voorts op dat de verdachte die aanmerkelijk kans bewust heeft aanvaard. Aldus heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan de primair ten laste gelegde poging tot doodslag.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 26 oktober 2020 te Dordrecht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [naam slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, die [naam slachtoffer] met een mes heeft gestoken:
- in de wang, althans het gezicht,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Noodweer
5.1.1.
Het standpunt van de verdediging
Door de verdediging is, voor het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, een beroep gedaan op noodweer. De verdediging heeft betoogd dat de verdachte daarom moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Aangevoerd is dat sprake is van een noodweersituatie, omdat verdachte – nadat hij door aangever werd aangevallen bij de bushalte – opnieuw door aangever werd aangevallen bij het inloophuis De Hoop. Tegen deze tweede ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding heeft verdachte zich moeten verdedigen.
5.1.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat geen sprake is van een noodweersituatie, omdat verdachte zelf de confrontatie heeft opgezocht. Er was geen sprake van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding.
5.1.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat een beroep op noodweer eerst kan slagen als sprake is van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding die noodzaakt tot verdediging.
Uit het dossier blijkt niet van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding jegens de verdachte, op het moment dat hij om het mes aan de medeverdachte [naam medeverdachte] vroeg en vervolgens gebruikte. Uit het dossier blijkt wel dat de verdachte aangever (na een eerdere confrontatie bij een bushokje) is achterna gelopen en dat hij de confrontatie bij het inloophuis De Hoop ook zelf heeft opgezocht, terwijl hij de ruimte had zich te onttrekken aan de situatie. De rechtbank stelt dan ook vast dat er geen sprake was van een noodweersituatie.
Het beroep op noodweer wordt verworpen.
Kwalificatie
Er is verder geen andere omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert het navolgende strafbare feit op:
Poging tot doodslag.

6..Strafbaarheid verdachte

Noodweerexces

Door de verdediging is een beroep gedaan op noodweerexces. Zoals hiervoor besproken, is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is geweest van een noodweersituatie. Het beroep op noodweerexces slaagt daarom evenmin.
Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dan ook strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag door het slachtoffer met een mes in het gezicht te steken. Door zijn handelen heeft de verdachte op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en hem pijn en ongemak bezorgd. Het incident vond bovendien plaats op de openbare weg, in het bijzijn van omstanders, wat ook onrust en gevoelens van onveiligheid bij hen teweeg heeft gebracht.
De rechtbank neemt ook in aanmerking dat de aangever de verdachte eerder heeft aangevallen en verwond. Dat neemt echter niet weg dat verdachte deze tweede confrontatie had moeten vermijden en een groot risico heeft genomen door de aangever met een mes te steken. Het had immers gemakkelijk veel erger af kunnen lopen. Dat valt de verdachte aan te rekenen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 20 januari 2021, waaruit blijkt dat de verdachte weliswaar eerder is veroordeeld voor geweldsfeiten maar die waren van geringere aard en zijn van al geruime tijd – ruim meer dan vijf jaar – geleden.
7.3.2.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 18 januari 2021. Verdachte heeft maar beperkt meegewerkt aan dit rapport en de reclassering geeft aan met de beschikbare informatie niet te kunnen adviseren of er interventies nodig zijn dan wel een meldplicht/toezicht nodig is.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Naast de hiervoor weergegeven omstandigheden heeft de rechtbank tevens acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
De rechtbank zal een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarde die hierna wordt genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alhoewel de rechtbank – anders dan de officier van justitie – uitgaat van een poging tot doodslag zal de rechtbank een gevangenisstraf opleggen die gelijk is aan de door de officier van justitie geëiste gevangenisstraf, echter met een groter voorwaardelijk deel.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Vordering benadeelde partij/ schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam slachtoffer] ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 2500 aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering voldoende is onderbouwd en het bedrag daarom volledig dient te worden toegewezen. Het toe te wijzen bedrag dient vermeerderd te worden met de wettelijke rente. Daarnaast vordert de officier van justitie oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.
Beoordeling
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, aangezien de schade mede het gevolg is van de gedragingen die zijn toe te rekenen aan de benadeelde partij en ook onvoldoende is onderbouwd. Nader onderzoek daarnaar levert een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
8.3.
Conclusie
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45, 287 van het Wetboek van Strafrecht.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 6 (zes) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
verklaart de benadeelde partij [naam slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.M.G. van de Kragt, voorzitter,
en mrs. W.J.M. Diekman en F.J. Koningsveld, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I. van Wuijckhuijse, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
De voorzitter, namens deze
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 26 oktober 2020 te Dordrecht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [naam slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, althans zware lichamelijk letsel toe te brengen, die [naam slachtoffer] met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, heeft gestoken:
- in de wang, althans het gezicht,
- in de hand,
in ieder geval in het lichaam,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 26 oktober 2020 te Dordrecht [naam slachtoffer] heeft mishandeld door:
die [naam slachtoffer] met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, te steken:
- in de wang, althans het gezicht,
- in de hand,
in ieder geval in het lichaam.