ECLI:NL:RBROT:2021:12153

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 november 2021
Publicatiedatum
10 december 2021
Zaaknummer
9283515 CV EXPL 21-20860
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming bedrijfsruimte wegens huurachterstand

In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 26 november 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een besloten vennootschap (eiseres) en een gedaagde die in persoon procedeerde. De eiseres vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de bedrijfsruimte vanwege een huurachterstand. De huurovereenkomst was voor bepaalde tijd aangegaan met een expiratiedatum van 31 oktober 2023. De gedaagde had een huurachterstand van meer dan negen maanden, wat de eiseres ertoe bracht om de huurovereenkomst te ontbinden. Tijdens de mondelinge behandeling op 26 oktober 2021 erkende de gedaagde de huurachterstand en voerde aan dat hij recht had op een tegemoetkoming voor vaste lasten vanwege de coronamaatregelen. De kantonrechter heeft de vordering van de eiseres tot betaling van de huurachterstand toegewezen, evenals de vordering tot ontruiming van de bedrijfsruimte binnen 14 dagen na betekening van het vonnis. De rechter heeft de gedaagde ook veroordeeld tot betaling van de huurachterstand en toekomstige huurtermijnen tot de ontruiming. De kantonrechter heeft de gedaagde in de proceskosten veroordeeld en de vordering tot machtiging voor ontruiming met behulp van de sterke arm afgewezen, aangezien de deurwaarder deze hulp zonder rechterlijke tussenkomst kan inroepen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9283515 CV EXPL 21-20860
uitspraak: 26 november 2021
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres],
t.h.o.d.n. [handelsnaam 1] en [handelsnaam 2],
gevestigd te [vestigingsplaats eiseres],
eiseres,
gemachtigde: gerechtsdeurwaarders [naam 1] en [naam 2] te Rotterdam,
tegen
[gedaagde],
v.h.o.d.n. [handelsnaam 3], thans h.o.d.n. [handelsnaam 4],
wonende en zaakdoende te [woonplaats gedaagde],
gedaagde,
die procedeert in persoon.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘[eiseres]’ en ‘[gedaagde]’.

1..Het verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
• de dagvaarding van 11 juni 2021, met producties;
• de aantekeningen van de griffier van het mondelinge antwoord van [gedaagde];
• het tussenvonnis van 5 juli 2021 waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
• een nadere productie van de zijde van [eiseres], overgelegd tijdens de mondelinge behandeling.
1.2
De mondelinge behandeling is gehouden op 26 oktober 2021. Van de zijde van eiseres is [naam 3] ter zitting verschenen, bijgestaan door [naam 1] namens de gemachtigde. Van de zijde van gedaagde partij is [gedaagde] ter zitting verschenen. Van het ter zitting verhandelde heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
1.3
De kantonrechter heeft de uitspraak van het vonnis bepaald op vandaag.

2..De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen, voor zover van belang, het volgende vast.
2.1
Partijen hebben een huurovereenkomst voor bepaalde tijd met expiratiedatum 31 oktober 2023 met elkaar gesloten inzake de bedrijfsruimte aan de [adres] (hierna: het gehuurde), uit hoofde waarvan [gedaagde] gehouden is de maandelijkse huur van laatstelijk € 1.227,32 bij vooruitbetaling op de eerste dag van de maand aan [eiseres] te voldoen.
2.2
In de betaling van de huur is een achterstand ontstaan.

3..Het geschil

3.1
[eiseres] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
  • de tussen partijen bestaande huurovereenkomst te ontbinden en [gedaagde] te veroordelen het gehuurde binnen 8 dagen na betekening van dit vonnis met al de zijnen/haren en al het zijne/hare te verlaten en te ontruimen en met afgifte van de sleutels ter vrije en algehele beschikking van [eiseres] te stellen;
  • met machtiging op [eiseres] om, indien [gedaagde] met de hiervoor genoemde ontruiming in gebreke mocht blijven, deze zelf op kosten van [gedaagde] te bewerkstelligen door een deurwaarder, zonodig met behulp van de sterke arm van politie en/of justitie;
  • [gedaagde] te veroordelen tot betaling van € 10.755,60, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 10.004,24 vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening, alsmede € 1.227,32 voor iedere maand, dat [gedaagde] het gehuurde vanaf juli 2021 nog in het bezit zal houden, een ingegane maand voor een volle gerekend;
  • [gedaagde] te veroordelen tot betaling van € 1.227,32 voor iedere maand, een ingegane maand voor een volle gerekend, vanaf de datum van ontruiming tot aan het tijdstip dat [eiseres] het gehuurde onder dezelfde omstandigheden aan een ander heeft verhuurd, echter ten hoogste tot 31 oktober 2023, zijnde de expiratiedatum;
  • [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente ingaande de 15e dag na de datum van dit vonnis.
3.2
[eiseres] legt - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - het volgende aan haar vordering ten grondslag. [gedaagde] is in gebreke gebleven met volledige nakoming van de op hem rustende uit de huurovereenkomst voortvloeiende verplichtingen door een huurachterstand te laten ontstaan. [eiseres] wil de huurovereenkomst daarom ontbinden en de bedrijfsruimte ontruimen. Naast het openstaande bedrag aan huurachterstand is [gedaagde] over dit bedrag wettelijke rente verschuldigd vanaf de dag van verzuim. [eiseres] maakt tevens aanspraak op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten en toekomstige schade.
3.3
[gedaagde] heeft de huurachterstand erkend en aangevoerd dat hij vanwege het coronavirus en de daarmee verband houdende maatregelen recht heeft op een tegemoetkoming voor vaste lasten (TVL).

4..De beoordeling

4.1
Tijdens de mondelinge behandeling hebben partijen overeenstemming bereikt over de hoogte van de door [gedaagde] te betalen huurachterstand berekend tot en met de maand oktober 2021, zijnde € 11.911,05. Dit deel van de vordering wordt daarom toegewezen.
4.2
De vordering tot betaling van een bedrag van € 1.227,32 per maand aan huur dan wel schadevergoeding tot de datum van ontruiming van het gehuurde, een ingegane maand voor een volle gerekend, wordt eveneens toegewezen vanaf de maand november 2021.
4.3
Met betrekking tot de vordering van [eiseres] tot betaling van de gemiste huuropbrengsten vanaf de ontruiming tot aan de einddatum van de huurovereenkomst, zijnde 31 oktober 2023, overweegt de kantonrechter als volgt. In beginsel kan [eiseres] aanspraak maken op de huurtermijnen tot de overeengekomen expiratiedatum van de huurovereenkomst. Op [eiseres] rust wel de verplichting om haar schade te beperken en dus waar mogelijk het gehuurde te verhuren aan een nieuwe huurder. Of de einddatum daadwerkelijk 31 oktober 2023 zal zijn, hangt af van het antwoord op de vraag of het [eiseres] voor die datum lukt een andere huurder voor het gehuurde te vinden. Of dit gebeurt en zo ja wanneer, is op dit moment niet duidelijk. Over de periode na de ontruiming is begroting van de schade op grond van de beschikbare gegevens derhalve niet mogelijk. Daarom zal de kantonrechter wat dit deel van de vordering betreft [gedaagde] veroordelen tot schadevergoeding op te maken bij staat.
4.4
Tegen de gevorderde wettelijke rente is geen verweer gevoerd. Dit deel van de vordering zal daarom worden toegewezen zoals onder de beslissing staat vermeld.
4.5
[eiseres] maakt tevens aanspraak op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Nu de overeenkomst een handelsovereenkomst betreft en [eiseres] voldoende heeft gesteld dat er buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht, dient voor de hoogte van de toewijsbare buitengerechtelijke incassokosten aansluiting gezocht te worden bij het in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten bepaalde tarief. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen.
4.6
Als de huurder zijn verplichting om tijdig de huur betalen niet nakomt, mag de verhuurder de rechter vragen om de huurovereenkomst te ontbinden (artikel 6:265 BW). De rechter wijst deze vordering in beginsel toe als de huurachterstand ernstig genoeg is om de huurovereenkomst te beëindigen. Daarbij wordt met betrekking tot bedrijfsruimtes als uitgangspunt genomen dat een huurachterstand van meer dan 2 maanden ontbinding rechtvaardigt. Tussen partijen is niet in geschil dat de huurachterstand ruim 9 maanden bedraagt. Deze omstandigheden rechtvaardigen de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde. Voorts heeft [gedaagde] tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat hij zich neerlegt bij de gevorderde ontbinding en ontruiming. Ook dit deel van de vordering zal daarom worden toegewezen, met dien verstande dat de ontruimingstermijn op 14 dagen na de betekening van dit vonnis zal worden gesteld.
4.7
De gevorderde machtiging om de ontruiming desnoods met behulp van de sterke arm te doen uitvoeren wordt afgewezen. Immers, op grond van de artikel 556 lid 1 en 557 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kan de deurwaarder zonder rechterlijke tussenkomst de hulp van de sterke arm inroepen, waarbij de kosten ingevolge het Besluit tarieven ambtshandelingen voor rekening van [gedaagde] komen.
4.8
[gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.

5..De beslissing

De kantonrechter
:
ontbindt de bovengenoemde huurovereenkomst tussen partijen;
veroordeelt [gedaagde] om binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis de bedrijfsruimte gelegen aan de [adres] met al de zijnen/haren en al het zijne/hare te verlaten en te ontruimen en met afgifte van de sleutels ter vrije en algehele beschikking van [eiseres] te stellen;
veroordeelt [gedaagde] aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 12.662,41, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over het saldo dat vanaf de dag van dagvaarding aan betalingsachterstand, exclusief kosten, telkens, na elke credit- en debetmutatie, heeft uitgestaan, tot aan de dag van algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen € 1.227,32 per maand met ingang van de maand november 2021 tot en met de maand waarin de ontruiming plaatsvindt, een ingegane maand voor een volle gerekend;
veroordeelt [gedaagde] tot vergoeding van schade bestaande uit door [eiseres] gederfde huurinkomsten over de periode nadat de ontruiming heeft plaatsgevonden tot aan het moment dat [eiseres] de bedrijfsruimte gelegen aan de [adres] aan een ander heeft verhuurd, echter ten laatste tot 31 oktober 2023, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiseres] vastgesteld op € 507,- aan griffierecht, € 92,47 aan dagvaardingskosten en € 746,- aan salaris voor de gemachtigde, te vermeerderen met de wettelijke rente ingaande de 15e dag na de betekening van dit vonnis tot aan de dag van algehele voldoening;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. Aukema-Hartog en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
43416