ECLI:NL:RBROT:2021:1215

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 februari 2021
Publicatiedatum
17 februari 2021
Zaaknummer
10/270546-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot doodslag met mes

Op 15 februari 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die op 26 oktober 2020 in Dordrecht een andere persoon met een mes in de borst heeft gestoken. De verdachte was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd en werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. B. Kizilocak. De officier van justitie, mr. L. Verhoeven, had gevorderd tot vrijspraak voor twee van de drie ten laste gelegde feiten, maar eiste wel een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de aangever met een mes in de borst heeft gestoken, wat volgens de rechtbank een poging tot doodslag oplevert. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een aanmerkelijke kans op dodelijk letsel, gezien de locatie van de steekwond. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de andere ten laste gelegde feiten, omdat deze niet wettig en overtuigend bewezen konden worden.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een eerder strafblad voor geweldsfeiten. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, met de voorzitter en twee andere rechters.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/270546-20
Datum uitspraak: 15 februari 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Krimpen aan den IJssel, HvB,
raadsman mr. B. Kizilocak, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 1 februari 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie, mr. L. Verhoeven, heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 2 en 3 primair ten laste gelegde feit;
  • bewezenverklaring van het onder 1 (impliciet subsidiair) ten laste gelegde feit, te weten poging tot zware mishandeling;
  • bewezenverklaring van het onder 3 subsidiair ten laste gelegde feit;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering feit 2 en 3 primair
De rechtbank is van oordeel dat de onder 2 en 3 primair ten laste gelegde feiten niet wettig en overtuigend zijn bewezen. De officier van justitie en de verdediging hebben ook dat standpunt ingenomen. Daarom zal de verdachte daarvan zonder nadere motivering worden vrijgesproken.
4.2.
Vrijspraak feit 3 subsidiair
4.2.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 3 subsidiair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen verklaard. Het gooien van straatklinkers door de verdachte levert volgens de officier van justitie een bedreiging op.
4.2.2.
Beoordeling
De verdachte heeft op enig moment met één of meer stenen gegooid. Op grond van het dossier kan echter niet voldoende worden vastgesteld omtrent de positie van de verdachte ten opzichte van de aangever, over de afstand tussen hen en de overige omstandigheden op dat moment. Zodoende kan niet worden vastgesteld dat sprake was van een bedreiging. De verdachte zal dan ook van dit feit worden vrijgesproken.
4.2.3.
Conclusie
Het onder 3 subsidiair ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt ook daarvan vrijgesproken.
4.3.
Bewijswaardering feit 1 primair
4.3.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de aangever met een mes in de borst heeft gestoken. Volgens de officier moet dat worden aangemerkt als poging tot zware mishandeling. Volgens de officier van justitie is dit geen poging tot doodslag, omdat de steekverwonding in de borststreek van de aangever niet als potentieel dodelijk letsel kan worden geduid.
4.3.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte van het onder 1 ten laste gelegde feit dient te worden vrijgesproken. De verklaring van de aangever dat de verdachte hem in zijn borst heeft gestoken vindt geen steun in het dossier. Dat verhaal komt ook ongeloofwaardig over en het zou zomaar kunnen zijn dat de aangever zichzelf verwond heeft. Verder stelt de verdediging zich op het standpunt dat er gelet op het relatief beperkte letsel van de aangever geen sprake was van een aanmerkelijke kans op overlijden of zwaar lichamelijk letsel.
4.3.3.
Beoordeling
Feiten en omstandigheden
[naam medeverdachte 1] heeft in zijn aangifte verklaard dat hij op 26 oktober 2020 met [naam medeverdachte 2] in de richting van de stad liep. Ter hoogte van een bushalte kwam de verdachte op hem aflopen. De verdachte stak hem met een mes in de borst en in zijn hand. Aangever had pijn in zijn borst en zag dat er bloed naar beneden liep over zijn borst.
Volgens de forensisch arts was er sprake van een horizontale wond onder de linker tepelhof, met scherpe wondranden van ca. 4 cm. Volgens hem was de diepte niet te bepalen en kon de wond goed door een scherp voorwerp zijn toegebracht.
Bij forensisch onderzoek aan de jas van de aangever is geconstateerd dat aan de linkerzijde, ter hoogte van de borst, aan de buiten- en binnenzijde een beschadiging zat, vermoedelijk veroorzaakt door een scherp voorwerp. In de trui werd op dezelfde plek ook een beschadiging aangetroffen.
De getuige [naam getuige] heeft verklaard dat hij op 26 oktober 2020 twee mannen zag lopen, dat een andere man kwam aangefietst, die zijn fiets op de standaard zette en direct op één van de twee mannen afvloog. De man begon volgens de getuige gelijk vol op de ander in te slaan en te trappen. Omdat deze man bleef doorgaan met slaan, ging de andere man volgens de getuige terug vechten. Nadat het vechten gestopt was, zag de getuige dat de man, die volop geslagen was, zijn jas omhoog deed en naar zijn buik keek.
Overwegingen
Op grond van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat de verdachte de aangever met een mes in zijn borst heeft gestoken.
Dit levert naar het oordeel van de rechtbank een poging doodslag op. Door de aangever in de borst – waar zich vitale organen als longen en hart bevinden – te steken, was er een aanmerkelijk kans op dodelijk letsel. Uit de uiterlijke verschijning van het handelen van de verdachte maakt de rechtbank voorts op dat de verdachte die aanmerkelijke kans bewust heeft aanvaard.
De verdachte heeft zich aldus schuldig gemaakt aan de primair ten laste gelegde poging tot doodslag.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 26 oktober 2020 te Dordrecht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [naam medeverdachte 1] opzettelijk van het leven te beroven die [naam medeverdachte 1] met een mes heeft gestoken:
- in de borst,
- in de rechterhand,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
Poging tot doodslag.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag door het slachtoffer met een mes in de borst te steken. Door zijn handelen heeft de verdachte op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en hem pijn en ongemak bezorgd. Dit gebeurde bovendien op de openbare weg, wat ook onrust en gevoelens van onveiligheid teweeg brengt bij omstanders. Dat valt de verdachte aan te rekenen.
Hij heeft verklaard dat hij al langer last heeft van de aangever, na een eerdere ruzie. Uit het dossier in deze zaak volgt evenwel dat de verdachte de aanstichter was van het geweld en de aangever zelf heeft opgezocht.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 20 januari 2021, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor geweldsfeiten, ook ernstige.
7.3.2.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 22 januari 2021. Dit rapport houdt – voor zover van belang – het volgende in. De reclassering kan met de beschikbare informatie niet adviseren of er interventies nodig zijn dan wel een toezicht nodig is en adviseert bij een veroordeling, naast een eventuele gevangenisstraf, een taakstraf op te leggen.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De eis van de officier van justitie is passend, gezien de straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De verdediging heeft verzocht geen straf op te leggen die verdere vrijheidsbeneming met zich meebrengt. Hiervoor bestaat echter geen aanleiding gelet op de ernst van het feit.
De rechtbank zal een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarde die hierna wordt genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45, 287 van het Wetboek van Strafrecht.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.. Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 15 (vijftien) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 5 (vijf) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.M.G. van de Kragt, voorzitter,
en mrs. W.J.M. Diekman en F.J. Koningsveld, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I. van Wuijckhuijse, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
De voorzitter, namens deze
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 26 oktober 2020 te Dordrecht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [naam medeverdachte 1] opzettelijk van het leven te beroven, althans zware lichamelijk letsel toe te brengen, die [naam medeverdachte 1] met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, heeft gestoken:
- in de borst, althans de romp,
- in de (rechter)hand,
in ieder geval in het lichaam,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 26 oktober 2020 te Dordrecht [naam medeverdachte 1] heeft mishandeld door:
die [naam medeverdachte 1] met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, te steken:
- in de borst, althans de romp,
- in de (rechter)hand,
in ieder geval in het lichaam,
terwijl dat pijn/en of letsel heeft veroorzaakt;
2.
hij op of omstreeks 26 oktober 2020 te Dordrecht [naam medeverdachte 1] meerdere malen, althans één maal, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [naam medeverdachte 1] , meerdere malen, althans één maal, dreigend de woorden toe te voegen "Ik ga jou (dood) steken", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij op of omstreeks 26 oktober 2020 te Dordrecht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [naam medeverdachte 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
meerdere malen, althans één maal, (een) straatklinker(s), in de richting van die [naam medeverdachte 1] te gooien, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 26 oktober 2020 te Dordrecht [naam medeverdachte 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door meerdere malen, althans één maal, (een) straatklinker(s), in de richting van die [naam medeverdachte 1] te gooien.