Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
2.De feiten
3.Het standpunt van verzoekster
4.Het standpunt van [A 3]
5.De beoordeling
Waar verzoekster aanvankelijk had gesteld dat opheffing van het beslag noodzakelijk was om het rekening-courant krediet te verkrijgen bij de [B] (waarmee zij een deel van haar lopende verplichtingen kon voldoen tijdens het WHOA-traject), heeft zij ter zitting verklaard dat dit krediet beschikbaar zal komen, ongeacht of het derdenbeslag onder de [B] wordt opgeheven, zij het dat dit krediet zal worden verlaagd met het bedrag van het derdenbeslag van €81.492,01.
Daarnaast blijkt uit de door verzoekster bij het memorandum overgelegde liquiditeitsprognose dat zij tot en met maart 2022 - met gebruikmaking van het (verlaagde) rekening-courant krediet - haar lopende verplichtingen kan voldoen. Daaruit blijkt tevens dat er kredietruimte overblijft om onverwachte tegenvallers in die periode op te vangen. Verzoekster heeft dus onvoldoende aannemelijk gemaakt dat het beslagen bedrag van €81.492,01 noodzakelijk is om onverwachte tegenvallers in die periode op te vangen.
De rechtbank heeft hierbij betrokken de ter zitting genoemde bereidheid van aan verzoekster gelieerde vennootschappen om, mocht dit toch noodzakelijk blijken, zo nodig met additionele middelen gedurende de voorbereiding van het WHOA-akkoord bij te springen.